ECLI:NL:RBROT:2024:3883

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
10/342657-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging tegen een persoon met ernstige verwondingen

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld in vereniging tegen een persoon. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 december 2023 in een Albert Heijn-supermarkt te Rotterdam, waar de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen een 68-jarige man. De verdachte heeft meerdere keren op het hoofd en lichaam van het slachtoffer geslagen, hem in een wurggreep gehouden en hem zelfs getrapt terwijl hij op de grond lag. Het slachtoffer heeft hierdoor ernstige verwondingen opgelopen, waaronder een gebroken oogkas en kaakbijholte.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 6.021,94 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd was en dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade, samen met zijn medeverdachte. De rechtbank heeft ook de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing op een openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/342657-23
Datum uitspraak: 9 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren in [geboortejaar] te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A. van Rijswijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 december 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten, in de supermarkt Albert Heijn gelegen aan de [straatnaam], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door:
- meerdere malen op/tegen het hoofd en op/tegen het lichaam te slaan en
- het hoofd van die [slachtoffer] naar een metalen prullenbak te trekken en/of te duwen en
- die [slachtoffer] van achteren bij de keel te pakken en in een wurggreep te houden en vervolgens naar de grond te trekken en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag eenmaal met de voet op/tegen het hoofd te trappen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een supermarkt schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen een persoon.
De verdachte heeft zich gemengd in een conflict tussen de medeverdachte en het slachtoffer, wat ontstond bij de kassa in een supermarkt. Daarbij heeft hij samen met de medeverdachte het 68-jarige slachtoffer vele malen geslagen en geschopt, ook toen het slachtoffer al op de grond lag. Het geweld was excessief. Door aldus te handelen heeft de verdachte met zijn mededader een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid zowel bij de directe slachtoffers als bij omstanders die van het geweld getuige zijn geweest.
Het slachtoffer heeft als gevolg van het geweld onder meer een gebroken oogkas en een gebroken kaakbijholte opgelopen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan en acht het gedrag van de verdachte onaanvaardbaar.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 januari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering acht de kans op recidive hoog, aangezien de verdachte vanaf zijn jeugd vanwege zowel heimelijke als openlijke delicten onregelmatig met justitie in aanraking komt en er sterke aanwijzingen zijn voor psychosociale problematiek, terwijl (of waardoor) het de verdachte ontbreekt aan praktische stabiliteit en hij (recentelijk) middelen gebruikt(e).
De reclassering acht de volgende bijzondere voorwaarden geïndiceerd: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, het meewerken aan schuldhulpverlening en afspraken met Veldwerk en De Nieuwe Kans gericht op een dagbesteding en huisvesting en het meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en daarbij een voorwaardelijke taakstraf op te leggen in plaats van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat hiervoor geen aanleiding bestaat, gelet op de ernst van het feit.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.021,94 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade voor wat betreft de kosten van de tandimplantaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu deze kosten zijn onderbouwd. Ten aanzien van de speciale bril heeft de verdediging verzocht tot afwijzing van de vordering dan wel niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering, omdat het gaat om een varifocale bril en het gebruikelijk is dat oudere mensen dergelijke brillen dragen.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de schade dient te worden gematigd naar € 500,-, gelet op de medeschuld van de benadeelde partij en de aangehaalde jurisprudentie geen vergelijkbare zaken betreffen.
8.2.
Beoordeling
Het staat vast dat de verdachte door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade aan de benadeelde partij heeft toegebracht. De vordering van de benadeelde partij is genoegzaam onderbouwd en door de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist. De materiële schade zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat die schade naar maatstaven van billijkheid zal worden vastgesteld op € 3.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 december 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 6.021,94, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
46 (zesenveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (gevestigd op het adres Triathlonstraat 3, 3078 HX Rotterdam, telefonisch bereikbaar op 010-2381900), zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op het moment dat dit praktisch haalbaar is, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde werkt mee aan hulpverlening van Veldwerk, Leger des Heils en/of De Nieuwe Kans, gericht op een dagbesteding en huisvesting. De veroordeelde geeft Veldwerk, Leger des Heils en/of De Nieuwe Kans en de reclassering inzicht in zijn financiën, eventuele loonstroken en schulden;
4. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden (apart geminuteerd);
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 6.021,94 (zegge: zesduizend eenentwintig euro en vierennegentig eurocent), bestaande uit € 3.021,94 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij]te betalen
€ 6.021,94(hoofdsom,
zegge: zesduizend eenentwintig euro en vierennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.021,94 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
65 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.T.P. Pot en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 december 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten, in de supermarkt Albert Heijn gelegen aan de [straatnaam], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door:
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] naar een metalen prullenbak te trekken en/of te duwen en/of
- die [slachtoffer] van achteren bij de keel te pakken en/of te grijpen en/of in een wurggreep te houden en/of (vervolgens) naar de grond te trekken en/of
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag meerdere malen, althans eenmaal met de voet op/tegen het hoofd te trappen.
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )