ECLI:NL:RBROT:2024:3860

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
83.150294.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van UWV-fraudegelden via vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte had zijn vennootschap, [bedrijf 1], ter beschikking gesteld aan medeverdachten, waardoor frauduleuze UWV-gelden van in totaal € 924.277,85 via zijn bankrekening naar buitenlandse rekeningen zijn overgeboekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap en betrokkenheid had bij het witwassen van deze gelden. De verdachte heeft verklaard dat hij geen kennis had van de fraude, maar de rechtbank oordeelde dat hij als bestuurder en aandeelhouder verantwoordelijk was voor de activiteiten van zijn vennootschap. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, en een taakstraf van 240 uur, evenals een geldboete van € 7.500,-. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezinssituatie en het feit dat hij sindsdien niet opnieuw in aanraking is gekomen met de justitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83.150294.21
Datum uitspraak: 22 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte verdiende iets aan geld met klusjes voor [naam 1] en hij keek de andere kant op als het ging om de bron van het geld. Zo heeft hij ook [bedrijf 1] opgericht en de bedrijfsvoering, inclusief het beheer van de bankrekeningen, uit handen gegeven zonder als bestuurder enige verantwoordelijkheid te nemen. De verdachte heeft geen wetenschap heeft gehad van de UWV-fraude en het doorsluizen van de bij die fraude verkregen gelden via de bankrekening van [bedrijf 1] . Hooguit kan hem gelet op zijn rol medeplichtigheid worden verweten.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) heeft in het tweede deel van 2020 op grond van valse aanvragen in totaal € 1.814.352,- uitgekeerd aan de besloten vennootschappen: [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] , in het kader van de compensatieregeling transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid (hierna: CRTV). Deze regeling voorziet in een financiële tegemoetkoming aan bedrijven die een vergoeding dienen te betalen aan werknemers die zij vanwege arbeidsongeschiktheid ontslaan.
In de periode 27 oktober 2020 tot en met 25 november 2020 is een deel van deze gelden, te weten € 924.277,85, via bankrekeningen van verschillende BV’s op bankrekeningen van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) bijgeschreven. Dit is het bedrijf van de verdachte, die daarvan in de ten laste gelegde periode bestuurder en enig aandeelhouder was. [bedrijf 1] heeft een groot deel van deze frauduleus ontvangen UWV-gelden, te weten € 892.767,-, niet bij uitzondering binnen enkele minuten na ontvangst daarvan en veelal middels spoedoverboekingen, overgemaakt aan (een stichting derdengelden ten behoeve van) verschillende buitenlandse partijen. Het totaalbedrag van € 924.277,85 is kortom witgewassen via het bedrijf van de verdachte. Dit is op zichzelf niet betwist door de verdediging.
Daarbij heeft de inmiddels door de rechtbank veroordeelde [naam 2] vanuit zijn functie bij het UWV meegewerkt aan deze omvangrijke fraude door gegevens ten behoeve van een aanvraag voor de CRTV aan derden te leveren, formulieren waarin die gegevens waren verwerkt — met omzeiling van de gebruikelijke controleprocedures — door het systeem van de UWV te geleiden en deze ten slotte te accorderen. Hij heeft de noodzakelijke gegevens in het systeem van het UWV uit authentieke aanvragen gehaald en deze aan derden ter beschikking gesteld. Deze derden hebben de gegevens vervolgens gebruikt voor het opstellen van valse aanvragen en hebben loonheffingsnummers aan [naam 2] doorgegeven, zodat hij de valse aanvragen in het systeem kon doorgeleiden ter uitbetaling van de vergoeding door de UWV. Op deze manier zijn op naam van zes bedrijven in totaal 43 valse CRTV-aanvragen ingediend.
De stukken in het dossier bevatten aanwijzingen dat [naam 1] ook zelf toegang had tot de bankrekening van [bedrijf 6], het bedrijf van de medeverdachte [medeverdachte 1] , en [bedrijf 1] . Immers is voor al deze rekeningen geïnternetbankierd vanaf een apparaat dat ook is geregistreerd bij de bankrekeningen van [naam 1] zelf, waarbij dezelfde identificatienummers zijn gebruikt behorende bij [naam 1] . Op deze wijze is voor meer dan € 1 miljoen aan UWV-gelden naar het buitenland overgeboekt. Voor wat betreft [bedrijf 1] gaat het om een bedrag van 924.277,85 euro.
Wetenschap en betrokkenheid
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze verdachte wetenschap en betrokkenheid heeft gehad bij het ten laste gelegde witwassen. Deze zou bestaan in het ter beschikking stellen van zijn BV en diens bankrekening ten behoeve van het doorsluizen van een deel van het fraude geld. De rechtbank is om de navolgende redenen van oordeel dat deze wetenschap en betrokkenheid bij de verdachte er zijn geweest.
