ECLI:NL:RBROT:2024:3965

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10/185718-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

Op 15 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de verdachte vrijgesproken is van de ten laste gelegde feiten. In deze zaak was er een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie, mr. L. Verhoeven. De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en betrof een bedrag van € 77.817,24. Tijdens de zitting op dezelfde dag als de uitspraak, heeft de officier van justitie echter gevorderd om de ontnemingsvordering af te wijzen. Dit gebeurde in het licht van een eerder arrest van het hof Den Haag, waarin de vordering voor een medeverdachte was toegewezen, maar waarbij onvoldoende bewijs was geleverd dat de verdachte voordeel had gehad van de betrokken oogst.

De verdediging heeft betoogd dat de ontnemingsvordering afgewezen moet worden, primair omdat de verdachte in de strafzaak vrijgesproken is, en subsidiair omdat het enkele aanwezig hebben van hennep geen voordeel oplevert. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte inderdaad is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, wat betekent dat er geen basis is voor de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft derhalve de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar gemaakt op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/185718-21 (ontneming)
Datum uitspraak: 15 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
raadsman mr. V.A. van Biljouw, advocaat in Breukelen.

1.Procedure

Na indiening van de vordering tot ontneming heeft de officier van justitie een conclusie van eis ingediend. Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2024, gelijktijdig met het onderzoek van de strafzaak.

2.Voorafgaande vonnis

Bij vonnis van deze rechtbank van heden (15 maart 2024) is [veroordeelde] vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

3.Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. L. Verhoeven, van 23 september strekt tot:
- het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op een bedrag van € 77.817,24;
- het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 77.817,24 ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting inmiddels gevorderd de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af te wijzen. De officier van justitie houdt daarbij rekening met het arrest van 7 december 2022, waarbij het hof Den Haag in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] de vordering voor wat betreft één oogst heeft toegewezen. De officier van justitie kan onvoldoende aantonen dat de verdachte voordeel heeft gehad van deze of een andere oogst.

4.Standpunt verdediging grondslag/hoogte ontnemingsvordering

De ontnemingsvordering dient te worden afgewezen. Daartoe is primair aangevoerd dat verdachte in de strafzaak moet vrijgesproken en subsidiair dat het enkele aanwezig hebben van hennep geen voordeel oplevert.

5.Beoordeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank stelt vast dat de verdachte bij vonnis van vandaag voor het ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De vordering wederrechtelijk verkregen voordeel zal alleen al daarom worden afgewezen.

11.Beslissing

De rechtbank:
wijst af de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en J. Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kroonbergs, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.