ECLI:NL:RBROT:2024:4009

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
C/10/653396 / HA ZA 23-195
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over erfgrens en onrechtmatige hinder door bomen

In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren in Heerjansdam, is er een geschil ontstaan over de erfgrens tussen twee percelen. De eisers, [persoon A] en [persoon B], hebben een perceel met daarop een dijkwoning en zijn van mening dat de door hen gemaakte afspraken over de erfgrens niet worden nageleefd door de gedaagden, [persoon C] en [persoon D]. De discussie betreft niet alleen de erfgrens, maar ook de bomen die door [persoon A] c.s. zijn geplant en de mogelijke hinder die deze bomen veroorzaken voor [persoon C] c.s. De rechtbank heeft geoordeeld dat een bezonningsonderzoek door een deskundige noodzakelijk is om te bepalen of de bomen onrechtmatige hinder opleveren, aangezien de aanwezigheid van de bomen mogelijk invloed heeft op de hoeveelheid zonlicht die [persoon C] c.s. ontvangen. De rechtbank heeft [persoon A] c.s. in het gelijk gesteld wat betreft de erfgrens en heeft de gedaagden veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan het notarieel vastleggen van deze erfgrens. De zaak is verder aangehouden voor het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/653396 / HA ZA 23-195
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van

1.[persoon A] ,

2.
[persoon B],
beiden wonend in Heerjansdam,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. L.W. van de Wetering te Almelo,
tegen

1.[persoon C] ,

2.
[persoon D],
beiden wonend in Heerjansdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie
advocaat mr. R.H.W. van Ewijk te Rotterdam.
Partijen worden hierna [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s. genoemd.

1.Een korte aanduiding van de zaak

1.1.
Partijen zijn buren van elkaar. Partijen verschillen van mening over de inhoud van de door hen gemaakte afspraak over de loop van de erfgrens tussen hun percelen. In het verlengde is er discussie over de vraag of de bomen op het perceel van [persoon A] c.s. al dan niet in de verboden zone (artikel 5:42 BW) staan en/of de aanwezigheid van die bomen onrechtmatige hinder oplevert (afname zonlicht) voor [persoon C] c.s. De rechtbank geeft [persoon A] c.s. gelijk voor wat betreft de afspraak over de erfgrens en oordeelt dat een bezonningsonderzoek door een deskundige nodig is voordat kan worden beoordeeld of de bomen van [persoon A] c.s. onrechtmatige hinder opleveren.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 februari 2023, met producties 1 tot en met 24;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende vordering in reconventie, met 1 productie;
  • de akte overlegging producties;
  • de oproepbrief van de rechtbank van 26 mei 2023, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 oktober 2023;
  • conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging eis, met producties 25 tot en met 31;
  • akte wijziging van eis in reconventie en tevens akte aanvullende productie;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Ewijk.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2023. Het vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De feiten in conventie en reconventie

3.1.
[persoon A] c.s. zijn op 15 december 1995 eigenaar geworden van een perceel met daarop een dijkwoning gelegen aan de [adres 1] te Heerjansdam, kadastraal bekend gemeente Heerjansdam, sectie [sectie] nummer [perceelnummer 1] , groot 230 m² (hierna: perceel [perceelnummer 1] ).
3.2.
[persoon A] c.s hebben hun dijkwoning die was verzakt, in 2006 laten slopen en een nieuwe woning laten bouwen.
3.3.
Op het perceel gelegen aan de [adres 2] te Heerjansdam, kadastraal bekend gemeente Heerjansdam, sectie [sectie] nummer [perceelnummer 2] , groot 347 m² bevond zich vroeger een bakkerij (hierna: perceel [perceelnummer 2] ).
3.4.
In 2013 is die bakkerij door brand verwoest.
3.5.
[persoon C] c.s. zijn op 22 maart 2018 eigenaar geworden van perceel [perceelnummer 2] en hebben daarop een woning gebouwd.
3.6.
