ECLI:NL:RBROT:2024:3864

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
83.152571.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van UWV-fraudegelden via vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte had zijn vennootschap en bijbehorende bankrekeningen ter beschikking gesteld aan medeverdachten, waardoor frauduleuze UWV-gelden van in totaal € 1.814.352,- via zijn bedrijf naar buitenlandse bankrekeningen zijn overgeboekt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap en betrokkenheid had bij het witwassen van een bedrag van € 230.627,-, dat afkomstig was van valse aanvragen voor compensatie bij langdurige arbeidsongeschiktheid. De verdachte had de bankrekening van zijn vennootschap ter beschikking gesteld aan medeverdachten, die de frauduleuze gelden doorstuurden. Ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte, concludeerde de rechtbank dat de verdachte verantwoordelijk was voor de activiteiten binnen zijn bedrijf en dat hij samen met anderen een gezamenlijk plan had uitgevoerd om de frauduleuze gelden te verbergen en door te sluizen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één jaar op, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur, met een geldboete van € 7.500,-.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83.152571.21
Datum uitspraak: 22 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft vanaf 2019 niets meer te maken gehad met het bedrijf [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) en ook niet met de medeverdachte thans veroordeelde [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Laatstgenoemde had de verdachte aangeboden om [bedrijf 1] – waarin geen bedrijfsactiviteiten meer werden gevoerd – voor de verdachte te verkopen. De verdachte heeft om die reden de bankpas van de bedrijfsrekening aan [naam 1] overgedragen en heeft zelf geen bemoeienis meer met het bedrijf gehad. Hij had dus geen wetenschap van de UWV-fraude noch van het gebruik van [bedrijf 1] om de bij die fraude verkregen gelden door te sluizen.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) heeft in het tweede deel van 2020 op grond van valse aanvragen in totaal € 1.814.352,- uitgekeerd aan de besloten vennootschappen [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] , in het kader van de compensatieregeling transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid (hierna: CRTV). Deze regeling voorziet in een financiële tegemoetkoming aan bedrijven die een vergoeding dienen te betalen aan werknemers die zij vanwege arbeidsongeschiktheid ontslaan.
Via de bankrekening van [bedrijf 5] is vervolgens in de periode van 7 tot en met 16 oktober 2020 een deel van het hiervoor genoemde bedrag, te weten in totaal € 230.627,-, doorgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf 1] . Dit is het bedrijf van de verdachte, die daarvan in de ten laste gelegde periode de bestuurder en enig aandeelhouder was. Vrijwel direct na ontvangst door [bedrijf 1] zijn deze uit misdrijf afkomstige gelden doorgestort naar buitenlandse bankrekeningen. Het totaalbedrag van € 230.627,- is kortom witgewassen via het bedrijf van de verdachte. Dit is op zichzelf niet betwist door de verdediging.
Daarbij heeft de inmiddels door de rechtbank veroordeelde [naam 2] vanuit zijn functie bij het UWV meegewerkt aan deze omvangrijke fraude door gegevens ten behoeve van een aanvraag voor de CRTV aan derden te leveren, formulieren waarin die gegevens waren verwerkt — met omzeiling van de gebruikelijke controleprocedures — door het systeem van de UWV te geleiden en deze ten slotte te accorderen. Hij heeft de noodzakelijke gegevens in het systeem van het UWV uit authentieke aanvragen gehaald en deze aan derden ter beschikking gesteld. Deze derden hebben de gegevens vervolgens gebruikt voor het opstellen van valse aanvragen en hebben loonheffingsnummers aan [naam 2] doorgegeven, zodat hij de valse aanvragen in het systeem kon doorgeleiden ter uitbetaling van de vergoeding door de UWV. Op deze manier zijn op naam van zes bedrijven in totaal 43 valse CRTV-aanvragen ingediend. Eén van de betrokken bedrijven was [bedrijf 1] .
De stukken in het dossier bevatten aanwijzingen dat [naam 1] ook zelf toegang had tot de bankrekeningen van [bedrijf 1] en ook tot die van [bedrijf 6] [hierna te noemen [bedrijf 6] ], het bedrijf van de medeverdachte [medeverdachte 1] . Immers is voor deze rekeningen geïnternetbankierd vanaf een apparaat dat ook is geregistreerd bij de bankrekeningen van [naam 1] zelf, waarbij dezelfde identificatienummers zijn gebruikt behorende bij [naam 1] .
Op deze wijze is voor meer dan € 1 miljoen aan UWV-gelden naar het buitenland overgeboekt; Voor wat betreft de UWV-gelden die via [bedrijf 1] zijn overgeboekt, gaat het om een bedrag van € 230.627,-.
