ECLI:NL:RBROT:2024:4063

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
24/3994
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging maatwerkvoorziening wegens grensoverschrijdend gedrag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die vanwege epileptische aanvallen afhankelijk is van begeleiding, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn maatwerkvoorziening door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college had deze maatwerkvoorziening beëindigd vanwege herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag van verzoeker, wat leidde tot de noodzaak dat hij zijn opvanglocatie moest verlaten. Verzoeker had eerder waarschuwingen ontvangen van de zorgaanbieder, maar voldeed niet aan de voorwaarden voor begeleiding. Het college had inmiddels een overbruggingsarrangement toegekend, waardoor verzoeker tijdelijk in de dag- en nachtopvang kon verblijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de huidige situatie voldoende tegemoetkwam aan de behoeften van verzoeker, en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker zijn frustraties uit het verleden achter zich moest laten en dat het aan hem was om medewerking te verlenen aan het nieuwe traject.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3994

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: [persoon A] )
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. A. Wintjes).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 21 maart 2024 heeft het college de aan verzoeker toegekende maatwerkvoorziening beëindigd per 7 april 2024. [1] Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van het college en [persoon B] (namens het college).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Achtergrondinformatie
3. Verzoeker kreeg op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 zorg in natura van het Kessler Perspektief (de stichting) en verbleef in een woonruimte van de stichting op de locatie [naam locatie] in Rotterdam. Verzoeker heeft in het afgelopen jaar meerdere waarschuwingen gekregen van de stichting wegens (onder meer) grensoverschrijdend gedrag door middel van intimidatie en het respectloos bejegenen van medewerkers. [2] Bij een derde officiële waarschuwing gaat de stichting normaal gesproken over tot een aanvraag van zorgbeëindiging. De stichting heeft na de derde waarschuwing aan verzoeker laten weten dat zij eerst op zoek willen gaan naar een woonplek voor hem bij een andere zorgaanbieder. Verzoeker is daarbij gewaarschuwd dat als er nóg een officiële waarschuwing zou volgen, wel zal worden overgegaan tot het aanvragen van zorgbeëindiging. Verzoeker heeft vervolgens op 1 maart 2024 weer een officiële waarschuwing gekregen, waarop de stichting het college heeft gevraagd om de aan verzoeker toegekende maatwerkvoorziening te beëindigen.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Het college heeft de zorg in natura beëindigd per 7 april 2024, omdat uit informatie van de stichting is gebleken dat verzoeker zich niet aan de gemaakte afspraken houdt en dit een voorwaarde was voor zijn begeleiding. Verzoeker is het niet eens met de beëindiging van de maatwerkvoorziening, waardoor hij zijn woonruimte bij de stichting moest verlaten. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij goede begeleiding krijgt en een eigen woonplek.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Was het college bevoegd om de maatwerkvoorziening te beëindigen?
6. Het college kan de maatwerkvoorziening beëindigen als verzoeker niet voldoet aan de daaraan verbonden voorwaarden. Eén van de voorwaarden is dat verzoeker zich moet houden aan gemaakte afspraken. Door meermaals grensoverschrijdend gedrag te vertonen, heeft verzoeker zich niet gehouden aan de gemaakte afspraken bij de locatie [naam locatie] . Uit het dossier komt nog naar voren dat verzoeker al twaalf jaar op deze locatie verblijft en zelf gaandeweg het vertrouwen in het personeel is kwijtgeraakt, omdat bepaalde afspraken met hem niet altijd goed zouden zijn nagekomen. Dit is echter geen excuus voor verzoeker om het personeel uit te schelden en te intimideren als iets niet gaat zoals hij dat wil. Verzoeker is meerdere keren gewaarschuwd dat hij zijn gedrag aan moet passen, hij heeft dit echter niet gedaan. Verzoeker heeft zelfs een extra kans gekregen voordat de stichting is overgegaan tot het aanvragen van zorgbeëindiging.
7. Gelet hierop heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor beëindiging van de maatwerkvoorziening. Het college was daarom bevoegd om de maatwerkvoorziening te beëindigen.
Belangenafweging
8. Vervolgens komt de vraag op of het college van zijn bevoegdheid gebruik mocht maken.
9. Verzoeker heeft maandelijks epileptische aanvallen, gevolgd door een periode van verwardheid waarin verzoeker gaat dwalen. Verzoeker is afhankelijk van begeleiding, omdat zij bij een aanval ervoor moeten zorgen dat zijn omgeving veilig is en hij zich niet kan bezeren. Als de aanval langer duurt dan vijf minuten dient verzoeker een neusspray te krijgen en naar bed te worden verplaatst. Het is dus van belang dat verzoeker op een plek verblijft waar dit soort begeleiding aanwezig is.
10. Het college heeft op 10 april 2024 een besluit afgegeven voor een ondersteuningsarrangement voor de periode van 15 april tot en met 13 oktober 2024, in de vorm van een overbruggingsarrangement in natura. Verzoeker verblijft op dit moment in de dag- en nachtopvang van het CVD, waar tijdens de nachten toezicht wordt gehouden. Het overbruggingsarrangement wordt verzorgd door Mozaïk (Pameijer). Tijdens de zitting is gebleken dat de ondersteuning in het begin niet goed van de grond kwam, omdat de mentoren van het CVD geen intakegesprek konden voeren met verzoeker en verzoeker overdag vaak vertrok uit de opvanglocatie. Inmiddels heeft verzoeker kennis gemaakt met zijn nieuwe begeleiders van Mozaïek en kunnen zij samen met verzoeker gaan kijken naar wat hij aan begeleiding en ondersteuning nodig heeft.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de huidige situatie in voldoende mate tegemoetkomt aan de noodzakelijke behoeftes van verzoeker, namelijk toezicht op zijn epileptische aanvallen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Zij begrijpt dat verzoeker graag een eigen woonplek heeft, hier wordt in het nieuwe (overbruggings)traject ook naar toegewerkt. De voorzieningenrechter benadrukt daarbij dat het aan verzoeker is om hier zijn medewerking aan te verlenen en de frustraties uit het verleden achter zich te laten.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het college niet gehouden is om verzoeker per direct te plaatsen op een locatie met een eigen woonplek. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De beëindiging is gebaseerd op artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 3.5.1, derde lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Rotterdam 2018.
2.Het gaat om de schriftelijke waarschuwingen van 1 juni 2023 (eerste officiële waarschuwing), 16 november 2023 (tweede officiële waarschuwing), 10 januari 2024 (derde officiële waarschuwing) en 1 maart 2024, en een mondelinge waarschuwing van 23 augustus 2023.