ECLI:NL:RBROT:2024:4066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
10/334848-23 / vordering TUL VV: 10/019373-22 en 10/117097-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een werkstraf in jeugdstrafrecht na openlijke geweldpleging

Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die betrokken was bij openlijke geweldpleging op 17 december 2023 te Rotterdam. De verdachte was aanwezig bij een vechtpartij op de Coolsingel, waarbij een slachtoffer letsel opliep. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 13 dagen, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet had bijgedragen aan het geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij aanvankelijk probeerde te sussen, uiteindelijk een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een werkstraf op die gelijk is aan de duur van het voorarrest, in plaats van de geëiste jeugddetentie. De rechtbank weigerde ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen, gezien de geringe rol van de verdachte in het bewezen verklaarde feit en zijn positieve ontwikkeling in de afgelopen periode.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/334848-23
Parketnummers vordering TUL VV: 10/019373-22 en 10/117097-21
Datum uitspraak: 11 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 28 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 13 dagen met aftrek van het voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte geweld tegen de aangever heeft gebruikt. Het niet distantiëren van een groep betekent nog niet dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte heeft juist geprobeerd de boel te sussen. Op de camerabeelden is weliswaar te zien dat de verdachte een beweging maakt met zijn arm, maar hij is bezig om mensen bij aangever weg te trekken. Ook is er op de camerabeelden geen schoppende beweging van de verdachte te zien. De verdachte heeft geen voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging.
4.1.2.
Beoordeling
Op 17 december 2023 heeft op de Coolsingel in Rotterdam een vechtpartij plaatsgevonden, waarbij een groep van meerdere personen de aangever letsel heeft toegebracht. Vast staat dat de verdachte hierbij aanwezig was. De vraag is of de verdachte een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan deze openlijke geweldpleging.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de aangever bij het zebrapad staat te wachten en een van de twee medeverdachten op de aangever afloopt, gevolgd door de verdachte en de andere medeverdachte. Er ontstaat een woordenwisseling en de aangever wordt door een medeverdachte in het gezicht geslagen. De aangever slaat terug en beiden vallen op de grond. Op de camerabeelden, die op de terechtzitting zijn getoond, is te zien dat de verdachte in het begin tussen de medeverdachten en aangever in gaat staan en tracht de medeverdachten en de aangever uit elkaar te houden. Op het moment dat de aangever op de grond ligt, loopt de verdachte echter naar de aangever toe en gaat gebogen over hem heen staan. Op de beelden is waar te nemen dat hij met een arm en zijn benen bewegingen in de richting van de aangever maakt. Vervolgens reageren omstanders op de verdachte en de medeverdachten en worden zij bij de aangever weggeduwd. Aan de manier waarop zij op de verdachte reageren is te zijn dat zij hem op dat moment als agressor, en niet als vredesstichter, beschouwen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep die het geweld heeft toegepast richting de aangever. De verdachte heeft weliswaar aan het begin en het eind van de vechtpartij de goede intentie gehad om zijn vrienden te willen tegenhouden en de boel te willen sussen, maar daartussen, wanneer de aangever op de grond ligt, heeft de verdachte, door te handelen als hiervoor vermeld, aan deze vechtpartij een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 december 2023 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op de Coolsingel, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door
- meerdere malen in het gezicht en op het
hoofd en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te
stompen, waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen en terwijl
voornoemde [slachtoffer] op de grond lag en
- meerdere malen, in het gezicht en tegen het
hoofd en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te schoppen en/of te
trappen, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Op 17 december 2023 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in Rotterdam. De verdachte was toen zeventien jaar oud. De verdachte heeft samen met twee vrienden ’s nachts op straat geweld gebruikt tegen het slachtoffer, waarbij het slachtoffer meermaals is geslagen en geschopt, terwijl hij op de grond lag. Hoewel de bijdrage van de verdachte gering is en hij aanvankelijk ook geprobeerd heeft de boel te sussen, heeft hij toch op enig moment meegedaan en heeft hij onvoldoende stil gestaan bij de gevolgen van zijn handelen. De verdachte had op dat moment beter weg kunnen lopen van de situatie. Het slachtoffer heeft pijn ondervonden en letsel opgelopen. Dit soort zinloos geweld heeft grote impact op het slachtoffer, maar ook op anderen die hiervan getuige zijn. Dit soort incidenten brengt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich mee. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 februari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte wordt omschreven als een kwetsbare en beïnvloedbare jongen die veel heeft meegemaakt in zijn leven. Hij is de afgelopen jaren meerdere keren met politie en justitie in aanraking gekomen. Positief is dat de verdachte sinds mei 2022 niet meer in aanraking is gekomen met de politie. Met begeleiding en toezicht vanuit de jeugdreclassering en inzet van coaching en behandeling, heeft de verdachte zijn leven op verschillende vlakken verbeterd. Het is van belang dat de huidige begeleiding en behandeling wordt voortgezet en de verdachte leert dat hij problemen niet alleen hoeft op te lossen en dat hij de opgelopen trauma's een plek kan geven. Hiermee wordt de kans op herhaling van strafbaar gedrag in de toekomst verminderd.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan de behandeling vanuit Welzijn E25, meewerkt aan andere vormen van hulpverlening, dagbesteding heeft in de vorm van werk en een contactverbod heeft met de medeverdachten en het slachtoffer. Daarnaast adviseert de Raad om de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen en de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.
De jeugdreclasseerder van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: jeugdreclassering) heeft op de terechtzitting toegelicht dat het al langere tijd goed gaat met de verdachte. Hij heeft in korte tijd twee diploma’s behaald. Ook verloopt zijn stage goed. Hij heeft zijn doelen met de coach van Welzijn E25 behaald. De behandeling loopt nog steeds door. De jeugdreclassering adviseert een werkstraf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden en de lopende proeftijd te verlengen met een jaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport en wat ter terechtzitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat hierboven is overwogen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de strafmodaliteit en de duur van de straf houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte een kleinere rol dan de medeverdachten had bij de openlijke geweldpleging. Anders dan door de officier van justitie is geëist, zal de rechtbank daarom afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. In plaats daarvan legt de rechtbank een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, op die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Ook vindt de rechtbank een minder zware straf beter passen bij de positieve ontwikkeling van de verdachte. De verdachte heeft twee diploma’s behaald, werkt fulltime en volgt behandeling bij Welzijn E25. Anders dan door de Raad en de jeugdreclassering is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
8.1.1.
Parketnummer 10/019373-22
Bij vonnis van 3 augustus 2023 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging, twee keer verboden vuurwapenbezit en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 210 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 105 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met bijzondere voorwaarden.
De proeftijd is ingegaan op 18 augustus 2023.
8.1.2.
Parketnummer 10/1170971-21
Bij vonnis van 19 oktober 2021 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van verboden vuurwapenbezit veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 210 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met bijzondere voorwaarden.
De proeftijd is ingegaan op 3 november 2021.
Bij het hiervoor genoemde vonnis van 3 augustus 2023 is de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie gedeeltelijk tenuitvoergelegd, in die zin dat 45 dagen jeugddetentie zijn omgezet in 90 uren werkstraf en voor het overige gedeelte van de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, te weten 45 dagen, de proeftijd met een jaar is verlengd.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen geheel ten uitvoer moeten worden gelegd. De verdachte heeft opnieuw een strafbaar feit gepleegd en heeft zich daarmee niet gehouden aan de opgelegde voorwaarden.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen niet ten uitvoer te leggen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is verzocht om de proeftijd te verlengen of de opgelegde voorwaardelijke straffen om te zetten in werkstraffen. Het is niet in het belang van de verdachte om een periode in de justitiële jeugdinrichting te zitten.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijden geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven. De rechtbank acht het niet opportuun, gelet op de geringe rol van de verdachte bij het bewezenverklaarde feit, om de vorderingen ten uitvoer te leggen. De rechtbank wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging daarom af.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) uren,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten werkstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 0 (nul) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 3 augustus 2023 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie (parketnummer 10/019373-22);
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 19 oktober 2021 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie (parketnummer 10/117097-21).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.A. van der laan-Kuijt en K.T.F. Chocolaad-de Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2024.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 december 2023 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op/aan de Coolsingel, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
door
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te
stompen, waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen en/of terwijl
voornoemde [slachtoffer] op de grond lag en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te schoppen en/of te
trappen, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag.