4.1.2.Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) heeft in het tweede deel van 2020 op grond van valse aanvragen in totaal € 1.814.352,- uitgekeerd aan de besloten vennootschappen: [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] , in het kader van de compensatieregeling transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid (hierna: CRTV). Deze regeling voorziet in een financiële tegemoetkoming aan bedrijven die een vergoeding dienen te betalen aan werknemers die zij vanwege arbeidsongeschiktheid ontslaan.
In de periode 27 oktober 2020 tot en met 25 november 2020 is een deel van deze gelden, te weten € 924.277,85, via bankrekeningen van verschillende BV’s op bankrekeningen van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) bijgeschreven. Dit is het bedrijf van de verdachte, die daarvan in de ten laste gelegde periode bestuurder en enig aandeelhouder was. [bedrijf 1] heeft een groot deel van deze frauduleus ontvangen UWV-gelden, te weten € 892.767,-, niet bij uitzondering binnen enkele minuten na ontvangst daarvan en veelal middels spoedoverboekingen, overgemaakt aan (een stichting derdengelden ten behoeve van) verschillende buitenlandse partijen. Het totaalbedrag van € 924.277,85 is kortom witgewassen via het bedrijf van de verdachte. Dit is op zichzelf niet betwist door de verdediging.
Daarbij heeft de inmiddels door de rechtbank veroordeelde [naam 2] vanuit zijn functie bij het UWV meegewerkt aan deze omvangrijke fraude door gegevens ten behoeve van een aanvraag voor de CRTV aan derden te leveren, formulieren waarin die gegevens waren verwerkt — met omzeiling van de gebruikelijke controleprocedures — door het systeem van de UWV te geleiden en deze ten slotte te accorderen. Hij heeft de noodzakelijke gegevens in het systeem van het UWV uit authentieke aanvragen gehaald en deze aan derden ter beschikking gesteld. Deze derden hebben de gegevens vervolgens gebruikt voor het opstellen van valse aanvragen en hebben loonheffingsnummers aan [naam 2] doorgegeven, zodat hij de valse aanvragen in het systeem kon doorgeleiden ter uitbetaling van de vergoeding door de UWV. Op deze manier zijn op naam van zes bedrijven in totaal 43 valse CRTV-aanvragen ingediend.
De stukken in het dossier bevatten aanwijzingen dat [naam 1] ook zelf toegang had tot de bankrekening van [bedrijf 6], het bedrijf van de medeverdachte [medeverdachte 1] , en [bedrijf 1] . Immers is voor al deze rekeningen geïnternetbankierd vanaf een apparaat dat ook is geregistreerd bij de bankrekeningen van [naam 1] zelf, waarbij dezelfde identificatienummers zijn gebruikt behorende bij [naam 1] . Op deze wijze is voor meer dan € 1 miljoen aan UWV-gelden naar het buitenland overgeboekt. Voor wat betreft [bedrijf 1] gaat het om een bedrag van 924.277,85 euro.
Wetenschap en betrokkenheid
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze verdachte wetenschap en betrokkenheid heeft gehad bij het ten laste gelegde witwassen. Deze zou bestaan in het ter beschikking stellen van zijn BV en diens bankrekening ten behoeve van het doorsluizen van een deel van het fraude geld. De rechtbank is om de navolgende redenen van oordeel dat deze wetenschap en betrokkenheid bij de verdachte er zijn geweest.
Vooropgesteld wordt dat niet is vast komen te staan dat de verdachte in de ten laste gelegde periode zelf bedragen heeft overgeboekt vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] . Uit het dossier volgt dat [naam 1] toegang had tot de bankrekening van [bedrijf 1] , en overigens ook tot bankrekeningen van andere betrokken BV’s, en [naam 1] is inmiddels veroordeeld voor het witwassen van onder andere de ‘ [bedrijf 1] -gelden’. Desondanks is en blijft de verdachte, als destijds enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] , verantwoordelijk voor hetgeen in zijn bedrijf plaatsvindt. Dit is een juridische en serieuze verantwoordelijkheid die niet zomaar ter zijde geschoven kan worden door aan te geven dat hij weliswaar op papier de bestuurder was, maar dat hij verder nagenoeg geen werkzaamheden verrichtte. Ook dat de verdachte aan [naam 1] de bankrekening en bankpas van [bedrijf 1] ter beschikking heeft gesteld, maakt niet dat daarmede zijn verantwoordelijkheid voor de BV zou zijn beëindigd.