Na de bouw van de woning van [persoon C] c.s. is tussen partijen een discussie over de erfgrens ontstaan. In de periode van 10 maart tot met 5 oktober 2019 hebben partijen met elkaar over een oplossing gesproken en gecorrespondeerd.
3.6.1.
In een e-mail van 10 maart 2019 doen [persoon C] c.s. aan [persoon A] c.s. een voorstel met betrekking tot de erfgrens. In deze e-mail staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Dit betekent uitgeschreven:
Kadastraal loopt de erfgrens op 91 cm afstand van de paal.
Door jullie aangegeven 30 cm afstand van de paal.
Het voorstel er tussen in te gaan zitten op 60 cm van de paal.
Dit betekent dat beide gezinnen 30 cm afstand doen, waarbij
gezegd moet worden dat de grens/hek doorlopen naar de punt van
het bestaande hek (van nr 83) nr 81 veel meer kavel zal kosten dan
30 cm
(…)
Mochten jullie je ook kunnen scharen achter het voorstel van nr 81 willen wij graag dit officieel vast leggen, zodat er ook in de toekomst geen twijfel meer mogelijk
is.”
3.6.2.
In een e-mail van 1 oktober 2019 doen [persoon A] c.s. aan [persoon C] c.s. een voorstel met betrekking tot de erfgrens. In deze e-mail staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Erfgrens aan de dijkkant:
2
m haaks vanuit ons pand, van voor tot achter.
Als jullie hier niet mee kunnen leven dan houden we de grens aan van voor de brand, nl. 1.92 m voor en achter.
Erfgrens tussen de tuinen:
In één lijn.
60 cm vanuit de verste paal van het balkon.
2 balkjes van het stukje zwarte schutting wat er nog staat naast de deur (...)”
3.6.3.
Hierop reageren [persoon C] c.s. in een e-mail van 5 oktober 2019 aan [persoon A] c.s. In deze e-mail staat, voor zover hier relevant, het volgende:
“(…)
[rechtbank: erfgrens aan de dijkkant]
Wij willen graag voorstellen de grens op 2.00m haaks op jullie huis van voor naar achter aan te houden.
[rechtbank: erfgrens tussen de tuinen]
Dit zijn de afspraken zoals wij eerder zijn overeengekomen en zoals het tijdelijke hek nu geplaatst is.
Deze afspraken zijn wat ons betreft bindend.”
3.7.
In de periode van 8 september tot en met 9 oktober 2019 hebben partijen ook met elkaar gesproken en gecorrespondeerd over de beplanting aan de voorzijde, het plaatsen van een erfafscheiding aan de achterzijde en het plaatsen van bomen in de tuin van [persoon A] c.s. Over de bomen schrijven [persoon C] c.s. in hun e-mail van 8 september 2019 aan [persoon A] c.s.
“Wij hebben met jullie gesproken over het plaatsen van bomen zoals bijvoorbeeld leiplatanen in de tuin van nr 83. Deze bomen worden langs de betonafscheiding geplaatst aan de kant van nr 81. Helaas kunnen wij hier vanwege eerder genoemde redenen niet mee akkoord gaan.”
De beplanting aan de voorzijde en het plaatsen van een schutting aan de achterzijde is vervolgens door partijen samen gerealiseerd.
3.8.
Begin december 2021 hebben [persoon A] c.s. twee bomen in hun tuin geplaatst.
3.9.
In een e-mail van 4 december 2021 schrijven [persoon C] c.s. aan [persoon A] c.s. over die bomen
“De bomen zijn echter buiten proportioneel groot en gaan ons veel zonlicht ontnemen. Wij willen jullie verzoeken de bomen te snoeien zodat wij er geen hinder van ondervinden in onze zonuren”.
3.10.
In hun antwoord e-mail van 28 december 2021 schrijven [persoon A] c.s. aan [persoon C] c.s. het volgende:
“ Uiteraard zorgen wij ervoor dat de takken niet over de schutting komen.
