ECLI:NL:RBROT:2024:3885

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10/338660-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwapenbezit en MDMA-handel door verdachte in Vlaardingen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 april 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie en het bezit van 11,4 gram MDMA. De verdachte werd op 20 december 2023 in Vlaardingen aangehouden, waar het vuurwapen, een revolver van het merk Smith & Wesson, en de MDMA in zijn auto werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen en dat hij de feitelijke macht over het wapen kon uitoefenen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 9 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. De uitspraak benadrukt de risico's van vuurwapenbezit en de gevaren van harddrugs voor de volksgezondheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/338660-23
Datum uitspraak: 17 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[detentieadres],
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte wist niet dat het vuurwapen in zijn auto lag, maar erkent dat hij daarvoor verantwoordelijk is.
4.2.2.
Beoordeling
Alhoewel de verdachte heeft erkend dat hij verantwoordelijk kan worden gehouden voor het vuurwapen dat in zijn auto is aangetroffen, zal de rechtbank beoordelen of de verdachte het vuurwapen ook
voorhanden heeft gehadals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie. De verdediging heeft immers aangevoerd dat de verdachte niet wist dat het vuurwapen in zijn auto lag, terwijl voor het voorhanden hebben ten minste is vereist dat de verdachte het vuurwapen bewust aanwezig heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het vuurwapen inderdaad bewust aanwezig heeft gehad. Aan de binnenzijde van de loop van het vuurwapen is DNA-materiaal aangetroffen.
The Maastricht Forensic Instituteheeft daar onderzoek naar gedaan. Daaruit blijkt dat het een miljard keer waarschijnlijker is dat het aangetroffen DNA-materiaal van de verdachte is dan van een ander. Ofwel: het gevonden DNA kan aan de verdachte worden toegeschreven. Gelet op het aangetroffen DNA en de omstandigheden waaronder het vuurwapen is aangetroffen (verborgen in een jutezak achter het dashboardkastje), kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte zich ervan bewust was dat het vuurwapen in zijn auto lag. De verdachte kon ook de feitelijke macht over het vuurwapen uitoefenen. Het lag namelijk in zijn auto, waarin hij zelf reed en naar eigen zeggen ook regelmatig sliep.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde (feit 2) heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 20 december 2023 te Vlaardingeneen wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk Smith & Wesson, model Security Special, kaliber .357 en voor dat vuurwapen geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten elf kogelpatronen van het kaliber .357 & .38 special voorhanden heeft gehad;
2
hij op 20 december 2023 te Vlaardingen opzettelijk aanwezig heeft gehad 11,4 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad in zijn auto. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bezit van vuurwapens al snel kan leiden tot het gebruik ervan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Dat geldt te meer wanneer men het vuurwapen met munitie in het openbaar voorhanden heeft en wanneer het is geladen met kogelpatronen, zoals in dit geval. De verdachte neemt slechts ten dele zijn verantwoordelijkheid, namelijk alleen voor het feit dat het vuurwapen in zijn auto is aangetroffen. Daarnaast heeft de verdachte 11,4 gram MDMA voorhanden gehad. Harddrugs vormen een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid en gebruikers ervan houden de daarmee gepaard gaande (georganiseerde) criminaliteit in stand.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het procesdossier niet worden gesproken van een handelshoeveelheid MDMA, zijnde een strafverzwarende omstandigheid. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, die uitgaan van een lagere straf dan de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. H. Wielhouwer en G.B. Plomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 20 december 2023 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk Smith & Wesson, model Security Special, kaliber .357 en/of (voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten elf kogelpatronen van het kaliber .357 & .38 special voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij, op of omstreeks 20 december 2023 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA/amfetamine en/of zijnde MDMA/amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ and C Opiumwet )