Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- [naam].
Rechtbank Rotterdam
Op 23 augustus 2023 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 6 december 2023 was de schuldhulpverlener niet aanwezig, wat leidde tot een aanhouding van de zaak. De schuldhulpverlener heeft later aangegeven het verzoek te willen intrekken vanwege een nieuwe vordering van de gemeente Rotterdam, maar verzoeker wenste het verzoek te handhaven. Tijdens de zitting op 11 januari 2024 is de zaak opnieuw behandeld.
Verzoeker ontvangt een WIA-uitkering met een aanvullende PW-uitkering en heeft een schuldenlast van € 183.664,91. Een deel van deze schulden betreft een fraudeschuld aan de gemeente Rotterdam van € 10.456,99, ontstaan doordat verzoeker onterecht een PW-uitkering heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet te goeder trouw is geweest in de drie jaar voorafgaand aan zijn verzoek, omdat hij niet heeft gezorgd voor een juiste en volledige informatievoorziening aan de uitkeringsinstantie.
De rechtbank benadrukt dat de goede trouw een belangrijke voorwaarde is voor het toewijzen van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft nagelaten bezwaar te maken tegen het besluit van de gemeente en heeft geen maatregelen getroffen om de onterecht ontvangen bedragen te reserveren voor terugbetaling. Hierdoor is de schuld niet te goeder trouw ontstaan. De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van het verzoek zouden rechtvaardigen, en wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.