ECLI:NL:RBROT:2024:3895

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
C/10/674151 / JE RK 24-351
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinsdynamiek

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 21 maart 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] behandeld. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die de ondertoezichtstelling voor een jaar wil verlengen. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen is slecht en er zijn aanhoudende conflicten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de onderlinge strijd tussen de ouders. De kinderrechter heeft eerder, op 4 april 2023, de ondertoezichtstelling ingesteld tot 4 april 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2024 was de vader aanwezig, terwijl de moeder niet verscheen, maar wel op de hoogte was van de zitting. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 4 april 2025 en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 16 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/674151 / JE RK 24-351
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats 2], hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 12 februari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • een e-mailbericht van de moeder van 13 maart 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het gezinsplan van 20 maart 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam 3].
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. De moeder heeft schriftelijk aangegeven niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn en voert geen verweer tegen hetgeen is verzocht.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 april 2023 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 4 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
De ouders maken elkaar nog steeds onderling verwijten en hebben een ander beeld over de opvoeding. De communicatie tussen de ouders is slecht en beperkt zich tot korte e-mailberichten. Af en toe loopt de communicatie via de jeugdbeschermer, maar veelal ook niet. De GI heeft samen met de ouders een ouderschapsplan gemaakt, waarna er hulpverlening zou worden ingezet. Het afgelopen jaar is er echter weinig gebeurd omdat er geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar was. De beoogde hulpverlening is daardoor nog niet ingezet. De ouders hebben hierover ook een klacht bij de GI ingediend. Sinds tweeëneenhalve maand is er een vast aanspreekpunt vanuit de GI voor de ouders. Inmiddels heeft de GI de ouders aangemeld voor het traject van Ouderschap Na Scheiding (ONS). De wachtlijst bedraagt vier à vijf maanden. Verder zet de GI zich in als bemiddelaar als de ouders er gezamenlijk niet uitkomen.
4.2.
De vader heeft ter zitting aangegeven achter de verlenging van de ondertoezichtstelling te staan. Het is fijn dat er nu eindelijk een vast aanspreekpunt vanuit de GI is, want de casus heeft maandenlang stilgelegen. De vader is bereid mee te werken aan de hulpverlening. Van communicatie tussen de ouders is bijna geen sprake. De vader heeft dan ook de omgang moeten afdwingen via de rechter. Er wordt geen informatie over de kinderen door de moeder verstrekt aan de vader. De vader hoopt dat de GI de ouders hierin kan begeleiden. Op dit moment verlopen de omgangsmomenten heel fijn, maar de vader merkt wel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] negatief kunnen spreken over de andere ouder. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben ook omgang met de grootouders vaderszijde (vz).

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Nog altijd is er sprake van een onderlinge strijd tussen de ouders en de ouders maken elkaar onderling verwijten. De onderlinge spanning tussen de ouders wordt gevoeld door [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zij zitten klem tussen de ouders. Met name [minderjarige 1] laat zorgelijk gedrag zien. Op 30 december 2023 is [minderjarige 1] weggelopen, omdat zij niet naar de vader wilde. [minderjarige 1] voelt zich niet gehoord en heeft aangegeven last te hebben van het contact tussen de ouders. Er zijn ook zorgen over [minderjarige 2]. De schoolmaatschappelijkwerker heeft aangegeven dat [minderjarige 2] behoefte heeft om over de situatie te praten.
De afgelopen periode is er, door gebrek aan een vaste jeugdbeschermer, weinig uitvoering gegeven aan de ondertoezichtstelling. Wel is er een ouderschapsplan opgesteld, maar ook hier wordt niet altijd aan gehouden door de ouders. De GI heeft vooralsnog geen hulpverlening ingezet. Nadat de ouders hebben aangegeven hulp te willen is er een aanmelding gedaan voor het traject ONS. De komende periode is het van belang dat ONS wordt ingezet voor het gezin. Daarnaast dient de GI te begeleiden in hun ouderrol en te onderzoeken of aanvullende hulp ingezet dient te worden voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Beide ouders staat achter een verzoek van de GI tot verlenging van de oudertoezichtstelling. Gelet op al het bovenstaande acht de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 4 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 door mr. J.S. van den Berge, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 16 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.