In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een schuldeiser om in te stemmen met een door de verzoekster aangeboden schuldregeling. De verzoekster, die te maken heeft met zes schuldeisers, heeft een regeling aangeboden waarbij zij 34,41% aan de preferente schuldeisers en 17,21% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De schuldeiser die weigerde in te stemmen, had een vordering van € 1.278,65, wat 37,5% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft vastgesteld dat vijf van de zes schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, en dat het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst is door de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoekster en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en de weigerende schuldeiser veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat voor de schuldeisers oplevert dan de wettelijke regeling.