ECLI:NL:RBROT:2024:4064

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
24/3878
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening bij verlaagde bijstandsuitkering door college

In deze zaak hebben verzoekers, een gezin met twee minderjarige kinderen, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening nadat het college hun bijstandsuitkering met 100% had verlaagd voor drie maanden. Dit gebeurde omdat verzoeker niet had deelgenomen aan een door het college aangeboden assessment. De partner van verzoeker heeft wel een inkomen, maar dit is onvoldoende om in het levensonderhoud te voorzien. Na de maatregel bleek dat verzoekers schulden hadden en dat hun huurovereenkomst was ontbonden door de kantonrechter. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 2 mei 2024 toegewezen, waarbij de maatregel werd beperkt tot één maand. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekers een spoedeisend belang hadden, gezien hun financiële situatie en het risico op ontruiming. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekers hulp moesten zoeken voor hun financiële problemen en beter moesten communiceren met het college. De uitspraak houdt in dat de bijstandsuitkering per april 2024 weer moet worden uitbetaald, en dat de maatregel vooralsnog beperkt blijft tot maart 2024. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenvergoeding toegekend aan verzoekers, omdat zij zelf verantwoordelijk waren voor het niet communiceren met het college.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3878

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en

het dagelijks bestuur van Stroomopwaarts MVS, Stroomopwaarts

(gemachtigde: [persoon A] ).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 28 februari 2024 heeft Stroomopwaarts de bijstandsuitkering van verzoekers vanaf 1 maart 2024 verlaagd met 100% voor drie maanden. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker [verzoeker 1] (hierna: verzoeker), de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van Stroomopwaarts.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoekers ontvangen een bijstandsuitkering ter hoogte van 50% van de gehuwdennorm, omdat verzoekster [verzoeker 2] (hierna: verzoekster) een niet-rechthebbende partner is. Zij werkt bij een schoonmaakbedrijf. Verzoekers hebben twee minderjarige kinderen.
4. Verzoeker is in april 2023 aangemeld voor een assessmenttraject bij het Werkleerbedrijf Vlaardingen.
5. Stroomopwaarts heeft aan verzoekers eerder al twee maatregelen opgelegd, omdat verzoeker niet is verschenen op de startbijeenkomst van het assessment en niet aanwezig is op het assessment. De eerste maatregel was een verlaging van de uitkering met 100% in september 2023 en de tweede maatregel was een verlaging van de uitkering met 100% in november en december 2023.
6. Stroomopwaarts heeft verzoeker opnieuw uitgenodigd voor een startbijeenkomst van het assessment. Verzoeker was een aantal keren verhinderd om bij de startbijeenkomst aanwezig te zijn. Verzoeker is vervolgens per e-mail en brief uitgenodigd om te verschijnen op 29 januari 2024. Verzoeker is zonder bericht niet verschenen op die afspraak. Ook heeft hij niet gereageerd op diverse telefonische oproepen.
Waar gaat het in deze zaak om?
7. Stroomopwaarts heeft aan verzoekers een maatregel opgelegd, waardoor zij in de maanden maart, april en mei 2024 geen uitkering uitbetaald krijgen. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat het bestreden besluit wordt geschorst, zodat hun uitkering weer uitbetaald wordt.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Hebben verzoekers een spoedeisend belang?
9. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
10. Verzoekers krijgen door de opgelegde maatregel gedurende drie maanden geen bijstandsuitkering. Verzoekster heeft inkomsten uit werk, maar die inkomsten zijn niet altijd voldoende om in het levensonderhoud te voorzien. Daarnaast heeft de kantonrechter in april 2024 hun huurovereenkomst ontbonden, omdat sprake was van een huurachterstand van meer dan drie maanden. Ook heeft verzoeker tijdens de zitting verklaard dat zij ook andere schulden hebben, waaronder een schuld bij de zorgverzekeraar. De financiële situatie van verzoekers is dus niet rooskleurig te noemen. De voorzieningenrechter vindt daarom dat verzoekers een voldoende spoedeisend belang hebben bij het voeren van deze procedure.
Individuele afstemming
