ECLI:NL:RBROT:2024:3856

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
83.145645.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van UWV-fraudegelden via vennootschappen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van witwassen. De verdachte had zijn vennootschappen en bijbehorende bankrekeningen ter beschikking gesteld aan medeverdachten, waardoor UWV-fraudegelden van in totaal € 373.584,- via deze bedrijven naar buitenlandse bankrekeningen zijn overgeboekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap en betrokkenheid had bij het witwassen van deze gelden. De verdachte heeft erkend dat hij contante opnames heeft gedaan en dat hij op de hoogte was van de grote geldstromen op zijn rekeningen, die niet overeenkwamen met de omzet van zijn bedrijven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks dat hij het beheer van de bankrekeningen deels had uitbesteed, verantwoordelijk bleef voor de activiteiten binnen zijn vennootschappen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, en een taakstraf van 200 uur, alsook een geldboete van € 7.500,-. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het gepleegde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83.145645.21
Datum uitspraak: 22 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
raadsvrouw mr. L.A. van Bavel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, nu er geen sprake is van het medeplegen van witwassen. In het strafdossier zijn onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden die wijzen op concrete betrokkenheid van de verdachte bij het witwassen. De verdachte heeft enkel de bankrekeningen van zijn bedrijven en de inloggegevens van factuursturen.nl aan [naam 1] overgedragen, zodat die hem kon helpen bij de bedrijfsvoering. De verdachte was niet op de hoogte van de UWV-fraude en dat uiteindelijk zijn bedrijven zijn gebruikt voor het doorstorten van die fraudegelden is niet voldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) heeft in het tweede deel van 2020 op grond van valse aanvragen geldbedragen van in totaal € 1.814.352,- uitgekeerd aan de besloten vennootschappen: [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] , in het kader van de compensatieregeling transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid (hierna: CRTV). Deze regeling voorziet in een financiële tegemoetkoming aan bedrijven die een vergoeding dienen te betalen aan werknemers die zij vanwege arbeidsongeschiktheid ontslaan.
In de periode 27 oktober 2020 tot en met 28 november 2020 is een deel van deze gelden, te weten € 373.584,-, op bankrekeningen van [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ), [bedrijf 5] (hierna: [bedrijf 5] ) en [bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 6] ) bijgeschreven. Dit zijn bedrijven van de verdachte, die daarvan in de ten laste gelegde periode bestuurder en enig aandeelhouder was.
Vanaf deze rekeningen zijn kort na de ontvangst daarvan een groot deel van die UWV-gelden overgemaakt – in een aantal gevallen via het bedrijf van de medeverdachte [medeverdachte 1] : [bedrijf 7] (hierna: [bedrijf 7] ) – aan verschillende buitenlandse partijen. Het totaalbedrag van € 373.584,- is kortom witgewassen via de bedrijven van de verdachte. Dit is op zichzelf niet betwist door de verdediging.
Daarbij heeft de inmiddels door de rechtbank veroordeelde [naam 2] vanuit zijn functie bij het UWV meegewerkt aan deze omvangrijke fraude door gegevens ten behoeve van een aanvraag voor de CRTV aan derden te leveren, formulieren waarin die gegevens waren verwerkt — met omzeiling van de gebruikelijke controleprocedures — door het systeem van de UWV te geleiden en deze ten slotte te accorderen. Hij heeft de noodzakelijke gegevens in het systeem van het UWV uit authentieke aanvragen gehaald en deze aan derden ter beschikking gesteld. Deze derden hebben de gegevens vervolgens gebruikt voor het opstellen van valse aanvragen en hebben loonheffingsnummers aan [naam 2] doorgegeven, zodat hij de valse aanvragen in het systeem kon doorgeleiden ter uitbetaling van de vergoeding door de UWV. Op deze manier zijn op naam van zes bedrijven in totaal 43 valse CRTV-aanvragen ingediend.
De stukken in het dossier bevatten aanwijzingen dat [naam 1] ook zelf toegang had tot de bankrekeningen van [bedrijf 6] , [bedrijf 5] en [bedrijf 4] . Immers is voor al deze rekeningen geïnternetbankierd vanaf een apparaat die ook is geregistreerd bij de bankrekeningen van [naam 1] zelf, waarbij dezelfde identificatienummers zijn gebruikt behorende bij [naam 1] . Op deze wijze is voor meer dan € 1 miljoen aan UWV-gelden naar het buitenland overgeboekt.
Wetenschap en betrokkenheid
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze verdachte wetenschap en betrokkenheid heeft gehad bij het ten laste gelegde witwassen. Deze zou bestaan in het ter beschikking stellen van zijn BV’s en diens bankrekeningen ten behoeve van het doorsluizen van een deel van het fraude geld.
De rechtbank is om de navolgende redenen van oordeel dat deze wetenschap en betrokkenheid bij de verdachte er is geweest.