We hebben enigszins rekening gehouden met een boom die niet te snel groeit en opgaande takken heeft. We gaan hier echter geen maximale maat of hoogte afspreken aangezien we zelf ook eerst een seizoen moeten afwachten wat ze gaan doen als ze vol in het blad staan.
Voor nu hebben we alleen de hoofdtakken gesnoeid om ze wat meer op gelijke maat te zetten. Later in het seizoen kunnen we pas bepalen wat nodig is om ze mooi en gezond te houden. Wel zijn we benieuwd wat jullie voor ogen hebben wat betreft het snoeien, we horen graag jullie visie.
Wij zijn het niet eens met het bezwaar dat jullie onevenredig veel hinder zullen ondervinden van de bomen. Het is zeker niet zo dat jullie huis/tuin verstoken blijft van licht en zon.
Bovendien zijn de bomen in de winter kaal en in de zomer staat de zon hoger. Enige schaduw is slechts een deel van het ontnemen van zonlicht tijdens de zonuren, er zullen genoeg uren zonneschijn zijn om van te genieten.
Wij denken zeker mee, maar jullie zullen begrijpen dat wij net als jullie ook vrij willen zijn om de tuin naar eigen smaak in te richten. Leibomen op 2 meter van de schutting was voor ons geen optie”.
3.11.
Bij brief van 12 januari 2022 heeft de advocaat van [persoon C] c.s. [persoon A] c.s. gesommeerd de bomen in hun tuin te verwijderen en verwijderd te houden, omdat de bomen in strijd met artikel 5:42 BW en de gemaakte afspraken zijn geplaatst en onrechtmatige hinder opleveren. Bij brief van 2 februari 2022 heeft de advocaat van [persoon A] c.s. de advocaat van [persoon C] c.s. bericht dat [persoon A] c.s., gelet op de tussen partijen bestaande afspraak, niet verplicht kunnen worden de bomen te verwijderen.
3.12.
Bij brief van 22 februari 2022 heeft de advocaat van [persoon C] c.s. de advocaat van [persoon A] c.s. bericht dat de afspraak tussen partijen geen verplaatsing van de erfgrens is, maar een aan [persoon A] c.s. toegekend gebruiksrecht onder de voorwaarde dat geen bomen binnen twee meter van de erfgrens worden geplaatst en dat de bomen maximaal zes meter hoog mogen zijn. Op een in deze brief voorgestelde minnelijke regeling zijn [persoon A] c.s. niet ingegaan

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[persoon A] c.s. vorderen na vermeerdering van eis dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Primair:[persoon C] c.s. veroordeelt om binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis hun medewerking te verlenen aan het notarieel laten vastleggen van de tussen partijen overeengekomen erfgrens (twee meter vanuit de zijkant van het huis van [persoon A] c.s. aan de voorzijde onder de haag en aan de achterzijde onder de hout/betonnen schutting) en het laten inschrijven hiervan in de openbare registers zodat de kadastrale grens kan worden aangepast en overeenstemt met de juridische grens, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500 per dag dat zij hiermee in gebreke blijven;
Subsidiair:voor recht verklaart dat de juridische grens zich bevindt daar waar voorheen de muur van de bakkerij en in het verlengde daarvan de coniferen stonden, op de dijk op 1.92 meter vanuit de zijkant van het huis van [persoon A] c.s. (kant van de voordeur) en in de achtertuin vanuit de zijkant van het huis van [persoon A] c.s. (kant van de voordeur) 1.92 meter + 44,5 cm schuin naar achter lopend waarbij de grens aan de achterzijde zich bevindt op 120 cm naar rechts (richting [persoon C] c.s.) vanaf het midden van de schuttingpaal;
Meer subsidiair:de grens bepaalt tussen de percelen van [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s. en bepaalt dat de grens aan de voorzijde onder de haag en aan de achterzijde onder de hout/betonnen schutting loopt zodat de juridische grens gelijk komt te liggen met de feitelijke grens;
II.
