ECLI:NL:RBROT:2024:3951

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
C/10/675943 / JE RK 24-637
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 2 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, die verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van drie maanden en om de uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat de minderjarige momenteel bij een instelling verblijft en dat er ernstige zorgen zijn over haar fysieke en sociaal-emotionele veiligheid. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2024 waren de ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat zij zich onveilig voelt en dat hulp in het vrijwillig kader niet meer aan de orde is. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 20 juni 2024, omdat dit noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met een schriftelijke vastlegging op 17 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/675943 / JE RK 24-637
Datum uitspraak: 2 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. Y. Sijberden, te Dordrecht,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 3] ;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna: de GI, [naam 4] en [naam 5] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een (digitaal) gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [naam instelling] .
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 maart 2024 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 20 juni 2024. De kinderrechter heeft bij diezelfde beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 17 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft de voorlopige ondertoezichtstelling verzocht van [minderjarige] voor de duur
van drie maanden. De Raad heeft ook de uithuisplaatsing van [minderjarige] verzocht in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor drie maanden met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Nu moet worden beslist op verzoek machtiging tot uithuisplaatsing tot 20 juni 2024.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. [minderjarige] heeft aangegeven dat zij in de regio geplaatst wil worden. Eind 2023 en begin 2024 heeft [minderjarige] via Youz bij [naam instelling] verbleven. Zij is hier weggelopen. [minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag en hulp in het vrijwillig kader is niet meer aan de orde. Het is van belang dat de machtiging uithuisplaatsing verlengd wordt zodat er goed gekeken kan worden hoe het komt dat [minderjarige] zichzelf in deze onveilige situaties brengt. Op deze leeftijd is het erg belangrijk om goede vriendschappen te ontwikkelen en bij [minderjarige] lijkt het uit balans. [minderjarige] verblijft momenteel bij [naam instelling] in [plaatsnaam 2] in een open setting. De problematiek overstijgt de draagkracht van de ouders. Betrokkenheid van de GI is nodig om alles in goede banen te leiden. Het is belangrijk dat er observatie plaatsvindt op basis waarvan passende behandeling kan worden geboden.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting aangevuld dat [minderjarige] eerder bij de Fjord is geplaatst en daar behandeling heeft geweigerd. [minderjarige] staat er wisselend in. [minderjarige] is vervolgens naar [naam instelling] in [plaatsnaam 1] gegaan, waar zij ook behandeling kon krijgen. [minderjarige] heeft gekozen om terug te keren naar de moeder. Ook dit is spaak gelopen, omdat zij veel wegloopt. Er is gekozen haar op de locatie [plaatsnaam 2] van [naam instelling] te plaatsen. Zij kan ook hier behandeling krijgen. Op dit moment is er nog geen directe hulp omdat [minderjarige] nog niet staat ingeschreven op deze locatie. Er zal een plan worden gemaakt. Deze locatie kan een vaste plek bieden, maar dit vraagt de medewerking van [minderjarige] . Het valt nog niet te zeggen of [minderjarige] in de regio geplaatst kan worden.
4.2.
De vader heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] heeft de vader gisteren gebeld en verteld dat zij weg wil. [minderjarige] wil terug naar de moeder. De vader weet dat de hulpverleners hun best doen voor [minderjarige] . Het gaat niet goed met [minderjarige] .
4.3.
Namens en door de moeder is ter zitting het volgende standpunt kenbaar gemaakt. De moeder stemt in met het verzoek en aanvaardt alle hulp. In de thuissituatie is het wijkteam al betrokken, maar [minderjarige] heeft zich telkens aan de hulp onttrokken. De moeder kan de veiligheid van [minderjarige] in huis niet langer garanderen. De moeder heeft zorgen om de fysieke en psychische gesteldheid van [minderjarige] . Het is van belang dat er rust komt en een passende plek waar [minderjarige] voor langere tijd kan blijven. Het is belangrijk dat er ook behandeling plaatsvindt. Daarnaast wil [minderjarige] haar toetsen van school maken.

5.De beoordeling

Voorlopige ondertoezichtstelling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de voorlopige ondertoezichtstelling in stand moet blijven, nu nog altijd wordt voldaan aan het wettelijk criterium. [1]
Machtiging tot uithuisplaatsing
5.2.
Daarnaast is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] Er bestaan ernstige zorgen over de fysieke en sociaal-emotionele veiligheid van [minderjarige] . Binnen het vrijwillig kader laat [minderjarige] een patroon van weglopen zien, waarbij zij zich meermaals heeft onttrokken aan de hulpverlening. De moeder heeft te kennen gegeven niet in staat te zijn om de veiligheid van [minderjarige] te kunnen waarborgen. [minderjarige] is op dit moment geplaatst bij [naam instelling] in [plaatsnaam 2] . [minderjarige] heeft de wens uitgesproken voor een plaatsing binnen de regio. De komende periode zal de GI onderzoeken waar [minderjarige] het beste kan verblijven. Het is van belang dat een passende plek wordt gevonden, waarbij er ook rekening wordt gehouden met de specifieke wensen van [minderjarige] . Ook moet er diagnostiek plaatsvinden en daarna een passende behandeling voor [minderjarige] worden ingezet. Bovendien is het van groot belang dat [minderjarige] haar school goed kan afronden en dat zij openstaande toetsen kan maken.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 20 juni 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Versteeg als griffier, en op schrift gesteld op 17 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:257, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.