In deze zaak hebben verzoekers, een gezin met twee minderjarige kinderen, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening nadat het college hun bijstandsuitkering met 100% had verlaagd voor drie maanden. Dit gebeurde omdat verzoeker niet had deelgenomen aan een door het college aangeboden assessment. De partner van verzoeker heeft wel een inkomen, maar dit is onvoldoende om in het levensonderhoud te voorzien. Na de maatregel bleek dat verzoekers schulden hadden en dat hun huurovereenkomst was ontbonden door de kantonrechter. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 2 mei 2024 toegewezen, waarbij de maatregel werd beperkt tot één maand. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekers een spoedeisend belang hadden, gezien hun financiële situatie en het risico op ontruiming. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekers hulp moesten zoeken voor hun financiële problemen en beter moesten communiceren met het college. De uitspraak houdt in dat de bijstandsuitkering per april 2024 weer moet worden uitbetaald, en dat de maatregel vooralsnog beperkt blijft tot maart 2024. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenvergoeding toegekend aan verzoekers, omdat zij zelf verantwoordelijk waren voor het niet communiceren met het college.