ECLI:NL:RBROT:2024:4084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
10/327288-23, 10/325296-23, 10/277077-23, 10/259417-23 en 10/260118-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal van auto met valse sleutel; veroordeling voor mishandeling en vernielingen

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van een auto met een valse sleutel, mishandeling van zijn (ex-)partner en vernielingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van de auto, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de auto zonder toestemming van de eigenaar had meegenomen. De verdachte had verklaard dat hij de auto met toestemming van de eigenaar had meegenomen, en deze verklaring werd niet weerlegd door het bewijs in het dossier.

De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan de andere ten laste gelegde feiten. Hij werd veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, mishandeling van zijn (ex-)partner en het beschadigen van haar voordeur. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 250 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte geen respect had getoond voor de persoonlijke levenssfeer van zijn (ex-)partner.

Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij toegewezen voor materiële schade, maar de vordering voor immateriële schade werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank benadrukte het belang van reclasseringstoezicht en de noodzaak van behandeling voor de verdachte om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/327288-23, 10/325296-23, 10/277077-23, 10/259417-23 en 10/260118-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 30 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (Joegoslavië) op [geboortedatum 1] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats 1] (Kosovo),
verblijvende op het adres:
[verblijfadres] , [postcode] te [verblijfplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , Huis van Bewaring,
raadsvrouw mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de afzonderlijke dagvaardingen onder respectievelijk de parketnummers 10/327288-23, 10/325296-23, 10/277077-23, 10/259417-23 en 10/260118-23. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 251 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) in het over de verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 10 april 2024, waarbij het geadviseerde locatieverbod zou moeten gelden voor de gehele stad Dordrecht;
  • de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering direct uitvoerbaar te verklaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak diefstal van de auto (parketnummer 10/327288-23 (feit 3))
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de diefstal van de auto door middel van een valse sleutel bewezen kan worden op basis van de aangifte, de getuigen-verklaring van de moeder van aangeefster en het proces-verbaal van bevindingen. Daaruit blijkt dat de verdachte is aangehouden bij zijn moeder thuis. Daar is ook de auto van aangeefster aangetroffen. De autosleutel is toen bij de verdachte aangetroffen. De verklaring van de verdachte dat de autosleutel in zijn jas zat omdat de moeder van aangeefster deze jas vanaf het balkon naar beneden had gegooid en dat hij de auto dus met toestemming van aangeefster had meegenomen, acht de officier van justitie in het licht van alle bevindingen en verklaringen van de aangeefster en haar moeder ongeloofwaarding.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte de auto van aangeefster op 7 december 2023 heeft meegenomen en daarmee naar het huis van zijn moeder in Rotterdam is gereden. De verdachte heeft – ook ter terechtzitting – verklaard dat hij de auto met toestemming van aangeefster mocht meenemen naar zijn moeder en dat hij de autosleutel van aangeefster had gekregen, omdat zij had aangegeven dat zij rust nodig had en hij toen niet bij haar in huis mocht blijven.
De rechtbank is van oordeel dat de lezing van de verdachte niet wordt weerlegd door de bewijsmiddelen in het dossier. De verdachte heeft verklaard dat hij van de aangeefster met de auto naar zijn moeder mocht gaan. Daar hebben de verbalisanten hem ook – met de autosleutel en de auto – aangetroffen. Gelet daarop kan de rechtbank op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte op 7 december 2023 de autosleutel zonder toestemming van aangeefster heeft gebruikt. De conclusie is dat de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen niet de vereiste overtuiging heeft verkregen dat de verdachte de aan hem ten laste gelegde diefstal van de auto door middel van een valse sleutel heeft begaan. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/327288-23 (diefstal van de auto) is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing (parketnummers 10/327288-23 (feit 1), 10/325296-23 (feit 1) en 10/277077-23) en vernielingen (parketnummer 10/259417-23 (feiten 1 en 2))
Het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/327288-23, het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/325296-23 en het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 10/277077-23 en 10/259417-23 is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering overige feiten (beschadiging van de voordeur (parketnummer 10/327288-23 (feit 2) en mishandelingen (parketnummer 10/325296-23 (feit 2) en parketnummer 10/260118-23))
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 ten laste gelegde vernieling van de voordeur in de zaak met parketnummer 10/327288-23. Onduidelijk is wat de staat van de deur was vóór 7 december 2023. De verdachte heeft verklaard dat de deur al stuk was en dat hij daarom altijd ‘op de knip’ dicht moest worden gedaan. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om (voorwaardelijk) opzet op het vernielen van de voordeur vast te kunnen stellen.
