Op 10 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren op een onbekende datum en ingeschreven op een onbekend adres, was preventief gedetineerd. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte op 31 december 2023 en 1 januari 2024 in Rotterdam een vuurwapen, een pistool van het merk FN Herstal, model 1922, kaliber 7.65 mm, en bijbehorende munitie voorhanden had. De officier van justitie, mr. N. van der Meij, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen had verklaard, aangezien de verdachte het feit had bekend en er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak kon leiden. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het ongecontroleerd bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid met zich meebrengt, vooral wanneer dit in het openbaar gebeurt. De verdachte was bovendien onder invloed van alcohol en had aangekondigd problemen met zijn familie te willen oplossen. De rechtbank concludeerde dat, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een gevangenisstraf van 9 maanden passend was. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.