ECLI:NL:RBROT:2024:3963

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
C/10/674818 / JE RK 24-459
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 12 april 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3], besproken. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die de ondertoezichtstelling aanvraagt voor een periode van een jaar. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie thuis is onrustig en er zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders nog niet in staat zijn om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van de kinderen af te wenden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 14 oktober 2024, maar de duur beperkt tot zes maanden, met de mogelijkheid om de zaak later opnieuw te beoordelen. De GI is verzocht om uiterlijk op 1 september 2024 een rapportage in te dienen over de voortgang van de situatie. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de ouders en de GI voortvarend moeten blijven werken aan de adviezen van de hulpverlening. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/674818 / JE RK 24-459
Datum uitspraak: 12 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 21 februari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 1 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • een vertegenwoordigster van de GI, te weten mw. [persoon A] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] uitgenodigd voor een gesprek. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben niet gereageerd.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 14 juli 2023 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht gesteld met ingang van 14 juli 2023 tot 14 april 2024, is de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder opgeheven per 14 april 2024 en is het meer of anders verzochte afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek voor [voornaam minderjarige 1] mondeling gewijzigd in die zin dat de GI verzoekt om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] te verlengen tot haar meerderjarigheid en de verzoeken als volgt nader toegelicht.
In de afgelopen periode heeft de Viersprong gewerkt aan de-escalatie en de patronen binnen het gezin. Hulpverlening wordt met name aan de moeder en het gezin geboden en nog niet aan de vader. Er zijn nog steeds spanningen tussen de ouders. De betrokkenheid van de vader en de draagkracht van de moeder moeten worden verbeterd. Als het traject bij de Viersprong is afgerond, zal de Viersprong een eindverslag maken. Afhankelijk daarvan zal de GI hulpverlening inzetten.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gaan niet naar school. Volgens Leerplicht is Recon een passende school voor [voornaam minderjarige 2] . Na de operatie van [voornaam minderjarige 2] heeft regulier onderwijs echter de voorkeur van de GI en de moeder. De moeder en [voornaam minderjarige 2] hebben scholen benaderd, maar een negatief antwoord gekregen. KoersVO zal met de vorige school van [voornaam minderjarige 2] , Roncalli, die nog steeds betrokken is, contact opnemen. Er zal een vrijstelling voor [voornaam minderjarige 1] worden geregeld en een vervolgopleiding voor haar worden gezocht. [voornaam minderjarige 1] wil in de toekomst honden trainen. [voornaam minderjarige 1] is wantrouwend naar de hulpverlening. Daarom heeft de jeugdbeschermer zich teruggetrokken, er zijn wel gesprekken tussen de Viersprong en [voornaam minderjarige 1] geweest.
4.2.
De moeder heeft zich ter zitting verzet tegen het verzoek van de GI en het volgende verklaard. Het traject bij de Viersprong is bijna afgerond. Daarna kan de moeder zonder hulpverlening verder. Vanuit de jeugdbescherming ervaart zij uitsluitend stress. Er gebeuren teveel dingen die niet kloppen. Zo heeft de jeugdbeschermer met de vader over [voornaam minderjarige 1] gesproken. [voornaam minderjarige 1] heeft echter geen toestemming gegeven om datgeen wat zij heeft verteld met de vader te bespreken. In het gezinsplan staan onjuistheden. Er wordt uitsluitend over de moeder gesproken, maar bijvoorbeeld niet aan haar gevraagd hoe het thuis gaat. Er zijn geen escalaties meer. Het is logisch dat er nog wel ruzies zijn tussen de kinderen, omdat het pubers zijn. Vergeleken met tweeëneenhalf jaar geleden gaat het goed.
4.3.
De vader heeft ter zitting het volgende verklaard. Hij is het eens met het verzoek van de GI. De vader wenst meer bij de hulpverlening betrokken te worden en hoopt dat zijn relatie met [voornaam minderjarige 1] wordt hersteld.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij groeien op in een onrustige opvoedsituatie, waarbij huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. Door de inzet van hulpverlening van de Viersprong heeft de moeder een positieve ontwikkeling laten zien. Daardoor zijn de escalaties verminderd. Dit is een prille positieve ontwikkeling. Er zijn echter nog steeds zorgen over de verstoorde relatie tussen [voornaam minderjarige 1] en de vader. Zij wil geen contact met haar vader. Ook zijn er zorgen over de schoolgang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , zoals door de GI ter zitting is toegelicht.
5.2.
Nu de ouders nog niet zelfstandig in staat zijn de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] af te wenden en ervoor te zorgen dat zij onbelast contact met hun beide ouders hebben, blijft ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. De komende periode zal de Viersprong de vader ondersteunen in het versterken van het contact met de kinderen en om te bezien hoe hij het gezin kan ondersteunen. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zullen weer onderwijs moeten volgen.
5.3.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengen (artikel 1:260, eerste lid, BW). Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden en het verzoek voor het overige aan te houden om een vinger aan de pols te houden. Het is daarbij van belang dat de GI en de ouders voortvarend zullen doorgaan met de adviezen van de Viersprong na het afronden van het traject.
De GI wordt verzocht om uiterlijk op 1 september 2024 een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden) te overleggen over de huidige stand van zaken en gemotiveerd aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] tot 14 oktober 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan.
6.4.
En alvorens verder te beslissen:
Bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 september 2024 pro forma.
Bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen.
Verzoekt de GI uiterlijk op 1 september 2024 kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de belanghebbenden.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2024 door
mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 23 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.