Primair:[persoon C] c.s. veroordeelt om de volledige kosten te betalen die moeten worden gemaakt voor het notarieel laten vastleggen van de juridische grens, het inschrijven van de akte(s) en/of vonnis in de openbare registers en het laten aanpassen van de kadastrale grens;
Subsidiair:[persoon C] c.s. veroordeelt om voor de helft bij te dragen in de kosten die moeten worden gemaakt voor het notarieel laten vastleggen van de juridische grens, het inschrijven van de akte(s) en/of vonnis in de openbare registers en het laten aanpassen van de kadastrale grens, binnen 14 dagen nadat [persoon A] c.s. per mail opgaaf heeft gedaan van deze kosten;
III. [persoon C] c.s. veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijk rente indien de voldoening daarvan niet binnen 14veertien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt.
4.2.
Het verweer van [persoon C] c.s. strekt tot het afwijzen van de vorderingen van [persoon A] c.s., met veroordeling van [persoon A] c.s. in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[persoon C] c.s. vorderen na vermeerdering van eis dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. [persoon A] c.s. veroordeelt om de kadastrale grens aan de achterzijde van de percelen die is weergegeven in het veldwerk (relaas van bevindingen) van het kadaster overgelegd als productie 2 te eerbiedigen en om binnen 2 weken na het te wijzen vonnis hun medewerking te hebben verleend aan het geven van een opdracht aan een door [persoon C] c.s. te nomineren hovenier om – op kosten van beide partijen, ieder de helft – de erfafscheiding aan de achterzijde van de percelen te verplaatsen naar de kadastrale grens, zodanig dat de werkzaamheden in elk geval binnen twee maanden na het te wijzen vonnis zijn uitgevoerd, dat wil zeggen dat de houten schutting weergegeven op voornoemd veldwerk met de aansluiting’ht sch’, die de achtertuinen van partijen gescheiden houdt wordt verplaatst naar de kadastrale grens, zodat de houten schutting komt te staan op de lijn die loopt vanaf de door het Kadaster geplaatste spijker aan de voorzijde van de woningen (aangeduid met ‘spr’op het veldwerk, meetpunt 1) en dan doorloopt via meetpunt 2 gelegen op 0,97 meter gemeten vanuit de hoek aan de voorzijde van de woning van [persoon C] c.s., vervolgens doorloopt via meetpunt 3 dat gelegen is op 0,73 meter vanaf de hoek aan de achterzijde van de woning van [persoon C] c.s. en dan doorloopt tot de ijzeren buis, aangeduid met ‘íj bs’ aan de achterzijde van de tuin van [persoon C] c.s. (meetpunt 4), een en ander op straffe van een dwangsom van € 250 per dag of gedeelte daarvan dat [persoon A] c.s. in gebreke blijven de veroordeling na te komen, met een maximum van
€ 15.000;
althans bij vonnis waarin de rechtbank in lijn daarmee en met hetgeen in de conclusie van antwoord en in de vordering in reconventie is gesteld een zodanige juiste en redelijke veroordeling uitspreekt;
II. voor recht verklaart dat de juridische grens aan de voorzijde van de percelen over een lengte van 10,6 meter zich bevindt daar waar voorheen de muur van de bakkerij stond, zijnde 44,5 centimeter over de kadastrale grens, zodat komt vast te staan dat de juridische erfgrens zich aan de voorzijde van de percelen (vanaf de dijk), en gezien vanuit de woning van [persoon C] c.s. op 44,5 centimeter vanaf de door het Kadaster geplaatste spijker aan de voorzijde van de woningen (angeduid met ‘spr’ op het veldwerk in productie 2, meet punt 1) begint, en dan over een afstand van 10,6 meter evenwijdig aan de kadastrale erfgrens doorloopt naar achteren, een en ander zoals weergegeven op de impressietekening in paragraaf 38 van de conclusie van antwoord;
althans bij vonnis waarin de rechtbank in lijn daarmee en met hetgeen in de conclusie van antwoord en in de vordering in reconventie is gesteld een zodanige juiste en redelijke veroordeling uitspreekt;
