In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser, aangeduid als '[eiser]', een vordering ingesteld tegen gedaagde, Console Bouw B.V., voor een bedrag van € 10.805,24, vermeerderd met rente en proceskosten. Eiser stelt dat deze vordering voortvloeit uit een overeenkomst, maar gedaagde betwist het bestaan van een dergelijke overeenkomst. Tijdens de procedure heeft eiser verzocht om de zaak te 'terug te trekken/sluiten', wat door de kantonrechter werd geïnterpreteerd als een verzoek om doorhaling van de zaak op basis van artikel 246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De kantonrechter heeft vervolgens aan gedaagde, Console, gevraagd om te reageren op dit verzoek. Console heeft in haar reactie aangegeven niet in te stemmen met de doorhaling en heeft verzocht om de vorderingen van eiser af te wijzen en eiser te veroordelen in de proceskosten. Aangezien de kantonrechter alleen kan overgaan tot doorhaling als beide partijen daarmee instemmen, kon hij niet voldoen aan het verzoek van eiser.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser geen vorderingen heeft tegen Console en dat hij zijn eisen intrekt. Hierdoor was er geen noodzaak om over de eisen te oordelen. Tevens heeft de kantonrechter opgemerkt dat Console een tegeneis wilde indienen, maar aangezien beide partijen het erover eens waren dat eiser niet de juiste eiser was, werd deze tegeneis niet behandeld.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter beslist dat eiser de proceskosten moet betalen, vastgesteld op € 0,- aan de kant van Console, omdat zij zonder professioneel gemachtigde procedeert. Dit vonnis is uitgesproken door mr. B.J.R. van Tongeren op 26 april 2024.