11. Partijen zijn het erover eens dat het college in beginsel een maatregel kon opleggen voor drie maanden. Verzoekers vinden echter dat het college rekening moet houden met hun persoonlijke omstandigheden, omdat de maatregel in hun geval heel zwaar uitpakt. [1]
12. Verzoekers ontvangen een bijstandsuitkering van het college en daar zijn bepaalde voorwaarden aan verbonden. Het staat verzoekers niet vrij om geld te ontvangen van het college om dan vervolgens zelf te bepalen of zij aan bepaalde verplichtingen zullen voldoen of niet. Gratis geld bestaat niet.
Verzoeker moet al sinds medio 2023 een assessment van twee weken doorlopen. Tot op heden is dit nog niet gelukt, omdat verzoeker zich vaak ziek heeft gemeld of zonder bericht niet is verschenen. Ook reageert hij niet op telefoontjes of brieven van het college. Dit speelde ook al bij het opleggen van de eerdere maatregelen. Tijdens de zitting heeft verzoeker verklaard dat hij thuis veel brieven heeft liggen, deze liggen op een hoop en zijn allemaal niet geordend. Op de vraag van de voorzieningenrechter of verzoeker het overzicht kwijt is, heeft hij bevestigend geantwoord. Verzoeker heeft daarop aangegeven dat hij hulp nodig heeft. Tijdens de zitting is ook gesproken over de schulden van verzoekers en het feit dat zij echt hulp moeten gaan zoeken. Ook moeten verzoekers beter en vaker communiceren met het college als hen iets niet lukt. Het college was bij het nemen van het bestreden besluit door toedoen van verzoekers helemaal niet op de hoogte van hun persoonlijke situatie. Het college heeft die situatie dus ook niet mee kunnen nemen in de besluitvorming.
13. Het college heeft zich tijdens de zitting bereid verklaard om de maatregel te beperken tot twee maanden, verzoeker moet zich dan wel aan bepaalde voorwaarden houden. Zo moet verzoeker zich aanmelden voor schuldhulpverlening en moet hij het assessment volgen.
14. De voorzieningenrechter ziet dat verzoekers grote problemen hebben, omdat zij het risico lopen om hun woning kwijt te raken. Tijdens de zitting is gebleken dat een deel van de huurschuld inmiddels is betaald (€ 2.000,-), toch staat er nog een bedrag open en kan de verhuurder met het vonnis van de kantonrechter begin mei 2024 overgaan tot ontruiming van de woning. Dit kan mogelijk voorkomen worden als verzoekers een betalingsregeling kunnen treffen om de huurschuld in gedeeltes terug te betalen. Dit lukt echter niet als verzoekers geen bijstandsuitkering ontvangen. De uitkering over mei 2024 wordt ook pas aan het eind van de maand uitbetaald, zodat verzoekers de komende maand nog steeds afhankelijk zullen zijn van de enkele inkomsten van verzoekster. Deze inkomsten zijn waarschijnlijk niet voldoende om de dreigende ontruiming af te wenden. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om een verdergaande voorziening te treffen dan het college heeft voorgesteld.
De voorzieningenrechter benadrukt daarbij wel dat het van belang is dat verzoeker zelf stappen zet om zijn leven weer op orde te krijgen. Hij dient zich aan te melden voor schuldhulpverlening en hij moet beter en vaker gaan communiceren richting het college.
Het ontwijken van elke vorm van contact helpt verzoeker ook niet: het college kan hem dan ook niet helpen.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat het college de bijstandsuitkering per april 2024 weer moet uitbetalen. De maatregel wordt vooralsnog dus beperkt tot de maand maart 2024.
16. Het college heeft voorafgaand aan het bestreden besluit geprobeerd om informatie te verkrijgen over de persoonlijke en financiële situatie van verzoekers. Het college heeft deze informatie niet gekregen, omdat verzoeker elke vorm van communicatie heeft afgehouden. Het college heeft daarom ook geen rekening kunnen houden met de situatie van verzoekers. Het is daarom aan verzoekers zelf te wijten dat zij een verzoek om een voorlopige voorziening moesten indienen om de bijstandsuitkering weer uitbetaald te krijgen. Er bestaat daarom geen aanleiding om het college te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Ook krijgen verzoekers het door hen betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit per april 2024 tot vier weken na de beslissing op bezwaar;
- wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te tekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Afstemming van de maatregel is geregeld in artikel 18, tiende lid, van de Participatiewet en artikel 3, tweede lid, van de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Vlaardingen 2020.