ECLI:NL:RBROT:2024:4049
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.A. Bouter-Rijksen
- W. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering Participatiewet
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Dit besluit, genomen op 14 maart 2024, betreft de afwijzing van de aanvraag van verzoeker om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzoekt om een voorlopige voorziening. De zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2024, waarbij de gemachtigden van zowel verzoeker als verweerder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter overweegt dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er een spoedeisend belang is. In dit geval is het verzoek om bijstandsuitkering een vangnetvoorziening, wat normaal gesproken spoedeisend is. Echter, de voorzieningenrechter constateert dat er aanwijzingen zijn dat verzoeker onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn inkomsten- en uitgavenpatroon. De overgelegde bankafschriften vertonen onduidelijkheden, zoals niet onderbouwde contante stortingen en betalingen voor niet-levensonderhoud bestemde kosten. Hierdoor kan niet worden aangenomen dat er sprake is van een spoedeisend belang.
Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter dat het besluit van verweerder niet evident onrechtmatig is. Dit betekent dat het niet overduidelijk is dat het standpunt van verweerder niet juist is en dat het in de bezwaarfase geen stand zal houden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat inhoudt dat verzoeker geen voorschot op de bijstandsuitkering ontvangt. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan op 3 mei 2024 en is openbaar uitgesproken.