ECLI:NL:RBROT:2024:3966

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10-331006-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep

In de zaak tegen de verdachte, die op 11 december 2023 te [plaatsnaam] en/of Rotterdam een grote hoeveelheid hennep vervoerde en opzettelijk aanwezig had, heeft de rechtbank Rotterdam op 29 maart 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij 536,12 kilogram hennep vervoerde. De rechtbank oordeelde dat de politie rechtmatig het voertuig van de verdachte had doorzocht op basis van een ANPR-hit en de omstandigheden van de verkeerscontrole. De verdachte had wetenschap en beschikkingsmacht over de hennep, wat werd afgeleid uit zijn gedrag en de omstandigheden van het vervoer. De rechtbank achtte het bewijs voldoende en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 16 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat. De verdachte had geen eerder strafblad voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank benadrukte de maatschappelijke impact van de handel in grote hoeveelheden softdrugs.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-331006-23
Datum uitspraak: 29 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
en tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief verblijvende in [detentieadres]
raadsman mr. Van der Made, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2023 te [plaatsnaam] en/of Rotterdam
opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 536,12 kilogram hennep(toppen), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 11 lid 5 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest;

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De politie had geen redelijk vermoeden van schuld op basis waarvan het voertuig, waarin de verdachte reed, had mogen worden onderzocht, laat staan dat de dozen in die auto hadden mogen worden geopend. Dit is een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, dat moet resulteren in bewijsuitsluiting. Het aantreffen van de henneptoppen in die dozen mag dan ook niet worden gebruikt voor het bewijs. Als gevolg daarvan moet de verdachte worden vrijgesproken.
De verdachte heeft bovendien geen wetenschap gehad van aard van de lading die hij in de auto vervoerde en heeft dat op basis van de omstandigheden ook niet hoeven te vermoeden. Ook wanneer geen sprake zou zijn geweest van een vormverzuim moet de verdachte worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Is sprake van een vormverzuim?
Verbalisanten hebben op maandag 11 december 2023, naar aanleiding van een ANPR-Hit op het (huur)voertuig met het kenteken [kenteken] , deze auto omstreeks 21.00 uur gecontroleerd. Als onderdeel van de verkeerscontrole hebben de verbalisanten de papieren (het rijbewijs van de verdachte en het kentekenbewijs) gevorderd. Deze bevoegdheid komt de politie toe. Vervolgens hebben zij de verdachte verzocht om een huurcontract met betrekking tot die auto te laten zien. Hieruit bleek dat dat contract niet op naam van de verdachte (de bestuurder van de auto) stond.
Met toestemming van de verdachte heeft de politie vervolgens in de laadruimte van het voertuig gekeken en zag daarin meerdere grote kartonnen dozen staan. Daarnaar gevraagd zei de verdachte niet te weten wat in die dozen zat en dat hij evenmin over de bij die dozen behorende vervoersdocumenten beschikte.
Onder meer vanwege het vreemde tijdstip waarop de lading werd vervoerd, het ontbreken van bijbehorende ladingdocumenten en de ervaring van verbalisanten dat in die periode veelvuldig illegaal vuurwerk werd vervoerd hebben verbalisanten op grond van artikel 23 lid 2 Wet op de economische delicten de lading doorzocht. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verbalisanten die controle van de lading op die basis mogen uitvoeren en een doos mogen openen. Na het aantreffen in die doos van doorschijnende plastic vacuümzakken, met daarin gedroogde henneptoppen, hebben zij ook de overige dozen mogen openen en controleren. Uit het vorenstaande volgt dat geen sprake is geweest van een vormverzuim en het terzake gevoerde verweer wordt dan ook verworpen. Het aantreffen van de henneptoppen in die dozen mag daarmee voor het bewijs worden gebezigd.
