ECLI:NL:RBROT:2024:402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/2917
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag parkeervergunning voor bewoner in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een parkeervergunning voor een bewoner. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Backx, had op 2 november 2022 een aanvraag ingediend voor een parkeervergunning voor op straat, welke door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 19 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank constateerde dat de afwijzing van de aanvraag was gebaseerd op het feit dat eiser een parkeergarage tot zijn beschikking had bij het appartementencomplex waar hij woont. Eiser betwistte echter dat deze parkeergarage daadwerkelijk aan hem was toegewezen en voerde aan dat de parkeergarage bij The Red Apple niet tot zijn complex behoort. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, omdat verweerder pas op de zitting documenten had overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat verweerder alsnog voldoende bewijs had geleverd dat de parkeergarage bij The Red Apple ook bestemd was voor de bewoners van het appartementencomplex van eiser. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag op goede gronden was afgewezen en dat eiser recht had op vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2917

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2024 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

(gemachtigde: mr. J. Backx),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.N. Duivenvoorde).

Inleiding

1.1.
Bij besluit van 2 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een parkeervergunning bewoner voor op straat afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 maart 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. N. Anbergen als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen binnen twee weken te reageren op de tijdens de zitting door verweerder ingebrachte stukken.
1.3.
De rechtbank heeft op 1 november 2023 en 10 november 2023 een nadere reactie van eiser ontvangen. Op 17 november 2023 heeft de rechtbank nog een reactie van verweerder ontvangen.
1.4.
Omdat partijen desgevraagd niet hebben aangegeven een nadere zitting te willen, heeft de rechtbank het onderzoek op 30 november 2023 gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de aanvraag van eiser voor een parkeervergunning bewoner voor op straat heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage.
Het bestreden besluit
4. In het bestreden besluit verklaart verweerder het bezwaar van eiser ongegrond, omdat hij de mogelijkheid heeft om zijn auto in de bij zijn appartementencomplex ([naam complex]) toegewezen parkeergarage te parkeren. Eiser komt daarom op grond van artikel 2, eerste lid, onder b van het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2023 (het Uitvoeringsbesluit) niet in aanmerking voor een parkeervergunning bewoner voor op straat. Uit de door verweerder opgevraagde gegevens blijkt dat deze bijbehorende parkeergarage zich aan de [straatnaam] (bij The Red Apple) bevindt. Daarbij overweegt verweerder dat eisers bezwaargrond dat deze parkeergarage duurder is dan andere parkeergarages niet kan slagen, omdat de kosten die gemoeid zijn met de koop of huur van een parkeergelegenheid geen rol spelen bij het parkeerbeleid.
Het standpunt van eiser
5. Eiser wil graag een parkeervergunning voor parkeergarage de Boompjes en moet hiervoor eerst een permanente parkeervergunning voor op straat aanvragen. Verweerder heeft deze aanvraag volgens eiser ten onrechte afgewezen. Eiser stelt dat het appartementencomplex waarin hij woont, [naam complex], niet beschikt over een bijbehorende of toegewezen parkeergarage. Ter onderbouwing legt eiser een verklaring over van de Vereniging van Eigenaren (VvE) waarin staat dat [naam complex] niet beschikt over een parkeergarage en/of een terrein voor het stallen van auto’s. De parkeergarage bij The Red Apple behoort dus niet toe aan [naam complex]. Volgens eiser is het ook niet mogelijk om voor deze garage een parkeervergunning aan te vragen. Mogelijk is sprake van verwarring, omdat de parkeergarage van The Red Apple geografisch wel onder [naam complex] ligt, aldus eiser. Omdat verweerder niet van de juiste feiten uitgaat, is de onderzoeksplicht geschonden. Daarnaast hebben buren van eiser wel een parkeervergunning gekregen en zijn er altijd lege parkeerplekken in de straat.
6. Verweerder heeft tijdens de zitting een aantal documenten overgelegd ter onderbouwing van het standpunt dat de parkeergarage bij The Red Apple (ook) bedoeld is voor bewoners van [naam complex]. Eiser is vervolgens in de gelegenheid gesteld te reageren op de door verweerder ingebrachte stukken, waarna hij zich op het standpunt heeft gesteld dat verweerder deze stukken op verschillende momenten en dus veel eerder had kunnen overleggen. Dan had de gehele procedure achterwege kunnen blijven. Eiser kan niet anders dan concluderen dat de bij verweerder bekende situatie afwijkt van de bij hem en de VvE bekende situatie.
Inhoudelijke beoordeling
7. De rechtbank constateert dat verweerder, ondanks het herhaalde standpunt van eiser dat hem niet bekend is dat de parkeergarage bij The Red Apple de aangewezen parkeervoorziening zou zijn voor zijn appartementencomplex en uit de door eiser overgelegde verklaring van de VvE blijkt dat dit ook bij hen niet bekend is, pas op de zitting documenten ter onderbouwing van de door hem gestelde feiten heeft overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om deze stukken (veel) eerder aan eiser toe te sturen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en dus in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is genomen. Het beroep is dan ook gegrond en het bestreden besluit dient vernietigd te worden.
8. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Hiervoor is van belang dat verweerder op de zitting alsnog documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat de parkeergarage bij The Red Apple (ook) de bij het appartementencomplex van eiser, [naam complex], behorende parkeervoorziening is, zodat het bestreden besluit alsnog voldoende is gemotiveerd. Eiser heeft zich daarover ook in voldoende mate kunnen uitlaten tijdens en na de zitting. De rechtbank overweegt daartoe nog als volgt.
8.1.
Volgens gevestigde rechtspraak [1] volgt uit de definitie van artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit dat sprake is van een “bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening” als de volgende drie deelvragen bevestigend worden beantwoord:
- beschikt de parkeervoorziening over een eigen dan wel gezamenlijke toegang?
- blijkt uit een omgevingsvergunning of enig ander document dat de parkeervoorziening behoort bij of toegewezen is aan het gebouw of gebouwencomplex?
- is de parkeergelegenheid bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen van eigenaren of houders, die wonen of werken op het adres van het gebouw of gebouwencomplex waarbij deze voorziening behoort of waaraan deze voorziening is toegewezen?
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen alle deelvragen bevestigend worden beantwoord. Niet in geschil is dat de parkeervoorziening over een eigen, dan wel een gezamenlijke toegang beschikt. Eiser heeft op de zitting verklaard dat hij vanuit zijn appartementencomplex toegang heeft tot de parkeergarage. Daarnaast blijkt uit de documenten die verweerder heeft overgelegd dat de parkeergarage bij The Red Apple ook is toegewezen aan het appartementencomplex waar eiser woont. Volgens de Basisregistratie Adressen en Gebouwen is aan het adres van eiser een documentnummer gekoppeld. Dit documentnummer correspondeert met de omgevingsvergunning die is afgegeven voor het bouwen van een hotel en appartementen. Uit het daarmee samenhangende rapport ‘Onderzoek parkeren hotel en appartementen in samenhang met The Red Apple’ blijkt dat de parkeergarage bij The Red Apple ook bestemd is voor bewoners van ‘de Nieuwbouw’, waarmee onder meer het appartementencomplex van eiser wordt bedoeld.
8.3.
.Voor zover eiser een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel, omdat zijn buren wel een parkeervergunning zouden hebben gekregen, is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan slagen. Eiser heeft immers niet (met stukken) onderbouwd dat sprake zou zijn van buren die wel de gevraagde parkeervergunning hebben gekregen, laat staan dat de situatie van die buren gelijk zou zijn aan zijn situatie. De stelling van eiser dat op straat lege parkeerplekken zouden zijn is, gelet op de geldende regelgeving, ook niet van belang.
9. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een parkeervergunning bewoner op straat op goede gronden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op wat onder 7 is overwogen, is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand laten.
11. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. Verder veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
Eiser komt daarnaast in aanmerking voor de vergoeding van de verletkosten die hij gemaakt heeft door het bijwonen van de zitting. Op het formulier proceskosten heeft eiser vermeld dat de kosten die hij in dat verband heeft gemaakt € 89,- bedragen. Eiser heeft dit bedrag niet gespecificeerd. Volgens vaste jurisprudentie wordt in het geval dat een specificatie van de verletkosten ontbreekt, het minimumtarief vergoed. [2] Daarom ziet de rechtbank aanleiding om de vergoeding van de verletkosten door het bijwonen van de zitting (die bijna een uur heeft geduurd) met inachtneming van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e van het Bpb vast te stellen op het bedrag van € 8,-, uitgaande van het minimaal te hanteren uurtarief.
In totaal wordt aan eiser dus een proceskostenvergoeding van € 1.758,- toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.758,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2023

Artikel 1 Begripsbepalingen
[…]
bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening: parkeervoorziening met eigen dan wel gezamenlijke toegang, behorend bij of toegewezen aan een gebouw of gebouwencomplex blijkens een omgevingsvergunning of enig ander document, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen van eigenaren of houders, die wonen of werken op het adres van het gebouw of gebouwencomplex waarbij deze voorziening behoort of waaraan deze voorziening is toegewezen, waarbij inbegrepen een individuele garagebox, carport, in,- of oprit of een ruimte of een perceel dat is bedoeld voor parkeren;
[…]
Artikel 2 Bewonersparkeervergunning
Lid 1: Het college verleent op aanvraag een bewonersvergunning aan een bewoner, indien:
a. de aanvrager volgens de BRP woonachtig is op een adres in de sector waarvoor de vergunning is aangevraagd
b. de aanvrager woonachtig is op een adres in een gebouw of gebouwencomplex zonder een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening en
c. de aanvrager kentekenhouder is van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is aangevraagd of
[…]

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1554.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2778.