ECLI:NL:RBROT:2024:3964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10/185718-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplichtigheid aan hennepteelt zonder bewijs van beschikkingsmacht

Op 15 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt. De tenlastelegging betrof het telen, bereiden en opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 380 hennepplanten in een pand te [plaatsnaam] op 13 juli 2021. De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, eiste bewezenverklaring van de feiten en een taakstraf van 80 uren. Tijdens de zitting ontkende de verdachte de beschuldigingen en verklaarde slechts tijdelijk in het pand te hebben gelogeerd zonder kennis van de hennepkwekerij.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen. Er was geen objectief bewijs dat de verdachte betrokken was bij het telen of bereiden van de hennepplanten. De enkele aanwezigheid van de verdachte in het pand was onvoldoende om te concluderen dat hij beschikkingsmacht had over de hennepplanten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten had begaan, en sprak hem vrij.

Daarnaast was er een benadeelde partij die schadevergoeding eiste voor diefstal van stroom, maar de rechtbank verklaarde deze partij niet-ontvankelijk in de vordering, omdat het feit waarop de vordering was gebaseerd niet aan de verdachte was ten laste gelegd. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.J.P. van Essen als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/185718-21
Datum uitspraak: 15 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsman mr. V.A. van Biljouw, advocaat te Breukelen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2])
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 380 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het op 13 juli 2021 medeplegen van het telen, bereiden en opzettelijke aanwezig hebben van 380 hennepplanten in de woning aan [adres 2]. De politie heeft in de kelder van die woning namelijk een hennepkwekerij aangetroffen en heeft gezien dat, toen aan de voorzijde van het pand werd aangebeld, de verdachte via de achtertuin is weggevlucht. Dat de verdachte zegt niet van de aanwezigheid van die kwekerij te hebben geweten gelooft de officier van justitie niet. Hij moet de woning immers via de kelder hebben verlaten en heeft toen die kwekerij moeten zien. Bovendien verklaart de buurman dat de verdachte met zijn vriend al anderhalf jaar in dat pand woont.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft de tenlastegelegde feiten ontkend, Hij verklaart slechts twee dagen in het pand te hebben gelogeerd en daar toen geen kwekerij te hebben gezien.
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen objectief bewijs bevindt dat de verdachte zich toen en daar met het tenlastegelegde telen of bereiden van de aangetroffen hennep heeft bezig gehouden. Zijn enkele aanwezigheid in dat pand is daarvoor niet voldoende. Hiervan moet de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Datzelfde lot treft ook het tenlastegelegde aanwezig hebben van de in dat pand aangetroffen hennepplanten. Hoezeer het verleden van de verdachte ook vragen oproept (de verdachte is vaker in de buurt van een hennepkwekerij aangetroffen), ontbreken in dit dossier concrete aanknopingspunten dat de verdachte over die planten ook beschikkingsmacht heeft gehad.
De kwekerij bevond zich namelijk in het souterrain achter een gesloten deur. Zo hij al tijdens zijn vlucht met die planten zou kunnen zijn geconfronteerd, is dat onvoldoende om aan te kunnen nemen dat hij daarover ook de vereiste beschikkingsmacht heeft gehad.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij] ter zake van diefstal van stroom. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.423,07 aan materiële schade.
5.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat het feit waarop de vordering is gebaseerd, niet aan de verdachte ten laste is gelegd.
5.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en J. Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kroonbergs griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.