Vooropgesteld wordt dat niet is vast komen te staan dat de verdachte in de ten laste gelegde periode zelf bedragen heeft overgeboekt vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] . Uit het dossier volgt dat [naam 1] toegang had tot de bankrekening van [bedrijf 1] , en overigens ook tot bankrekeningen van andere betrokken BV’s, en [naam 1] is inmiddels veroordeeld voor het witwassen van onder andere de ‘ [bedrijf 1] -gelden’. Desondanks is en blijft de verdachte, als destijds enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] , verantwoordelijk voor hetgeen in zijn bedrijf plaatsvindt. Dit is een juridische en serieuze verantwoordelijkheid die niet zomaar ter zijde geschoven kan worden door aan te geven dat hij weliswaar op papier de bestuurder was, maar dat hij verder nagenoeg geen werkzaamheden verrichtte. Ook dat de verdachte aan [naam 1] de bankrekening en bankpas van [bedrijf 1] ter beschikking heeft gesteld, maakt niet dat daarmede zijn verantwoordelijkheid voor de BV zou zijn beëindigd.
De medeverdachte thans veroordeelde [naam 1] heeft samen met anderen het bedrag van ruim 1,6 miljoen euro via allerlei bankrekeningen weggesluisd naar buitenlandse bankrekeningen. In het strafvonnis van deze rechtbank waarbij [naam 1] voor deze UWV fraude is veroordeeld, overweegt de rechtbank als volgt:
“De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van gelden die door een aantal bedrijven door middel van fraude van het UWV waren ontvangen, ter hoogte van een bedrag van bijna 1,6 miljoen euro. Dat witwassen gebeurde middels de bankrekeningen van diverse, bestaande BV’s, waarna het geld uiteindelijk naar het buitenland is overgeboekt. De verdachte heeft daarbij de eigenaren van die verschillende BV’s en de onbekend gebleven partijen bij wie de gelden uiteindelijk terecht zijn gekomen, bij elkaar gebracht. Anders dan de verdachte op de terechtzitting heeft verklaard, gaat de rechtbank er daarbij ook van uit dat hij gezamenlijk met de bestuurders van die BV’s de bankrekeningen monitorde, hij met hen overlegde en samen met hen de overboekingen deed. Dit volgt uit zijn eigen verklaring bij de FIOD en ook overigens uit het dossier”.
De verklaring van [naam 1] waarnaar de rechtbank heeft verwezen, strekt ertoe dat de verdachte, tezamen met [naam 1] zelf en de thans veroordeelde [naam 2] en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op [adres 2] de plannen tot deze fraude hebben besproken en dat de verdachte zijn medewerking zou verlenen door het ter beschikking stellen van de BV en de bankrekening alsmede de bankpasjes en inlogcodes hiervan om de fraudegelden door te boeken naar andere bestemmingen.
De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 3] ondersteunt deze verklaring van [naam 1] . Hij verklaart over de afspraken die in een gesprek in augustus/september zijn gemaakt en waarbij [medeverdachte 3] en de verdachte onder meer tezamen met [naam 1] en de verdachte deze fraude zou plegen..
Daarbij komt dat de verdachte maandelijks via [bedrijf 1] een salaris uitbetaald kreeg, terwijl [bedrijf 1] naar zijn zeggen nog geen bedrijfsactiviteiten had. Zo had hij dit met [naam 1] afgesproken, de herkomst van dit geld vond hij niet relevant. Verder had de verdachte met [naam 1] afgesproken dat hij op kantoor zou gaan zitten ‘om het echt te laten lijken’. Al vanaf mei 2020 wist de verdachte dat het ‘geen zuivere koffie’ was. Dit heeft hem echter niet doen besluiten om de samenwerking met [naam 1] te stoppen.
Sterker nog, uit het FIOD-onderzoek is gebleken dat de verdachte in de ten laste gelegde periode veelvuldig contact heeft gehad met [naam 1] . Dit contact ging over afspraken met betrekking tot [bedrijf 1] , over inkomende betalingen met betrekking tot [bedrijf 5] en [bedrijf 3] (BV’s die ook zijn betrokken bij het witwassen van de frauduleus verkregen UWV-gelden), salarissen en het opmaken van (valse) facturen. Ook zijn er documenten van onder andere [bedrijf 4] , [bedrijf 3] en [bedrijf 5] op de laptop van de verdachte aangetroffen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte niet alleen wist van de aanwezigheid en criminele herkomst van het totaalbedrag van € 924.277,85 op de bankrekening van [bedrijf 1] en het doorstorten van een groot deel daarvan naar het buitenland, maar dat hij daarbij tevens acgtief betrokken is geweest. Uit de hiervoor beschreven contacten tussen de verdachte en [naam 1] kan bovendien worden afgeleid dat de verdachte een iets grotere rol had bij het ten laste gelegde dan sommige medeverdachten, die zich kennelijk alleen met (de geldstromen via) hun eigen BV bezighielden.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de getuige [medeverdachte 3] en de veroordeelde [naam 1] volgt, dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij uitvoering is gegeven aan een gezamenlijk plan.
4.1.3.