Wetenschap en beschikkingsmacht
De vraag die door de rechtbank vervolgens beantwoord dient te worden, is of de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad over voornoemde softdrugs. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de auto kort tevoren was gehuurd bij een regulier verhuurbedrijf en dat de verdachte vanaf dat moment steeds de bestuurder van de gehuurde auto is geweest. Daarmee heeft de verdachte als enig gebruiker en bestuurder van die auto ook de beschikkingsmacht gehad over hetgeen zich ten tijde van de controle in die auto heeft bevonden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat huurauto’s doorgaans ongeladen aan een gebruiker worden meegegeven en het niet aannemelijk is dat de omvangrijke lading zich al daarvoor in die auto zou hebben bevonden.
Bij de vraag of de verdachte wist wat hij op dat moment vervoerde neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Als uitgangspunt geldt dat de gebruiker van een auto in beginsel behoort te weten wat hij in zijn auto vervoert en dat een lading van dergelijk omvang niet over het hoofd heeft kunnen worden gezien. Dat de verdachte ook wist van de illegale aard van die lading leidt de rechtbank onder meer af uit de wijze waarop hij voor dit vervoer zegt benaderd te zijn (door een onbekende man in een winkelcentrum), de relatief hoge beloning (500 euro) voor een kort ritje en de wijze waarop het vervoer is uitgevoerd (op een laat tijdstip en door de opdrachtgever voorzien van een separate (werk)telefoon om met hem in contact te kunnen blijven, ondanks dat de verdachte zelf al een telefoon had.
Deze feiten in combinatie met het zenuwachtige gedrag van verdachte direct voorafgaand aan het doorzoeken van de lading, leidt tot de conclusie dat de verdachte wist van de illegale aard van de goederen die hij vervoerde. Het feit dat hij ook heeft geweten dat het om softdrugs handelde leidt de rechtbank af uit het feit dat in de woning van de verdachte drie persmachines zijn aangetroffen, die veelvuldig voor het person van (soft)drugs worden gebruikt, en vacuümzakken die, volgens de verbalisanten, ook sterk gelijkend waren op de vacuümzakken, waarin de henneptoppen die in de dozen in het voertuig van verdachte zijn aangetroffen waren geperst en verpakt.
Gelet op het voorgaande in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel de wetenschap van, als beschikkingsmacht over de in de tenlastelegging hoeveelheid softdrugs heeft gehad. Het verweer van de verdachte dat hij niet wist of kon weten wat hij vervoerde wordt daarmee verworpen.
De verdachte heeft aldus opzet gehad op het voorhanden hebben en vervoeren van een grote hoeveelheid softdrugs.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage I heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 december 2023 te [plaatsnaam]
opzettelijk heeft vervoerd,
en opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te
weten 536,12 kilogram hennep(toppenzijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf /en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en vervoeren van meer dan 500 kilogram henneptoppen. Dit is een uitzonderlijk grote hoeveelheid softdrugs en vertegenwoordigt ook een enorme waarde. De financiële belangen bij (de handel in) dergelijke hoeveelheden softdrugs zijn bovendien zo groot, dat ter bescherming daarvan geweld en het plegen van andere strafbare feiten veelal niet wordt geschuwd. Dit alles heeft negatieve maatschappelijke gevolgen en daar dient krachtig tegenop getreden te worden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de LOVS oriëntatiepunten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van de Grampel voorzitter,
en mrs. Van Essen en Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Kroonbergs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Bewijsmiddelen

1. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 15 maart 2024, inhoudende:

Op 11 december 2023 ben ik gevraagd door een voor mij onbekend persoon in een winkelcentrum om voor hem spullen op te halen in Tilburg en deze naar [plaatsnaam] te vervoeren. Ik zou hiervoor 500 euro krijgen. Deze onbekende persoon heeft mij ook de zwarte IPhone gegeven, die bij mij is aangetroffen. De Xiaomi telefoon is van mijzelf.
Ik ben vervolgens met een vriend naar Tilburg gereisd. Deze vriend heeft toen in Tilburg voor mij het voertuig gehuurd, waarin ik later ben aangehouden. Dit was bij een gewoon regulier autoverhuurbedrijf. Ik ben toen met dat voertuig naar [plaatsnaam] gereden. Daar heeft de politie mij gestopt en daarna aangehouden. Ik verblijf op [adres 1] . Eerder heb ik gewoond op het adres [adres 2] .

2. Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 1] (pagina 7 van de doorgenummerde bijlagen ), inhoudende als relaas van de verbalisanten of één van hen:

Op maandag 11 december 2023, om 20.53 uur, stonden wij, met ons dienstmotorvoertuig,
onder verkeersknooppunt Kralingseplein in Rotterdam. Op dat moment zagen wij dat er
een ANPR-Hit binnen kwam op onze diensttelefoon van een voertuig voorzien van het
kenteken [kenteken] .
De informatie bij het voertuig was dat het mogelijk om autoverhuur ging en er werd
gevraagd om controle.
Op maandag 11 december om 20.54 uur, zagen wij, verbalisanten het bovengenoemde
voertuig rijden op de afrit Al6 in de richting van het Kralingseplein. Wij zagen dat
het voertuig rechtsaf de Abraham van Rijckevorselweg opreed in de richting van
[plaatsnaam] . Hierop zijn wij achter het voertuig aangereden.
Op maandag 11 december 2023, omstreeks 20.57 uur, gaven wij de bestuurder van het
voertuig een stopteken doormiddel van ons politie-stoptransparant aan de achterzijde
van het voertuig op basis van artikel 160 van de wegenverkeerswet 1994.
Het voertuig stopte uiteindelijk op de Abraham van Rijkevorselweg in [plaatsnaam] ter hoogte van de kruising met Van Beethovenlaan.
Ik, Verbalisant [verbalisant 1] vorderde de bestuurder zijn rijbewijs en kentekenbewijs
behoorlijk ter inzage af te geven.
De bestuurder overhandigde een rijbewijs uit Servië op naam gesteld van:
[verdachte] geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats] in [geboorteland] .
Ik vroeg de [verdachte] naar een huurcontract van het voertuig. Ik zag [verdachte] terug liep
naar het voertuig en ik zag dat hij hier een A4 papier uithaalde. [verdachte] overhandigde
het huurcontract aan mij. Ik zag dat de gegevens van de huurder en bestuurder niet overeenkwamen.
Ik vroeg aan [verdachte] of dat ik achterin het voertuig mocht kijken.
Ik hoorde dat [verdachte] "Oke" antwoorde.
Ik zag dozen achterin liggen. Ik vroeg [verdachte] hierna naar een vervoersdocument. Ik hoorde dat [verdachte] dit niet kon overhandigen.
Ons, verbalisanten, is ambtshalve bekend dat rond deze tijd van het jaar het vaker
voorkomt dat er illegaal en zwaar vuurwerk over de grens van Nederland wordt
vervoerd. Door de grootte van de kartonnen dozen hadden wij het vermoedde dat er
mogelijk vuurwerk werd vervoerd. Ook omdat [verdachte] buitenlandse afkomst had, geen
vervoersdocument kon overhandigen, en het vreemde tijdstip dat [verdachte] onderweg was,
heb ik, verbalisant [verbalisant 1] op grond van artikel 23 lid 2 Wet op de economische
delicten de lading onderzocht.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vervolgde het gesprek met [verdachte] . Ik zag aan hem dat hij erg
zenuwachtig was. Verbalisant [verbalisant 1] , liep namelijk naar de achterzijde van het
voertuig. Ik zag dat [verdachte] heen en weer stond te wiebelen op zijn benen en dat hij
zenuwachtig zijn sigaretten opstak. Ik zag ook dat hij een van zijn sigaretten liet
vallen op de grond.
Op maandag 11 december 2023, om 21.15 uur heb ik, verbalisant [verbalisant 1] de lading
onderzocht waarna ik een van de dozen opende. Ik zag dat er zich in een van de dozen
doorschijnende plastic sealbags zaten welke vacuum waren gezogen. Ik zag in deze
sealbags groene toppen welke mij ambtshalve bekend zijn als gedroogde henneptoppen.
Ik zag dat er aan de zijkant van de doos een text was geschreven met 48 kilo. Hierna
ben ik het voertuig ingestapt en telde ik een totaal van 9 van deze gelijkende dozen
welke ik dicht heb gelaten. Ik merkte [verdachte] aan als verdachte van het handelen in
softdrugs.

3. Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 2] (pagina 25 van de doorgenummerde bijlagen ), inhoudende als relaas van de verbalisanten of één van hen:

Op maandag 11 september 2023, werd verdachte [verdachte] aangehouden ter zake overtreding
van de Opiumwet. Verdachte [verdachte] betrof de bestuurder van een bestelbus voorzien van
het kenteken [kenteken] . In deze bestelbus waren 9 dozen aangetroffen met daarin
meerdere verpakking met daarin vermoedelijk Henneptoppen.
Op dinsdag 12 december 2023, omstreeks 10:00 uur, hebben wij een onderzoek ingesteld
naar de inhoud van de 9 dozen.
Wij zagen dat in de kartonnendozen in totaal 840 pakketten met vermoedelijk henneptoppen zaten.
Vervolgens hebben wij het netto gewicht per stapel opgeteld bij elkaar. Wij zagen dat
het totale netto gewicht van de henneptoppen 536,124 kilogram betrof.

4. Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 3] (pagina 44 van de doorgenummerde bijlagen ), inhoudende als relaas van de verbalisanten of één van hen:

Op dinsdag 12 december 2023 om 16:13 uur werd de woning aan [adres 1]
met de genoemde aanwezigen betreden door middel van een
huissleutel van verdachte [verdachte] .
In de woning werden twee persmachines en een stapel vacuümzakken aangetroffen. De
persmachines zijn bestemd voor het persen/sealen van de vacuümzakken. Deze werden
aangetroffen in de inpandige berging, gelegen naast de keuken. De vacuümzakken waren
zeer gelijkend op de vacuümzakken gevuld met verdovende middelen die in de dozen in het voertuig van [verdachte] werden aangetroffen.
Tevens werd de berging op de begane grond van het appartementencomplex doorzocht. In
deze berging werd één persmachine aangetroffen, overeenkomstig de aangetroffen
persmachines in de inpandige berging van de woning.
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.