ECLI:NL:RBROT:2024:4049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
ROT 24/3604
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering Participatiewet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Dit besluit, genomen op 14 maart 2024, betreft de afwijzing van de aanvraag van verzoeker om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzoekt om een voorlopige voorziening. De zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2024, waarbij de gemachtigden van zowel verzoeker als verweerder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overweegt dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er een spoedeisend belang is. In dit geval is het verzoek om bijstandsuitkering een vangnetvoorziening, wat normaal gesproken spoedeisend is. Echter, de voorzieningenrechter constateert dat er aanwijzingen zijn dat verzoeker onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn inkomsten- en uitgavenpatroon. De overgelegde bankafschriften vertonen onduidelijkheden, zoals niet onderbouwde contante stortingen en betalingen voor niet-levensonderhoud bestemde kosten. Hierdoor kan niet worden aangenomen dat er sprake is van een spoedeisend belang.

Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter dat het besluit van verweerder niet evident onrechtmatig is. Dit betekent dat het niet overduidelijk is dat het standpunt van verweerder niet juist is en dat het in de bezwaarfase geen stand zal houden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat inhoudt dat verzoeker geen voorschot op de bijstandsuitkering ontvangt. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan op 3 mei 2024 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3604

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. G.A.R. Wieleman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening dat ziet op een besluit van 14 maart 2024. In dit besluit heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Spoedeisend belang
2. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is. Het verzoek heeft betrekking op de afwijzing van een aanvraag om algemene bijstand, een vangnetvoorziening. Een dergelijk verzoek is naar zijn aard spoedeisend, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Op basis van de stukken en wat er op de zitting is besproken, oordeelt de voorzieningenrechter dat die aanwijzingen er zijn. De door verzoeker overgelegde bankafschriften geven blijk van diverse bijschrijvingen op zijn rekening. Verweerder heeft hierover opgemerkt dat sprake is van een onduidelijk inkomsten- en uitgavenpatroon, waarbij sprake is van niet onderbouwde contante stortingen en betalingen en er ook betalingen voor niet voor levensonderhoud bestemde kosten (zoals regelmatig parkeren en vuurwerk) zijn gedaan. De voorzieningenrechter volgt verweerder in zijn standpunt dat een en ander vragen oproept. Verzoeker heeft hierover onvoldoende duidelijkheid verschaft. Dit leidt tot het oordeel dat niet op voorhand kan worden aangenomen dat sprake is van een spoedeisend belang om een voorlopige voorziening te treffen.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
3. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat geen spoedeisend belang kan worden aangenomen, kan zij de voorziening alleen nog treffen als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat het voor de voorzieningenrechter overduidelijk is dat het standpunt van verweerder niet juist is en in de bezwaarfase dus geen stand zal houden. De voorzieningenrechter moet dit kunnen vaststellen zonder grondig onderzoek te doen naar de relevante feiten en/of de wettelijke bepalingen van de zaak. De voorzieningenrechter oordeelt dat op basis van de overgelegde stukken op dit moment niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal kunnen houden.
4. De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede dat, zoals verweerder ter zitting ook heeft verklaard, verzoeker de mogelijkheid heeft om in bezwaar nog aanvullende stukken bij verweerder in te leveren.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verweerder verzoeker geen voorschot op een bijstandsuitkering hoeft te betalen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024.
De voorzieningenrechter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.