De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde mishandeling in de zaak met parketnummer 10/325296-23. [slachtoffer] (hierna: de (ex-)partner van de verdachte) heeft voor dit feit in eerste instantie geen aangifte gedaan. Ook heeft zij niet gezegd dat de verdachte haar heeft mishandeld. Zij zou tegen de verbalisant hebben gezegd dat de verdachte haar bij haar gezicht en nek heeft gepakt en de verbalisanten hebben genoteerd dat zij letsel hebben waargenomen. De verdachte heeft over het bloed aan de piercing verklaard dat dit is ontstaan toen zijn partner met haar trui achter haar piercing bleef hangen. Er is onvoldoende bewijs om van mishandeling te kunnen spreken. Subsidiair ontbreekt de overtuiging dat de verdachte zijn partner zou hebben mishandeld. Er is onvoldoende informatie beschikbaar in de dossiers over wat er precies is gebeurd en hoe de verdachte haar dan zou hebben mishandeld.
Verder is door de verdediging vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling in de zaak met parketnummer 10/260118-23 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte ontkent aangeefster te hebben mishandeld. Het geconstateerde letsel in het dossier past niet bij de verklaring van aangeefster, zeker niet als het slaan drie dagen ervoor zou zijn gebeurd. De vraag rijst of de plekken door de verdachte zijn gekomen of door iets anders. Subsidiair – indien de mishandeling kan worden bewezen – dient een partiële vrijspraak te volgen voor de ten laste gelegde periode. De aangeefster deed op 5 oktober 2023 aangifte en heeft daarbij verklaard dat de verdachte haar drie dagen geleden zou hebben geslagen. Op basis van het dossier staat daarmee alleen de pleegdatum van 2 oktober 2023 vast.
4.3.2.
Beoordeling door de rechtbank
Beschadiging van de voordeur (parketnummer 10/327288-23 (feit 2))
De aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat zij een harde klap hoorde vanaf de voordeur en later zag dat de voordeur kapot was: het slot was afgebroken. De verbalisant die ter plaatse kwam heeft in het proces-verbaal opgeschreven dat hij zag dat de dagschoot uit het slot van de voordeur van de woning volledig was afgebroken en dat deze op de grond lag. Verder zag hij dat de deur niet meer afsloot. In het dossier bevinden zich foto’s van de schade aan het slot van de voordeur en de afgebroken dagschoot. De verdachte heeft – ook ter terechtzitting – bekend dat de deur kapot is gegaan toen hij deze hard dichtgooide. Hij heeft daarover zelfs verklaard dat hij wist dat het stuk dat normaal in het kozijn gaat, eruit is gevallen – doordat hij de deur zo hard had dichtgegooid – en dat hij het kapot maken van de deur voor zijn rekening neemt. De verklaring van de aangeefster en de verklaring van de verdachte worden ondersteund door de waarneming van de verbalisant dat de dagschoot uit het slot was afgebroken en de foto’s die zich in het dossier bevinden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat de verdachte door het hard dichtgooien van de voordeur bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die deur op zijn minst beschadigd zou raken. De rechtbank is van oordeel dat het dan ook niet anders kan zijn dan dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het beschadigen van de voordeur. Het verweer wordt daarom verworpen.
