ECLI:NL:RBROT:2024:406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
FT EA 23/834
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en fraudeschuld

Op 23 augustus 2023 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 6 december 2023 was de schuldhulpverlener niet aanwezig, wat leidde tot een aanhouding van de zaak. De schuldhulpverlener heeft later aangegeven het verzoek te willen intrekken vanwege een nieuwe vordering van de gemeente Rotterdam, maar verzoeker wenste het verzoek te handhaven. Tijdens de zitting op 11 januari 2024 is de zaak opnieuw behandeld.

Verzoeker ontvangt een WIA-uitkering met een aanvullende PW-uitkering en heeft een schuldenlast van € 183.664,91. Een deel van deze schulden betreft een fraudeschuld aan de gemeente Rotterdam van € 10.456,99, ontstaan doordat verzoeker onterecht een PW-uitkering heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet te goeder trouw is geweest in de drie jaar voorafgaand aan zijn verzoek, omdat hij niet heeft gezorgd voor een juiste en volledige informatievoorziening aan de uitkeringsinstantie.

De rechtbank benadrukt dat de goede trouw een belangrijke voorwaarde is voor het toewijzen van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft nagelaten bezwaar te maken tegen het besluit van de gemeente en heeft geen maatregelen getroffen om de onterecht ontvangen bedragen te reserveren voor terugbetaling. Hierdoor is de schuld niet te goeder trouw ontstaan. De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van het verzoek zouden rechtvaardigen, en wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 18 januari 2024
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 23 augustus 2023 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter zitting van 6 december 2023. De schuldhulpverlener is niet ter zitting verschenen en heeft telefonisch verklaard op het tijdstip van de behandeling op de verkeerde rechtbanklocatie te zijn. De zaak is aangehouden tot 11 januari 2024 om verzoeker in de gelegenheid te stellen in aanwezigheid van zijn schuldhulpverlener zijn goede trouw ten aanzien van een nieuwe (na afronden van het minnelijk traject bekend geworden) vordering van de gemeente Rotterdam aannemelijk te maken. De schuldhulpverlener heeft bij email van 15 december 2023 het verzoek te willen intrekken vanwege het opkomen van de voornoemde (fraude-)vordering. Verzoeker heeft aangegeven het verzoek te willen handhaven.
Ter zitting op 11 januari 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • [naam].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit WIA-uitkering met een aanvullende PW-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 183.664,91.
Op de schuldenlijst van verzoeker staat een fraudeschuld aan de gemeente Rotterdam van € 10.456,99 volgens een besluit op of na 1 september 2023. Volgens de gemeente Rotterdam is deze schuld ontstaan omdat hij in de periode 1 juli 2021 tot en met 30 mei 2023 een PW-uitkering heeft ontvangen terwijl hij daar geen recht op had.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Naar het oordeel van de rechtbank is het de verantwoordelijkheid van verzoeker om er voor zorg te dragen dat de uitkeringsinstantie juist en volledig is geïnformeerd. Verzoeker heeft dit volgens een besluit van de gemeente Rotterdam kennelijk niet gedaan. Verzoeker heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit althans heeft dat niet aannemelijk gemaakt. Het ontstaan van deze schuld is verzoeker te verwijten. Voorts valt het verzoeker te verwijten dat het bedrag waarop geen recht bestond na ontvangst niet is gereserveerd zodat dit terugbetaald had kunnen worden. Aldus is deze schuld niet te goeder trouw ontstaan althans onbetaald gelaten.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.