Wetenschap en betrokkenheid
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze verdachte wetenschap en betrokkenheid heeft gehad bij het ten laste gelegde witwassen. Deze zou bestaan in het ter beschikking stellen van zijn BV en bankrekening ten behoeve van het doorsluizen van een deel van het fraudegeld. De rechtbank is om de navolgende redenen van oordeel dat deze wetenschap en betrokkenheid bij de verdachte er zijn geweest.
Vooropgesteld wordt dat niet is vast komen te staan dat de verdachte in de ten laste gelegde periode zelf bedragen heeft overgeboekt vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] . Uit het dossier volgt dat [naam 1] toegang had tot de bankrekening van [bedrijf 6] , en overigens ook tot bankrekeningen van andere betrokken BV’s, en [naam 1] is inmiddels veroordeeld voor het witwassen van onder andere de ‘ [bedrijf 6] -gelden’. Desondanks is en blijft de verdachte als destijds enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] , verantwoordelijk voor hetgeen in zijn bedrijf plaatsvindt. Dit is een juridische en serieuze verantwoordelijkheid die niet zomaar ter zijde geschoven kan worden door aan te geven dat een derde bereidheid zou hebben uitgesproken het bedrijf voor de verdachte te verkopen. De door de verdediging aan de rechtbank overgelegde stukken waaruit zou moeten blijken van daadwerkelijke verkooppogingen doen hieraan niet af. Ook dat de verdachte aan [naam 1] de bankrekening en bankpas van [bedrijf 1] ter beschikking heeft gesteld, maakt niet dat daarmede zijn verantwoordelijkheid voor de BV zou zijn beëindigd.
De medeverdachte en thans veroordeelde [naam 1] heeft samen met anderen het bedrag van 1,6 miljoen euro via allerlei bankrekeningen weggesluisd naar buitenlandse bankrekeningen. In het veroordelende vonnis overweegt de rechtbank als volgt:
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van gelden die door een aantal bedrijven door middel van fraude van het UWV waren ontvangen, ter hoogte van een bedrag van bijna 1,6 miljoen euro. Dat witwassen gebeurde middels de bankrekeningen van diverse, bestaande BV’s, waarna het geld uiteindelijk naar het buitenland is overgeboekt. De verdachte heeft daarbij de eigenaren van die verschillende BV’s en de onbekend gebleven partijen bij wie de gelden uiteindelijk terecht zijn gekomen, bij elkaar gebracht. Anders dan de verdachte op de terechtzitting heeft verklaard, gaat de rechtbank er daarbij ook van uit dat hij gezamenlijk met de bestuurders van die BV’s de bankrekeningen monitorde, hij met hen overlegde en samen met hen de overboekingen deed. Dit volgt uit zijn eigen verklaring bij de FIOD en ook overigens uit het dossier.
De verklaring van [naam 1] waarnaar de rechtbank heeft verwezen, strekt ertoe dat de verdachte, tezamen met [naam 1] zelf en voornoemde [naam 2] en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op [adres 2] de plannen tot deze fraude hebben besproken en dat de verdachte zijn medewerking zou verlenen door het ter beschikking stellen van de BV en de bankrekening hiervan, om de fraudegelden door te boeken naar andere bestemmingen.
De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 3] ondersteunt deze verklaring van [naam 1] . Hij verklaart over de afspraken die in een gesprek in augustus/september zijn gemaakt en waarbij [medeverdachte 3] en de verdachte onder meer tezamen met [naam 1] en [medeverdachte 1] deze fraude zou plegen. Daarnaast is uit het FIOD-onderzoek gebleken dat de verdachte, anders dan hij heeft verklaard, in de periode waarin de overboekingen plaatsvonden veelvuldig contact heeft gehad met [naam 1] . Hij heeft in november 2020 zelfs nog met [naam 1] in Dubai verbleven en is mede op diens kosten teruggereisd. Hij had zeer geregeld telefonisch contact met [naam 1] .
Voorts blijkt uit onderzoek naar de bij het internetbankieren gelogde gegevens dat de bankrekening van [bedrijf 1] tot en met november 2020 met enige regelmaat door de verdachte is geraadpleegd vanaf zijn Samsung telefoon welke ook door de privébankrekening van [verdachte] is gebruikt om te internetbankieren.
