Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw N. Hollander, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlener).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die te maken heeft met vijftien concurrente schuldeisers. Verzoekster heeft op 19 oktober 2023 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarbij zij een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 0,001% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Tijdens de zitting op 11 januari 2024 is gebleken dat de weigerende schuldeiser, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat veertien van de vijftien schuldeisers instemden met de regeling, terwijl één schuldeiser, met een vordering van € 2.256,80, weigerde in te stemmen.
De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers afgewogen en geconcludeerd dat de aangeboden regeling, die is getoetst door de Kredietbank Rotterdam, goed gedocumenteerd en controleerbaar is. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek wil oplossen vanuit een stabiele situatie, zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en de weigerende schuldeiser bevolen in te stemmen met de schuldregeling, die op 1 februari 2024 van start gaat. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat deze regeling minder gunstig zou zijn voor de schuldeisers. De kosten van de procedure zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, waardoor verzoekster kan voortgaan met het betalen van haar schulden.