ECLI:NL:RBROT:2024:4001

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10/002467-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met zwaar illegaal vuurwerk tijdens nieuwjaarsnacht

Op 1 januari 2024, tijdens de nieuwjaarsnacht, heeft de verdachte in Nieuw-Beijerland zwaar illegaal vuurwerk gegooid naar agenten van de Mobiele Eenheid (ME). Dit gebeurde terwijl de ME aanwezig was om de brandweer te beschermen, die werd lastiggevallen door een groep jongeren. De verdachte heeft een stuk vuurwerk afgeschoten dat een harde knal veroorzaakte en een drukgolf teweegbracht, wat leidde tot gemeen gevaar voor de aanwezige politieagenten en hun voertuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een ontploffing teweegbracht, maar sprak hem vrij van openlijke geweldpleging, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij in vereniging geweld had gepleegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake was van letsel of aantasting van hun persoon.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/002467-24
Datum uitspraak: 23 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.G.H. Verschaeren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar;
  • indien de verdachte op 31 december 2024 niet gedetineerd is, oplegging van een gedragsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende dat de verdachte vanaf 31 december 2024 18.00 uur tot 1 januari 2025 06.00 uur zich zal bevinden op het adres waar hij volgens het basisregistratie personen ingeschreven staat, te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 weken indien niet aan de maatregel wordt voldaan.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat hij degene is geweest die het vuurwerk heeft gegooid dat tussen de politie terecht kwam. Gelet op de situatie ter plaatse is heel wel mogelijk dat iemand anders de dader was en er dus sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
In de nacht van 1 januari 2024 werd de brandweer ingezet in Nieuw-Beijerland om een brand te blussen. De brandweer werd bij het blussen lastig gevallen en bekogeld met vuurwerk. De Mobiele Eenheid (ME) is daarom ingezet om de brandweerlieden te beschermen en de orde te handhaven. De ME is onder andere ingezet in de Wilhelminastraat. In de Wilhelminastraat trof de ME een groep van ongeveer 30 – 40 personen, waar de verdachte vanaf ongeveer 01:15 uur onderdeel van uitmaakte. Op enig moment liep de verdachte naar voren, in de richting van de ME, en probeerde hij een stuk legaal vuurwerk af te steken. Hij kreeg vervolgens een klap van een ME-er omdat hij te dicht bij de ME linie kwam. Daarna is vanuit de groep een stuk vuurwerk tussen de ME gegooid en tot ontploffing gekomen.
Feit 1
Zwaar illegaal vuurwerk
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het stuk vuurwerk wat werd gegooid zwaar illegaal vuurwerk betrof. Meerdere verbalisanten van de ME verklaren dat de ontploffing een erg harde knal gaf, een stevige drukgolf teweeg bracht en dat het politievoertuig door de ontploffing heen en weer ging. Meerdere verbalisanten verklaren dat zij vermoedden dat het hier om een zogenaamde
shell(mortierbom) ging. Wat voor illegaal vuurwerk het precies was, kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van het dossier echter niet worden vastgesteld.
Gelet op de impact die het stuk vuurwerk had, is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van gemeen gevaar voor de politiebus en gevaar voor lichamelijk letsel van de verbalisanten genoemd in de tenlastelegging. Zij bevonden zich allen in de directe omgeving van het stuk vuurwerk toen dat ontplofte.
Verdachte gooide het vuurwerk
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat degene die het stuk vuurwerk in hun midden gooide dezelfde persoon was als degene die eerder legaal vuurwerk probeerde af te steken in de ruimte tussen de groep en de ME en een klap kreeg. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de verdachte, nadat hij was aangehouden, ook herkend als de persoon die het stuk vuurwerk gooide. Gelet op de verklaringen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] stelt de rechtbank vast dat de verdachte de dader is. Deze conclusie wordt ondersteund door de eigen verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij die nacht eerst probeerde een stuk legaal vuurwerk af te steken, daarop een klap kreeg van de politie en vervolgens in de richting van de politie een stuk illegaal vuurwerk heeft gegooid. Voor het scenario dat er sprake zou zijn van een persoonsverwisseling, zoals gesuggereerd door de verdediging, biedt het dossier geen aanknopingspunten.