Tevens heeft de verdachte, hetgeen hij ook ter zitting heeft erkend, naar aanleiding van een melding van de bank van [bedrijf 1] ABN/AMRO in december 2020 een nieuwe bankpas voor [bedrijf 1] aangevraagd. Hieruit blijkt dat – anders dan de verdachte heeft verklaard – hij wel degelijk toegang en beschikking had over de bankrekening van [bedrijf 1] .
Medeplegen
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de getuige [medeverdachte 3] en de veroordeelde [naam 1] volgt, dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij uitvoering is gegeven aan een gezamenlijk plan.
4.1.3.
Conclusie
Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte in nauw overleg en afstemming met [naam 1] en andere medeverdachten heeft meegewerkt aan de hiervoor beschreven UWV-fraude door het bedrag van € 230.672,- voorhanden te hebben gehad en te hebben overgedragen, terwijl hij wist dat dit van misdrijf afkomstig was.
Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 19 november 2020 te
Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, - een voorwerp, te weten een geldbedrag van totaal 230.627,- euro,
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl, hij, verdachte en zijn mededaders, wisten, dat dat voorwerp - middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen ruim € 230.000,- witgewassen door dit bedrag voorhanden te hebben en over te dragen. Dit bedrag was overgemaakt door het UWV op de bankrekeningen van een aantal BV’s op grond van valse CRTV-aanvragen. Dat witwassen gebeurde vervolgens onder meer via de door de verdachte aan zijn medeverdachte(n) ter beschikking gestelde vennootschap [bedrijf 1] en de daarbij behorende bankrekeningen. De fraudegelden zijn onder meer via [bedrijf 1] uiteindelijk naar buitenlandse bankrekeningen overgeboekt.
Ten tijde van het ten laste gelegde feit was sprake van een coronapandemie – een uitzonderlijke situatie die tot uitzonderlijke maatregelen heeft geleid. Om de economie te steunen trok de overheid miljarden euro’s uit om bedrijven te steunen. Het moest allemaal snel want de lonen moesten doorbetaald worden. Aanvragen werden snel geaccepteerd en pas achteraf werd het recht erop beoordeeld. De verdachte en zijn medeverdachten hebben misbruik gemaakt van deze uitzonderlijke situatie. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat mede door zijn handelen grote sommen overheidsgeld niet besteed zijn aan gedupeerden maar terecht zijn gekomen op buitenlandse bankrekeningen. De verdachte heeft zich hierom niet bekommerd en heeft slechts zijn eigen financiële belangen voor ogen gehouden. Op de terechtzitting heeft de verdachte geen inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen en is niet meer helderheid verkregen over zijn beweegredenen.
Gelet hierop volstaat in beginsel niets anders dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de (hoogte van de) straf niet alleen gekeken naar soortgelijke zaken, maar ook naar de rol van de verdachte ten opzichte van de medeverdachten. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat er sprake is van fors tijdsverloop. Het feit is ongeveer drie-en-een-half jaar geleden gepleegd en sindsdien is de verdachte bovendien niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie.
Op de zitting is verder gebleken dat de verdachte inmiddels werkt als loonadministrateur en zijn leven op orde lijkt te hebben. De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de kans reëel is dat wat hij sindsdien heeft opgebouwd weer verliest, hetgeen een risicofactor is.
Al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot de conclusie dat er in het specifieke geval van deze verdachte geen strafrechtelijk doel meer mee is gediend om aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Wel zal de rechtbank hem, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, een forse taakstraf en een geldboete opleggen. Daarnaast zal een forse voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, enerzijds om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds met het doel om de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank acht de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van één jaar
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van tweehonderd (200) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
honderd vierennegentig (194) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
97 dagen;
veroordeelt de verdachte tot een geldboete van
€ 7.500,- (zevenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
72 dagen hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 22 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 19 november 2020 te
Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
- ( van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van (totaal) 230.627,- euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en)
sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt terwijl, hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 19 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
- ( van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van (totaal) 230.627,- euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en)
sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt terwijl, hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
- tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[bedrijf 1] en/of [naam 1] , althans een of meer andere (rechts)personen,
in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 19 november 2020, te Rotterdam, in althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van (totaal) 230.627,- euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), althans een of meer voorwerpen
sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt terwijl die [bedrijf 1] en/of die [naam 1] wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 19 november 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
door
- aan die [naam 1] en/of die anderen toestemming en/of de mogelijkheid te geven gebruik te maken van de bankrekening op naam van genoemde [bedrijf 1] ([rekeningnummer]), en/of
- de bankpas(sen) en/of inloggegevens/inlogcodes van die bankrekening van genoemde [bedrijf 1] ([rekeningnummer]) aan die [naam 1] en/of die anderen te verstrekken en/of bekend te maken.