III. [persoon A] c.s. veroordeelt om binnen twee weken hun medewerking te verlenen om de juridische grens aan de voorzijde van de percelen (op de dijk) die zich bevindt daar waar voorheen de muur van de bakkerij stond, zoals omschreven onder II, in te laten schrijven in de openbare registers van het kadaster, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250 per dag of gedeelte daarvan dat [persoon A] c.s. in gebreke blijven de veroordeling na te komen;
althans bij vonnis waarin de rechtbank in lijn daarmee en met hetgeen in de conclusie van antwoord en in de vordering in reconventie is gesteld een zodanige juiste en redelijke veroordeling uitspreekt;
IV. [persoon A] c.s. veroordeelt om de kosten die gemaakt moeten worden voor het inschrijven van de juridische grens in de openbare registers van het kadaster en alle kosten die daar redelijkerwijzs uit voortvloeien te betalen;
althans bij vonnis waarin de rechtbank in lijn daarmee en met hetgeen in de conclusie van antwoord en in de vordering in reconventie is gesteld een zodanige juiste en redelijke veroordeling uitspreekt;
V. [persoon A] c.s. veroordeelt om de kadastrale erfgrens aan de achterzijde van de perelen te eerbiedigen en om binnen 2 weken na het te wijzen vonnis hun medewerking te hebben verleend aan het geven van een opdracht aan een door [persoon C] c.s. te nomineren hovenier - op kosten van beide partijen, ieder de helft - de erfafscheiding aan de voorzijde van de percelen (op de dijk) te verplaatsen naar de juridische grens zodanig dat de werkzaamheden in elk geval binnen twee maanden na het te wijzen vonnis zijn uitgevoerd met het resultaat dat de groenafscheiding die de voortuinen van partijen gescheiden houdt wordt verplaatst naar de juridische grens, zodat de erfafscheiding vanaf de plaats waar de bakkerij stond op 147,5 centimeter vanaf de woning van [persoon A] c.s. komt te staan, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250 per dag of gedeelte daarvan dat [persoon A] c.s. in gebreke blijven de veroordeling na te komen, met een maximum van € 15.000;
althans bij vonnis waarin de rechtbank in lijn daarmee en met hetgeen in de conclusie van antwoord en in de vordering in reconventie is gesteld een zodanige juiste en redelijke veroordeling uitspreekt;
VI. [persoon A] c.s. veroordeelt om de twee bomen die zijn geplaatst op circa 170 centimeter van de (kadastrale) erfgrens, binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden;
althans om die vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis te snoeien en vervolgens te allen tijde gesnoeid te houden tot een maximale hoogte van 6 meter;
althans in lijn daarmee en met hetgeen in de conclusie van antwoord en in de vordering in reconventie is gesteld een zodanige juiste en redelijke veroordeling uitspreekt;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 250 per dag of gedeelte
daarvan dat [persoon A] c.s. in gebreke blijven de veroordeling na te komen;
subsidiair:
VII. [persoon A] c.s. veroordeelt tot nakoming van de overeenkomst, namelijk de twee bomen die zijn geplaatst op 170 centimeter van de erfgrens, binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden;
althans om die vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis te snoeien en vervolgens te allen tijde gesnoeid te houden tot een maximale hoogte van 6 meter;
althans in lijn daarmee en met hetgeen in de conclusie van antwoord en in de vordering in reconventie is gesteld een zodanige juiste en redelijke veroordeling uitspreekt;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 250 per dag of gedeelte
daarvan dat [persoon A] c.s. in gebreke blijven de veroordeling na te komen;
zowel in het primaire als in het subsidiaire geval:
VIII. [persoon A] c.s. veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijk rente indien de voldoening daarvan niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt.
4.5.
