ECLI:NL:RBROT:2024:3973

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10-001366-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie met een gevangenisstraf van 9 maanden

Op 10 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren op een onbekende datum en ingeschreven op een onbekend adres, was preventief gedetineerd. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte op 31 december 2023 en 1 januari 2024 in Rotterdam een vuurwapen, een pistool van het merk FN Herstal, model 1922, kaliber 7.65 mm, en bijbehorende munitie voorhanden had. De officier van justitie, mr. N. van der Meij, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen had verklaard, aangezien de verdachte het feit had bekend en er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak kon leiden. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het ongecontroleerd bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid met zich meebrengt, vooral wanneer dit in het openbaar gebeurt. De verdachte was bovendien onder invloed van alcohol en had aangekondigd problemen met zijn familie te willen oplossen. De rechtbank concludeerde dat, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een gevangenisstraf van 9 maanden passend was. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-001366-24
Datum uitspraak: 10 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. D.A.Y. Jacques, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 31 december 2023 en 1 januari 2024 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de
vorm van een pistool, te weten een pistool van het merk FN Herstal, model 1922, kaliber 7.65 mm,
en
voor dat vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4 Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten 8 kogelpatronen, kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op de openbare weg een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. De verdachte was in de oudejaarsnacht onder invloed van alcohol toen hij het wapen aan zijn buurman (tevens getuige) toonde en aankondigde dat hij problemen met zijn familie wilde oplossen. Dat zijn erg zorgelijke omstandigheden. Ongecontroleerd bezit van vuurwapens met munitie brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee, omdat het bezit van een vuurwapen al snel kan leiden tot het gebruik ervan, met alle gevolgen van dien. Dat geldt te meer wanneer men het vuurwapen met munitie in het openbaar voorhanden heeft. Daarom moet hiertegen streng worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 februari 2024, blijkt dat de verdachte in het recente verleden niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte. In strafverhogende zin weegt de rechtbank mee dat de verdachte onder invloed was van alcohol en kennelijk van plan was om gewapend op pad te gaan om een familieprobleem op te lossen. De geëiste straf is daarom op zijn plaats. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en G.B. Plomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 10 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2023 en/of 1 januari 2024 te Rotterdam, althans in
Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de
vorm van een pistool, te weten een pistool van het merk FN Herstal, model 1922, kaliber 7.65 mm,
en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten 8 kogelpatronen, kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;