Mishandeling (parketnummer 10/325296-23 (feit 2))
Vast staat dat de verdachte op 5 december 2023 in de woning van zijn (ex-)partner aanwezig is geweest. Ter plaatse heeft de (ex-)partner van de verdachte tegen de verbalisanten verteld dat er iets was voorgevallen op de galerij, waarbij werd geschreeuwd. De verdachte heeft haar vervolgens in haar woning bij haar gezicht en nek gepakt. Zij verklaarde dat ze op dat moment geen aangifte kon doen omdat ze daar emotioneel niet toe in staat was. Twee dagen later heeft ze aangifte gedaan van de mishandeling en daarbij verklaard dat de linkerkant van haar gezicht nog steeds pijn doet. De verklaringen van de (ex-)partner van de verdachte (hierna ook: aangeefster) worden ondersteund door de bevindingen van de politie ter plaatse kort na het incident: aangeefster werd geëmotioneerd aangetroffen en gezien werd dat zij een rode plek van ongeveer één centimeter op de bovenzijde van haar borst en een rode plek van ongeveer één centimeter op haar hals had en dat er rondom de piercing op de linkerzijde van haar gezicht – ter hoogte van haar jukbeen – bloed zat. In het dossier bevinden zich ook foto’s van het letsel van aangeefster. Daarnaast worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] , de buurman van de verdachte en aangeefster. Hij heeft verklaard dat hij de verdachte hoorde schreeuwen op de galerij; hij zag dat de verdachte agressief was en dat de aangeefster tegen hem zei “Stuur de politie gelijk door naar mij want ik ontvang zo de klappen van [voornaam verdachte] ”. Nadat de politie ter plaatse was gekomen, heeft de getuige gezien dat aangeefster onder het bloed zat en een afdruk had bij haar keel. De rechtbank acht het, gelet op al deze bewijsmiddelen, niet aannemelijk dat aangeefster het letsel heeft opgelopen doordat haar trui achter haar piercing bleef hangen zoals door de verdachte is betoogd. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de bewijsmiddelen er juist op dat de verdachte aangeefster heeft mishandeld. De verklaring van de verdachte wordt als ongeloofwaardig ter zijde geschoven en vindt geen steun in het dossier. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Mishandeling (parketnummer 10/260118-23)
Het verweer van de verdediging dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat de verdachte aangeefster zou hebben mishandeld, subsidiair dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde periode, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen, die in bijlage II is opgenomen. De aangeefster heeft in haar aangifte op 5 oktober 2023 verklaard dat zij drie dagen daarvóór door de verdachte was geslagen en dat zij daardoor een blauwe plek aan de rechterzijde van haar gezicht naast haar oog had. Eén van de verbalisanten die ter plaatse kwam bij de woning heeft in het proces-verbaal opgeschreven dat zij van haar collega – de hoofdagent – hoorde dat zij rechts op het gezicht van aangeefster tussen haar rechteroor en rechteroog een blauwe plek zag. De verbalisant hoorde dat de aangeefster vervolgens verklaarde dat dat klopte en dat heel haar lichaam pijn deed. In het dossier bevindt zich ook een foto van het letsel van aangeefster. De verdachte heeft bij zijn eerste politieverhoor verklaard dat hij aangeefster tweemaal heeft geslagen met een platte hand. Op de terechtzitting heeft de verdachte hierover desgevraagd verklaard dat hij dat wel eens deze keer zou kunnen hebben gedaan. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 5 oktober 2023 de aangeefster heeft mishandeld door haar tegen haar gezicht te slaan. Het verweer wordt verworpen.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/327288-23 (beschadiging van de voordeur), het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/325296-23 (mishandeling) en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/260118-23 (mishandeling) heeft begaan, zoals hierna opgenomen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/327288-23, het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/325296-23 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/260118-23 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/327288-23, het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/325296-23 en het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 10/277077-23 en 10/259417-23 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/327288-23
1.
hij op 7 december 2023 te Dordrecht opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 8 oktober 2023, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Rotterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich niet zal ophouden in Dordrecht en zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] , door:
- zich op te houden bij de woning van die [slachtoffer] en
- via het balkon naar boven te klimmen en
- zich toegang te verschaffen tot de woning van die [slachtoffer] ;
2.
hij op 7 december 2023 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk de voordeur, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde heeft beschadigd;
Parketnummer 10/325296-23
1.
hij in de periode van 5 december 2023 tot en met 6 december 2023 te Dordrecht, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 8 oktober 2023, gegeven door de officier van justitie te Rotterdam, kort weergegeven (onder meer) inhoudende dat hij, verdachte, op geen enkele wijze, noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) contact mag leggen met [slachtoffer] en zich niet mag ophouden in Dordrecht, welk contactverbod en locatieverbod hij heeft overtreden door naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en (aldaar) te verblijven;
2.