Het verweer van [persoon A] c.s. strekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot het afwijzen van de vorderingen van [persoon C] c.s., met veroordeling van [persoon C] c.s. in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de voldoening daarvan niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt, althans vanaf een in redelijkheid te bepalen termijn.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de nauwe samenhang zullen de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie (zoveel mogelijk) gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Zowel [persoon A] c.s. als [persoon C] c.s. hebben hun eis in conventie en in reconventie vermeerderd. [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s. hebben over en weer tegen de eisvermeerderingen geen bezwaar gemaakt. Zij hebben ook verweer gevoerd tegen de vermeerderde eisen in conventie en in reconventie en de rechtbank vindt deze eisvermeerderingen dan ook niet in strijd met de goede procesorde. De rechtbank zal beslissen op zowel de vermeerderde eis in conventie als op de vermeerderde eis in reconventie zoals hiervoor onder 4.1 en 4.4 weergegeven.
5.3.
De vorderingen in conventie van [persoon A] c.s. strekken - kort gezegd - tot nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarin partijen een nieuwe erfgrens tussen hun percelen hebben bepaald en tevens hebben beoogd deze nieuwe erfgrens juridisch vast te leggen. Ter adstructie verwijzen [persoon A] c.s. naar de e-mails van 10 maart, 1 en 5 oktober 2019 (zie 3.6.1, 3.6.2 en 3.6.3). Partijen hebben ook uitvoering gegeven aan de nieuwe erfgrens door samen aan de voorzijde een haag en aan de achterzijde een betonnen schutting te (laten) plaatsen. [persoon C] c.s. moeten daarom hun medewerking verlenen aan het notarieel vastleggen van de nieuwe erfgrens. Ten aanzien van die medewerking zijn tussen partijen geen voorwaarden overeengekomen ter zake de aanplant van bomen langs de erfgrens.
5.4.
[persoon C] c.s. stellen zich daarentegen - kort gezegd - op het standpunt dat partijen geen nieuwe erfgrens tussen hun percelen zijn overeengekomen. De kadastrale grens is de juridische grens. Volgens [persoon C] c.s. hebben zij slechts een gebruiksrecht voor [persoon A] c.s. op het oog gehad, omdat [persoon A] c.s. zich niet hebben willen committeren aan afspraken over de aanplant van bomen langs de erfgrens. Ter adstructie verwijzen [persoon C] c.s. naar de e-mail van 8 september 2019 (zie 3.7). Met de aanplant van twee grote bomen in december 2021 is het gebruiksrecht thans non existent.
5.5.
De rechtbank stelt voorop dat wat op de kadastrale kaart en/of in het veldwerk staat weergegeven niet bepalend is voor de beantwoording van de vraag waar juridisch gezien de erfgrens loopt. Beslissend is wat voortvloeit uit de rechtshandelingen van partijen.
5.6.
Partijen geven ieder een eigen uitleg aan de e-mailcorrespondentie van 10 maart, 8 september, 1 en 5 oktober 2019. Daarom zal de rechtbank deze e-mailcorrespondentie uitleggen om te bepalen wat partijen hebben afgesproken. Daarvoor moet worden gekeken naar de zin die [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s. in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de inhoud van die e-mailcorrespondentie mochten toekennen en wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang. De e-mail van 10 maart 2019 van [persoon C] c.s. is een voorstel aan [persoon A] c.s. om te komen tot een nieuwe erfgrens. De e-mail van 1 maart 2019 van [persoon A] c.s. aan [persoon C] c.s. bouwt voort op het voorstel van [persoon C] c.s. De e-mail van 5 oktober 2019 van [persoon C] c.s. is een reactie op de e-mail van [persoon A] c.s. van 1 oktober 2019, waarin [persoon C] c.s. refereren aan eerdere afspraken waaraan zij zich gebonden achten. Nergens in de e-mails staat geschreven dat [persoon C] c.s. [persoon A] c.s. een gebruiksrecht hebben willen verlenen. Het zijn [persoon C] c.s. die uitdrukkelijk te kennen geven de nieuwe erfgrens officieel te willen vastleggen. Ook kan uit verdere processtukken en het verhandelde ter zitting worden afgeleid dat voor partijen de afspraak over de nieuwe erfgrens bepalend is geweest voor de beplanting aan de voorzijde en het plaatsen van de betonnen erfafscheiding aan de achterkant van hun percelen. Anders dan [persoon C] c.s. betogen kan uit de e-mail van 8 september 2019 niet worden afgeleid dat partijen hebben bedoeld dat hun afspraak over het verplaatsen van de erfgrens alleen op zou gaan als [persoon A] c.s. op hun perceel ( [perceelnummer 1] ) langs de erfgrens met het perceel van [persoon C] c.s. ( [perceelnummer 2] ) geen bomen zouden aanplanten. Uit de verklaring van [persoon A] c.s. ter zitting
“bij het plaatsen van de gezamenlijke schutting is slechts en passant over bomen en soort bomen gesproken die een stukje uit elkaar langs de erfgrens aan de kant van de woning van [persoon C] c.s. geplaatst zouden worden”, die [persoon C] c.s. onweersproken heeft gelaten, volgt dat ook niet.