Conclusie
Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte in nauw overleg en afstemming met [naam 1] en andere medeverdachten heeft meegewerkt aan de hiervoor beschreven UWV-fraude door het bedrag van € 924.277,85 voorhanden te hebben gehad en te hebben overgedragen, terwijl hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren.
Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 27 oktober 2020 tot en met 11 december 2020
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
- van voorwerp en, te weten geldbedragen ter hoogte van totaal 924.277,85 euro,
voorhanden heeft gehad
en daarvan € 892.767,-heeft overgedragen, terwijl, hij, verdachte en zijn mededaders, wisten, dat die voorwerpen middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen ruim € 924.277,85 witgewassen door dit bedrag voorhanden te hebben en grotendeels over te dragen. Dit bedrag was door het UWV overgemaakt op de bankrekeningen van een aantal BV’s op grond van valse CRTV-aanvragen. Dat witwassen gebeurde vervolgens onder meer via de door de verdachte ter beschikking gestelde vennootschap [bedrijf 1] en de daarbij behorende bankrekeningen. De fraudegelden zijn onder meer via [bedrijf 1] uiteindelijk naar buitenlandse bankrekeningen overgeboekt.
Ten tijde van het ten laste gelegde feit was sprake van een coronapandemie – een uitzonderlijke situatie die tot uitzonderlijke maatregelen heeft geleid. Om de economie te steunen trok de overheid miljarden euro’s vrij om bedrijven te steunen. Het moest allemaal snel want de lonen moesten door betaald worden. Aanvragen werden snel geaccepteerd en pas achteraf werd het recht erop beoordeeld. De verdachte en zijn medeverdachten hebben misbruik gemaakt van deze uitzonderlijke situatie. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat mede door zijn handelen grote sommen overheidsgeld niet zijn besteed aan coronagedupeerden, maar op buitenlandse bankrekeningen terecht is gekomen. De verdachte heeft zich hierom niet bekommerd en heeft slechts zijn eigen financiële belangen voor ogen gehad. Op de terechtzitting heeft de verdachte geen inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen en is niet meer helderheid verkregen over zijn beweegredenen.
Gelet hierop volstaat in beginsel niets anders dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de (hoogte van de) straf niet alleen gekeken naar soortgelijke zaken, maar ook naar de rol van de verdachte ten opzichte van de medeverdachten. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat er sprake is van fors tijdsverloop. Het feit is ongeveer drie-en-een-half jaar geleden gepleegd en de verdachte is bovendien sindsdien niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie.
Op de zitting is verder gebleken dat de verdachte sinds het ten laste gelegde feit werkt als zzp-er bij een beveiligingsbedrijf en dat hij inmiddels een gezin met vier kinderen heeft. De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de kans reëel is dat wat hij sindsdien heeft opgebouwd weer verliest, hetgeen een risicofactor is.
Al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot de conclusie dat er in het specifieke geval van deze verdachte geen strafrechtelijk doel meer mee is gediend om de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Wel zal de rechtbank hem gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit de maximale taakstraf en een geldboete opleggen. Daarnaast zal een forse voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, enerzijds om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds met het doel om hem in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank acht de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van één jaar;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van tweehonderd en veertig (240) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
tweehonderd vierendertig (234) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
117 dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 7.500,- (zevenduizend en vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
72 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 22 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 27 oktober 2020 tot en met 11 december 2020
te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
- ( van) (een) voorwerp (en), te weten geldbedragen ter hoogte van (totaal) 924.277,85 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), en/of (totaal) 99.900,98 euro (euro 83.129,88 en/of euro 16.771), in elk geval een of meer geldbedrag(en),
sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt terwijl, hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van van 27 oktober 2020 tot
en met 11 december 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
- ( van) (een) voorwerp (en), te weten geldbedragen ter hoogte van (totaal) 924.277,85 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), en/of (totaal) 99.900,98 euro (euro 83.129,88 en/of euro 16.771), in elk geval een of meer geldbedrag(en),
sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt terwijl, hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
- tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[bedrijf 1] en/of [naam 1] , althans een of meer andere (rechts) personen, in of omstreeks de periode van 27 oktober 2020 tot en met 11 december 2020, te
Rotterdam, in althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- ( van) (een) voorwerp (en), te weten geldbedragen ter hoogte van (totaal) 924.277,85 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), en/of (totaal) 99.900,98 euro (euro 83.129,88 en/of euro 16.771), in elk geval een of meer geldbedrag(en), althans een of meer voorwerpen
sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had (den)
sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt terwijl die [bedrijf 1] en/of die [naam 1] wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 21 maart 2019 tot en met 11 december 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- aan die [naam 1] en/of die ander(en) toestemming en/of de mogelijkheid te geven van de bankrekening (en) op naam van genoemde [bedrijf 1] ( [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 3] )
gebruik te maken, en/of
- de bankpas(sen) en/of inloggegevens/inlogcodes van die bankrekeningen van genoemde [bedrijf 1] ( [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 3] ) aan die [naam 1] en/of die anderen te verstrekken en/of bekend te maken.