ECLI:NL:RBROT:2024:4051
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Ziektewet wegens ontbreken spoedeisend belang
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv heeft op 17 augustus 2023 bepaald dat verzoeker per 18 september 2023 geen ZW-uitkering meer ontvangt, waarop verzoeker bezwaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 april 2024 behandeld, waarbij verzoeker en de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.
Verzoeker, die als hovenier werkte, heeft zich op 26 juli 2022 ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. Na een jaar ziek te zijn geweest, heeft het Uwv beoordeeld of hij nog recht had op deze uitkering. De arbeidsdeskundige concludeerde dat verzoeker, ondanks zijn beperkingen, nog 84,04% van zijn eerdere loon kan verdienen, wat leidde tot de beslissing van het Uwv om de uitkering te beëindigen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker heeft weliswaar financiële problemen, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een acute noodsituatie. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. De uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.