Niet valt uit te sluiten dat de aanplant van de twee bomen in december 2021 voor [persoon C] c.s. aanleiding kan zijn geweest de mogelijke gevolgen daarvan voor hun perceel nader te bekijken; dat [persoon C] c.s. zich eerder al op het standpunt stelden dat zij met [persoon A] c.s. een gebruiksrecht en geen nieuwe erfgrens waren overeengekomen volgt hier echter niet uit.
Het voorgaande leidt ertoe dat [persoon A] c.s. redelijkerwijs mochten verwachten dat de door hen met [persoon C] c.s. gemaakte afspraak over de nieuwe erfgrens - twee meter vanuit de zijkant van het huis van [persoon A] c.s. aan de voorzijde onder de haag en aan de achterzijde onder de hout/betonnen schutting - als juridische erfgrens tussen hun percelen zou gaan gelden en dat deze nieuwe erfgrens officieel, dat wil zeggen notarieel zou worden vastgelegd. [persoon C] c.s. dienen deze afspraak na te komen. De primaire vordering onder I van [persoon A] c.s. zal daarom worden toegewezen.
5.7.
Aangezien beide partijen belang hebben bij het notarieel vastleggen van de juridische grens tussen hun percelen, is de rechtbank van oordeel dat iedere partij voor de helft moet bijdragen in de kosten van die notariële vastlegging van de juridische grens en het inschrijven van daarvan in de openbare registers. De subsidiaire vordering onder II van [persoon A] c.s. zal daarom worden toegewezen.
5.8.
De door [persoon A] c.s gevorderde dwangsom van € 500 per dag dat [persoon C] c.s. nalaten medewerking te verlenen aan het notarieel vastleggen van de door partijen overeengekomen nieuwe erfgrens tussen de percelen [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] acht de rechtbank toewijsbaar. De rechtbank zal de hoogte van de dwangsom maximaliseren tot een bedrag van € 50.000.
Tussenconclusie in conventie en reconventie
5.9.
Dit betekent dat de primaire vordering onder I en de subsidiaire vordering onder II in conventie van [persoon A] c.s. worden toegewezen en dat de reconventionele vorderingen I tot en met V van [persoon C] c.s. worden afgewezen.
Verder in reconventie
5.10.
In conventie is in rechte komen vast te staan dat als erfgrens tussen de percelen van [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s. heeft te gelden de tussen partijen overeengekomen erfgrens: twee meter vanuit de zijkant van het huis van [persoon A] c.s. aan de voorzijde onder de haag en aan de achterzijde onder de hout/betonnen schutting. Dit betekent dat de twee bomen die [persoon A] c.s. langs de erfgrens hebben geplaatst niet in de verboden zone als bedoeld in artikel 5:42 BW staan. De vordering tot verwijdering en het verwijderd houden van de twee bomen is dan ook niet op die grondslag toewijsbaar.
5.11.