hij op 5 december 2023 te Dordrecht, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij het gezicht en bij de borst te pakken;
Parketnummer 10/277077-23
hij op 22 oktober 2023 te Dordrecht, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 8 oktober 2023, gegeven door de officier van justitie te Rotterdam, door zich te bevinden in Dordrecht en contact te hebben met [slachtoffer] ;
Parketnummer 10/259417-23
1.
hij op 5 oktober 2023 te Dordrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit, die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft vernield;
2.
hij op 5 oktober 2023 te Dordrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een autospiegel, die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft vernield;
Parketnummer 10/260118-23
hij in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 5 oktober 2023 te Dordrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- haar tegen haar gezicht te slaan .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/327288-23
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Parketnummer 10/325296-23
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
feit 2:
mishandeling;
Parketnummer 10/277077-23
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
Parketnummer 10/259417-23
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Parketnummer 10/260118-23
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer twee maanden schuldig gemaakt aan twee mishandelingen van zijn (ex-)partner in haar eigen woning, de beschadiging van de voordeur van haar woning, de vernieling van haar autoruit en de vernieling van de autospiegel van haar tante. De verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van zijn (ex-)partner op ernstige wijze aangetast. De omstandigheid dat het slachtoffer de (ex-)partner van de verdachte is, maakt deze feiten des te kwalijker. Daarnaast heeft de verdachte door zo te handelen geen respect getoond voor andermans eigendommen. Vernielingen en beschadiging zijn hinderlijke feiten die voor de slachtoffers overlast en schade opleveren. De verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden. De rechtbank rekent dat de verdachte zwaar aan.
Tot slot is de verdachte in de genoemde periode meermalen naar Dordrecht – waaronder ook naar de woning van zijn (ex-)partner – gegaan en heeft hij contact met haar gezocht, terwijl hij wist dat hij daar niet mocht komen en geen contact met haar mocht opnemen. Aan hem was een gedragsaanwijzing opgelegd om de overlast die hij zijn (ex-)partner bezorgde te doen stoppen. Verdachte heeft zich hiervan niets aangetrokken en toont hiermee aan geen respect te hebben voor de persoonlijke levenssfeer van zijn (ex-)partner en voor aanwijzingen die hem door het bevoegd gezag zijn opgelegd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft in de zaak met parketnummer 10/325296-23 een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 april 2024. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling wordt door de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een contactverbod, een locatieverbod (zonder elektronische monitoring), meewerken aan middelencontrole en andere voorwaarden het gedrag betreffende, te weten het geven van toestemming om contact te onderhouden met de (ex-)partner van de verdachte, de medewerkers van het Sociale Wijkteam Wielwijk/Crabbehof te Dordrecht, de zus van de verdachte en Jeugdbescherming, laatstgenoemde enkel indien deze in de toekomst in beeld komt. Daarbij wordt reclasseringstoezicht geadviseerd.
Reclassering Nederland heeft eerder een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 januari 2024, net als de psycholoog drs. [psycholoog] op 27 februari 2024.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages en heeft deze ook ter zitting met de verdachte besproken. De verdachte heeft toegezegd zich aan alle genoemde voorwaarden te zullen houden, maar hij heeft daarbij verzocht het locatie- en contactverbod niet op te leggen omdat hij graag de relatie met zijn (ex-)partner wil voortzetten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Dit maakt dat aan de verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur zal worden opgelegd.
De rechtbank ziet – met de reclassering, de officier van justitie en de verdediging – het belang van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met oplegging van de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er – gelet op de bewezen verklaarde mishandelingen – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Het gaat daarbij om een meldplicht, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan middelencontrole, andere voorwaarden het gedrag betreffende, te weten het geven van toestemming om contact te onderhouden met de (ex-)partner van de verdachte, de medewerkers van het Sociale Wijkteam Wielwijk/Crabbehof te Dordrecht, de zus van de verdachte en Jeugdbescherming (laatstgenoemde enkel indien deze in de toekomst in beeld komt).