De medeverdachte thans veroordeelde [naam 1] heeft samen met anderen het bedrag van ruim 1,6 miljoen euro via allerlei bankrekeningen weggesluisd naar buitenlandse bankrekeningen. In het strafvonnis van deze rechtbank waarbij [naam 1] voor deze UWV fraude is veroordeeld, overweegt de rechtbank als volgt:
“De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van gelden die door een aantal bedrijven door middel van fraude van het UWV waren ontvangen, ter hoogte van een bedrag van bijna 1,6 miljoen euro. Dat witwassen gebeurde middels de bankrekeningen van diverse, bestaande BV’s, waarna het geld uiteindelijk naar het buitenland is overgeboekt. De verdachte heeft daarbij de eigenaren van die verschillende BV’s en de onbekend gebleven partijen bij wie de gelden uiteindelijk terecht zijn gekomen, bij elkaar gebracht. Anders dan de verdachte op de terechtzitting heeft verklaard, gaat de rechtbank er daarbij ook van uit dat hij gezamenlijk met de bestuurders van die BV’s de bankrekeningen monitorde, hij met hen overlegde en samen met hen de overboekingen deed. Dit volgt uit zijn eigen verklaring bij de FIOD en ook overigens uit het dossier”.
De verklaring van [naam 1] waarnaar de rechtbank heeft verwezen, strekt ertoe dat de verdachte, tezamen met [naam 1] zelf en de thans veroordeelde [naam 2] en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op [adres 2] de plannen tot deze fraude hebben besproken en dat de verdachte zijn medewerking zou verlenen door het ter beschikking stellen van de BV en de bankrekening alsmede de bankpasjes en inlogcodes hiervan om de fraudegelden door te boeken naar andere bestemmingen.
De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 3] ondersteunt deze verklaring van [naam 1] . Hij verklaart over de afspraken die in een gesprek in augustus/september zijn gemaakt en waarbij [medeverdachte 3] en de verdachte onder meer tezamen met [naam 1] en de verdachte deze fraude zou plegen..
Daarbij komt dat de verdachte maandelijks via [bedrijf 1] een salaris uitbetaald kreeg, terwijl [bedrijf 1] naar zijn zeggen nog geen bedrijfsactiviteiten had. Zo had hij dit met [naam 1] afgesproken, de herkomst van dit geld vond hij niet relevant. Verder had de verdachte met [naam 1] afgesproken dat hij op kantoor zou gaan zitten ‘om het echt te laten lijken’. Al vanaf mei 2020 wist de verdachte dat het ‘geen zuivere koffie’ was. Dit heeft hem echter niet doen besluiten om de samenwerking met [naam 1] te stoppen.
Sterker nog, uit het FIOD-onderzoek is gebleken dat de verdachte in de ten laste gelegde periode veelvuldig contact heeft gehad met [naam 1] . Dit contact ging over afspraken met betrekking tot [bedrijf 1] , over inkomende betalingen met betrekking tot [bedrijf 5] en [bedrijf 3] (BV’s die ook zijn betrokken bij het witwassen van de frauduleus verkregen UWV-gelden), salarissen en het opmaken van (valse) facturen. Ook zijn er documenten van onder andere [bedrijf 4] , [bedrijf 3] en [bedrijf 5] op de laptop van de verdachte aangetroffen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte niet alleen wist van de aanwezigheid en criminele herkomst van het totaalbedrag van € 924.277,85 op de bankrekening van [bedrijf 1] en het doorstorten van een groot deel daarvan naar het buitenland, maar dat hij daarbij tevens acgtief betrokken is geweest. Uit de hiervoor beschreven contacten tussen de verdachte en [naam 1] kan bovendien worden afgeleid dat de verdachte een iets grotere rol had bij het ten laste gelegde dan sommige medeverdachten, die zich kennelijk alleen met (de geldstromen via) hun eigen BV bezighielden.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de getuige [medeverdachte 3] en de veroordeelde [naam 1] volgt, dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij uitvoering is gegeven aan een gezamenlijk plan.