[persoon C] c.s. vorderen verder dat [persoon A] c.s. te allen tijde de bomen tot een maximale hoogte van zes meter gesnoeid moeten houden, omdat volgens [persoon C] c.s. deze bomen zodanig veel daglicht aan hun tuin onthouden dat sprake is van onrechtmatige hinder als bedoeld in artikel 5:37 BW. Ter onderbouwing beroepen zij zich op foto’s van de situatie ter plaatse. Volgens [persoon C] c.s. zijn de bomen zeker negen meter hoog.
5.12.
[persoon A] c.s. betwisten niet dat de bomen invloed op het zonlicht in de tuin van [persoon C] c.s. hebben. Wel betwisten zij dat de door hen gekozen bomen, die zonlicht doorlaten, zodanige schaduw werpen op de tuin van [persoon C] c.s. dat dit onrechtmatige hinder oplevert. Volgens [persoon A] c.s. zitten [persoon C] c.s. in de tuin en op het balkon in de zon.
5.13.
Beoordeeld dient te worden of de invloed die de bomen hebben op het zonlicht in de tuin van [persoon C] c.s. onrechtmatig is. Op grond van artikel 5:37 BW in samenhang met artikel 6:162 BW is het een eigenaar van een erf niet toegestaan onrechtmatige hinder aan eigenaren van andere erven toe te brengen. Daaruit volgt dat niet elke vorm van hinder onrechtmatig is. Of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden.
5.14.
Vast staat dat de twee bomen in de tuin van [persoon A] c.s. langs de erfgrens met [persoon C] c.s. meer dan zes meter hoog zijn, de tuinen van partijen op het oosten liggen, de bomen van [persoon A] c.s. langs de erfgrens van partijen staan zodat wanneer de zon in de loop van de dag naar het het zuiden draait er schaduw ontstaat. Op de zitting hebben [persoon C] c.s. de door hen gestelde hinder onderbouwd met foto’s van de situatie ter plaatse. Deze foto’s zijn in de middag op 23 september 2023 genomen. Ook uit de door [persoon A] c.s. overgelegde video kan worden afgeleid dat de bomen in hun tuin in een tijdsbestek van twee jaar een aanzienlijke hoogte hebben bereikt. De hiervoor genoemde plaatselijke omstandigheden en de beperkte omvang van de tuinen van partijen maken dat de rechtbank vooralsnog niet kan beoordelen of en in welke mate sprake is van een ontnemen van daglicht en of dat dit onrechtmatige hinder oplevert en daarmee de in dit verband door [persoon C] c.s. gevorderde snoeihoogte rechtvaardigt. Om inzicht te krijgen in de door de bomen veroorzaakte schaduw in de tuin/het perceel van [persoon C] c.s. acht de rechtbank een bezonningsonderzoek door een deskundige daarom aangewezen.
5.15.
Voor het onderzoek naar de bezonning van de tuin/het perceel van [persoon C] c.s. zal (een) onafhankelijke deskundige(n) worden benoemd. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen teneinde [persoon C] c.s. en [persoon A] c.s. in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het aantal, de discipline en de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan deze(n) voor te leggen vragen. Voorshands is de rechtbank voornemens om aan de deskundige(n) de volgende vragen te stellen:
kunt u aangeven wanneer er in de tijdsperiode van 10.00 tot 20.00 uur (per twee uur) gedurende de maanden mei tot en met september (telkens op de vijftiende dag van de maand) in de tuin van [persoon C] c.s. sprake is van schaduw:
( a) veroorzaakt door de bomen uitgaande van de huidige hoogte
( b) veroorzaakt door de bomen indien die tot een hoogte van zes meter zouden worden teruggesnoeid.
De rechtbank geeft partijen in overweging om met een eenparig voorstel te komen. Wanneer partijen zich uitlaten, dienen zij daarbij aan te geven waarover zij het eens zijn en waarover niet en in dat laatste geval ook waarom niet.
5.16.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [persoon C] c.s. moeten worden betaald.
Voorts in conventie en reconventie
5.17.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing in conventie en reconventie aan.

6.De beslissing

De rechtbank
in reconventie
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 april 2024voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
in conventie en reconventie
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 13 maart 2024.
1451//2294