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/259417-23. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 113,39 ter zake van materiële schade (schade aan de auto) en een bedrag van € 17.500,- ter zake van immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schadevergoeding kan worden toegewezen. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat het bedrag aan immateriële schade onvoldoende is onderbouwd en heeft zij de rechtbank verzocht een lager bedrag naar maatstaven van billijkheid vast te stellen. Daarbij heeft zij verzocht het totale toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft de vordering ten aanzien van de materiële schade niet betwist. De verdachte heeft ook aangegeven deze schade te willen betalen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht de vordering voor wat betreft de immateriële schade af te wijzen dan wel de benadeelde partij voor dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat een onderbouwing van die schade en het causaal verband met het feit ontbreekt.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank zal de gevorderde schadeposten afzonderlijk behandelen.
Materiële schade
Door het bewezen verklaarde strafbare feit is rechtstreeks materiële schade toegebracht aan de benadeelde partij. Deze schade heeft de verdachte niet weersproken. De rechtbank zal dan ook aan materiële schade een bedrag van € 113,39 toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. Gelet daarop kan niet worden vastgesteld dat er schade is en dat die rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal daarom de vordering ten aanzien van de immateriële schade afwijzen.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 113,39, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 57, 63, 184a, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/327288-23 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten onder parketnummer 10/327288-23 en de onder parketnummers 10/325296-23, 10/277077-23, 10/259417-23 en 10/260118-23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 250 (tweehonderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 100 (honderd) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich, gedurende de proeftijd, zodra hij hiervoor wordt uitgenodigd, melden bij Reclassering Nederland, op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering, waaronder het meewerken aan huisbezoeken;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van forensische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, ten aanzien van zijn middelengebruik. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, ook als dit inhoudt het laten verrichten van een persoonlijkheidsonderzoek en/of een IQ-test. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie, stabilisatie en observatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich – na goedkeuring door de rechter – laten opnemen in een zorginstelling voor de duur van zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling die opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
De veroordeelde zal zich eveneens laten behandelen voor zijn agressieregulatie, denkwijze, houding en gedrag door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd meewerken aan urineonderzoek naar het gebruik van middelen, zo vaak als de reclassering dat nodig vindt;
4. de veroordeelde zal toestemming geven aan de reclassering om, gedurende de proeftijd en indien de reclassering dat nodig vindt, contact te onderhouden met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1989 te [geboorteplaats 2] ), de medewerkers van het Sociale Wijkteam Wielwijk/Crabbehof te Dordrecht, de zus van de veroordeelde en de Jeugdbescherming;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1, 2, 3 en 4 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 113,39 (zegge: honderddertien euro en negenendertig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 113,39(hoofdsom,
zegge: honderddertien euro en negenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 113,39 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
2 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mr. I. Bouter en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/327288-23
1.
hij op of omstreeks 7 december 2023 te Dordrecht, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 8 oktober 2023, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Rotterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich niet zal ophouden in Dordrecht en/of zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] , door gedraging:
- zich op te houden bij de woning van die [slachtoffer] en/of
- via het balkon naar boven te klimmen en/of
- zich toegang te verschaffen tot de woning van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 7 december 2023 te Dordrecht, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk de voordeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaak;
3.
hij op of omstreeks 7 december 2023 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans in Nederland, een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel, door de autosleutel zonder toestemming van de rechthebbende te gebruiken;
Parketnummer 10/325296-23
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2023 tot en met 6 december 2023 te Dordrecht, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 8 oktober 2023, gegeven door de officier van justitie te Rotterdam, kort weergegeven (onder meer) inhoudende dat hij, verdachte, op geen enkele wijze, noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) contact mag leggen met [slachtoffer] en/of zich niet mag ophouden in Dordrecht, welk contactverbod en/of locatieverbod hij heeft overtreden door naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en/of (aldaar) te verblijven;
2.
hij op of omstreeks 5 december 2023 te Dordrecht, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) in/bij het gezicht en/of bij de borst, althans bij het lichaam, te pakken;
Parketnummer 10/277077-23
hij op of omstreeks 22 oktober 2023 te Dordrecht, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 8 oktober 2023, gegeven door de officier van justitie te Rotterdam, door zich te bevinden in Dordrecht en/of contact te hebben met [slachtoffer] ;
Parketnummer 10/259417-23
1.
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te Dordrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te Dordrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een autospiegel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 10/260118-23
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 5 oktober 2023 te Dordrecht, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- haar tegen haar gezicht en/of benen, althans lichaam, te slaan en/of
- haar tegen de salontafel aan te drukken.