ECLI:NL:RBROT:2024:3893
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.A. Bouter-Rijksen
- W. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen en spoedeisend belang in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker tegen de herziening van zijn AOW-pensioen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB had op 29 maart 2024 besloten het AOW-pensioen van verzoeker, die sinds februari 2023 opnieuw gehuwd is, te herzien naar de gehuwdennorm van € 912,52 per maand. Dit leidde tot een terugvordering van € 4.297,54 aan te veel ontvangen AOW-pensioen. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Küçükünal, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn pensioen naar de norm voor alleenstaanden te behouden.
De voorzieningenrechter heeft op 25 april 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van de SVB aanwezig waren. De rechter overweegt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een spoedeisend belang vereist is. In deze zaak is het spoedeisend belang betwist door de SVB, die aanvoert dat verzoeker geen inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie en dat er geen acute noodzaak is om de beslissing te versnellen. Verzoeker heeft weliswaar gesteld dat hij moeite heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er geen onomkeerbare situatie dreigt en dat verzoeker de bezwaarprocedure kan afwachten.
Uiteindelijk concludeert de voorzieningenrechter dat er geen spoedeisend belang is en dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.