Feit 2
Openlijk geweld
Uit de vaststaande feiten volgt dat er sprake was van een zeer onrustige nieuwjaarsnacht in Nieuw-Beijerland en dat een grote groep jongeren daarvoor verantwoordelijk was. Uit het dossier en het onderzoek op de zitting volgt echter onvoldoende dat in de tijd dat de verdachte deel uitmaakte van die groep jongeren er in vereniging geweld is gepleegd tegen de aanwezige politieambtenaren. Uit het dossier volgt niet meer dan dat de verdachte zwaar illegaal vuurwerk naar de ME heeft gegooid. Van het plegen van openlijk geweld als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt de verdachte daarom vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Niet bewezen is dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 januari 2024 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door
een stuk zwaar illegaal vuurwerk aan te steken en vervolgens dit stuk vuurwerk te gooien
naar de daar aanwezige verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] en [verbalisant 1] en [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en [verbalisant 6]
[verbalisant 6] en [verbalisant 7] en een politiebus terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een politievoertuig en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
voornoemde verbalisanten te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tijdens oud en nieuw een stuk zwaar illegaal vuurwerk naar de ME gegooid, waardoor de ME agenten hun linie moesten verbreken en aan de kant moesten springen om zichzelf in veiligheid te brengen. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig feit. De ME is opgeroepen om de brandweer te beschermen tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden. Het is van groot belang dat hulpverleners ongestoord hun werk kunnen doen. De verdachte heeft weliswaar geen vuurwerk naar de brandweer gegooid, maar heeft wel de personen die de brandweer beschermden aangevallen door een ontploffing in hun midden teweeg te brengen. Hoewel leden van de ME goed beschermd zijn door middel van beschermende kleding, hoeven zij niet bedacht te zijn op het ondergaan van een ontploffing door zwaar illegaal vuurwerk. De verdachte heeft door zijn handelen de openbare orde ernstig verstoord en gevaar voor meerdere personen en een politieauto in het leven geroepen. Dat wordt hem ernstig aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in 2019 is veroordeeld tot 50 uren werkstraf voor brandstichting. De rechtbank ziet hierbij in dat het feit waarvoor de verdachte in 2019 is veroordeeld qua toedracht en impact wezenlijk verschilt van het onderhavige feit.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 februari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft zijn leven goed op de rit. Hij heeft een betaalde baan en er zijn geen schulden. Sinds korte tijd heeft hij een vaste partner. Hij komt uit een groot gezin waarin de onderlinge verhoudingen goed zijn; met alle gezinsleden is goed contact. Er lijkt geen sprake te zijn van problematisch middelengebruik. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. Er zijn geen problemen gesignaleerd die aanleiding geven tot het adviseren van interventies. Een meldplicht of toezicht wordt niet van toegevoegde waarde geacht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de persoon van de verdachte. Gelet hierop acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie te hoog. Ook de nog jeugdige leeftijd van de verdachte speelt daarbij een rol.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
In tegenstelling tot wat de officier van justitie heeft geëist, zal de rechtbank geen gebiedsgebod als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen voor de periode van 31 december 2024 18:00 uur tot 1 januari 2025 06:00 uur. Dit is de eerste keer dat de verdachte voor een dergelijk feit wordt vervolgd en daarom ziet de rechtbank daarvan af. Daar komt nog bij dat de verdachte in die bewuste nacht zoals eerder vermeld in een proeftijd zal lopen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd de hierna te noemen personen, die ieder voor zich een vergoeding van immateriële schade hebben gevorderd ter hoogte van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024:
  • [verbalisant 4];
  • [verbalisant 7];
  • [verbalisant 1];
  • [verbalisant 6];
  • [verbalisant 2];
  • [verbalisant 5];
  • [verbalisant 3].
Daarnaast hebben de benadeelde partijen proceskosten ter hoogte van € 82,- gevorderd. Ten slotte hebben de benadeelde partijen gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
8.1.
Standpunt verdediging
De benadeelde partijen moeten niet-ontvankelijk verklaard worden. Ingeval de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen, moeten de vorderingen worden afgewezen. De benadeelde partijen hebben niet onderbouwd dat sprake is van letsel, zij het lichamelijk of psychisch. Voor psychisch letsel is vereist dat er sprake is van meer dan alleen psychisch onbehagen. Dat hiervan sprake zou zijn, is niet onderbouwd.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:106 onder b BW. Op grond van artikel 6:106 onder b BW heeft een benadeelde partij recht op een schadevergoeding als de benadeelde partij op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting van zijn eer en goede naam in zijn persoon is aangetast. Hiervan is sprake als de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen of als de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij dat meebrengen.
De benadeelde partijen hebben niet gesteld dat sprake is van geestelijk letsel. Derhalve is de vraag of de aard en de ernst van de normschending in dit specifieke geval zodanig is dat daarmee de benadeelde partijen op andere wijze in hun persoon zijn aangetast. De verdachte heeft één stuk zwaar illegaal vuurwerk naar de verbalisanten gegooid. Geen van de verbalisanten hebben enig letsel opgelopen. Hoewel het incident de verbalisanten begrijpelijkerwijs heeft geschokt en heeft bezig gehouden in de dagen erna, is de normschending niet dusdanig van ernst dat de verdachte daarmee de benadeelde partijen in hun persoon heeft aangetast.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partijen [verbalisant 4], [verbalisant 7], [verbalisant 1], [verbalisant 6], [verbalisant 2], [verbalisant 5] en [verbalisant 3] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.T.P. Pot en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 23 april 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door
een shell, althans een stuk zwaar (illegaal) vuurwerk aan te steken, althans in
aanraking te brengen met open vuur, en/of vervolgens dit stuk vuurwerk te gooien
naar en/of in de richting van de daar aanwezige verbalisanten [verbalisant 3] en/of [verbalisant 2]
en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6]
en/of [verbalisant 7] en/of een politiebus terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een of meerdere (politie)voertuigen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
voornoemde verbalisanten
te duchten was
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan de daar aanwezige politie ambtenaren [verbalisant 3] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1]
en/of [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] en/of
[verbalisant 7] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een shell, althans een stuk zwaar (illegaal) vuurwerk in aanraking heeft gebracht
met open vuur en/of
- ( vervolgens) dat stuk vuurwerk naar die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1]
en/of [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] en/of [verbalisant 7] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard
openlijk, te weten de kruising van de Wilhelminastraat met de 's-Gravenweg te
Nieuw-Beijerland in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of personen te weten de daar aanwezige politie ambtenaren [verbalisant 3] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] en/of [verbalisant 7] en/of goederen, te weten een of meerdere politievoertuigen, door
- vuurwerk uit een tas te pakken en deze uit te delen en/of
- in de richting van voornoemde verbalisanten te lopen en/of
- vuurwerk naar en/of in de richting van voornoemde politieambtenaren en/of
politievoertuigen te gooien.