Vooropgesteld wordt dat niet is vast komen te staan dat de verdachte in de ten laste gelegde periode zelf bedragen heeft overgeboekt vanaf de bankrekeningen van [bedrijf 4] , [bedrijf 6] en [bedrijf 5] . De verdachte heeft naast [bedrijf 4] ook [bedrijf 6] en [bedrijf 5] opgericht, maar de bedrijfsvoering en het beheer van de bijbehorende bankrekeningen, heeft hij uit handen gegeven aan [naam 1] . Uit het dossier volgt dat [naam 1] toegang had tot de bankrekening van voornoemde BV’s van de verdachte, en overigens ook tot bankrekeningen van andere betrokken BV’s, en [naam 1] is inmiddels veroordeeld voor het witwassen van onder andere de gelden die via de BV’s van de verdachte zijn doorgesluisd. Desondanks is en blijft de verdachte, als destijds enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 4] , [bedrijf 6] en [bedrijf 5] , verantwoordelijk voor hetgeen in zijn bedrijven plaatsvindt. Dit is een juridische en serieuze verantwoordelijkheid die niet zomaar ter zijde geschoven kan worden door aan te geven dat hij weliswaar de bestuurder was, maar dat hij de bankrekeningen, bankpassen en inlogcodes ter beschikking heeft gesteld aan [naam 1] voor hulp bij de bedrijfsvoering. Dit maakt niet dat daarmede zijn verantwoordelijkheid voor de BV’s zou zijn beëindigd.
Daarbij komt dat de verdachte ondanks dat hij het beheer van de bankrekeningen van zijn BV’s deels uit handen had gegeven, wel steeds zicht heeft gehad op die bankrekeningen. Hij heeft met grote regelmaat, soms meerdere keren per dag gelden contant opgenomen en op de zitting heeft hij erkend dat hij wel degelijk zag dat er in de ten laste gelegde periode grote geldbedragen op zijn rekeningen binnenkwamen en dat die werden door geboekt. Ook is de verdachte er door zijn boekhouder op aangesproken dat er grote geldstromen zichtbaar waren die niet strookten met de omzetten van zijn bedrijven. Dat de grote sommen geld op zijn rekeningen te verklaren waren door de in- en verkoop van dure auto’s met [bedrijf 5] , zoals op de zitting betoogd, klopt dus niet.
De medeverdachte thans veroordeelde [naam 1] heeft samen met anderen het bedrag van ruim 1,6 miljoen euro via allerlei bankrekeningen weggesluisd naar buitenlandse bankrekeningen. In het strafvonnis van deze rechtbank waarbij [naam 1] voor deze UWV fraude is veroordeeld, overweegt de rechtbank als volgt:
“De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van gelden die door een aantal bedrijven door middel van fraude van het UWV waren ontvangen, ter hoogte van een bedrag van bijna 1,6 miljoen euro. Dat witwassen gebeurde middels de bankrekeningen van diverse, bestaande BV’s, waarna het geld uiteindelijk naar het buitenland is overgeboekt. De verdachte heeft daarbij de eigenaren van die verschillende BV’s en de onbekend gebleven partijen bij wie de gelden uiteindelijk terecht zijn gekomen, bij elkaar gebracht. Anders dan de verdachte op de terechtzitting heeft verklaard, gaat de rechtbank er daarbij ook van uit dat hij gezamenlijk met de bestuurders van die BV’s de bankrekeningen monitorde, hij met hen overlegde en samen met hen de overboekingen deed. Dit volgt uit zijn eigen verklaring bij de FIOD en ook overigens uit het dossier”.
De verklaring van [naam 1] waarnaar de rechtbank heeft verwezen, strekt ertoe dat de verdachte, tezamen met [naam 1] zelf en de thans veroordeelde [naam 2] en de medeverdachten [medeverdachte 2] en de verdachte op [adres 2] de plannen tot deze fraude hebben besproken en dat de verdachte zijn medewerking zou verlenen door het ter beschikking stellen van de BV en de bankrekening alsmede de bankpasjes en inlogcodes hiervan om de fraudegelden door te boeken naar andere bestemmingen. Deze medewerking van de verdachte is cruciaal geweest immers, zonder het beheer over bankrekeningen is het niet mogelijk om fraudegelden weg te sluizen.
De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 3] ondersteunt deze verklaring van [naam 1] . Hij verklaart over de afspraken die in een gesprek in augustus/september zijn gemaakt en waarbij [medeverdachte 3] en de verdachte onder meer tezamen met [naam 1] en [medeverdachte 1] deze fraude zou plegen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte wist van de aanwezigheid en criminele herkomst van het totaalbedrag van € 373.584,- op de bankrekeningen van zijn BV’s, en van het doorstorten van een groot deel daarvan naar (buitenlandse) bankrekeningen. De verdachte heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld, door welbewust zijn BV’s en de bijbehorende bankrekeningen en bankpassen aan [naam 1] ter beschikking te stellen. Dit is een cruciale schakel in het geheel, want zonder (het beheer over) deze bankrekeningen was het niet mogelijk geweest om de fraudegelden weg te sluizen. Bovendien heeft de verdachte ook zelf witwashandelingen verricht door een deel van het fraudegeld contant op te nemen.
Medeplegen
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de getuige [medeverdachte 3] en de veroordeelde [naam 1] volgt, dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij uitvoering is gegeven aan een gezamenlijk plan.
4.1.3.
Conclusie
Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte in nauw overleg en afstemming met [naam 1] en andere medeverdachten heeft meegewerkt aan de hiervoor beschreven UWV-fraude door het bedrag van € 373.584,- voorhanden te hebben gehad, te hebben omgezet en overgedragen, terwijl hij wist dat dit van misdrijf afkomstig was.
Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 27 oktober 2020 tot en met 28 november 2020
te Rotterdam en in België tezamen en in vereniging met anderen,
- een voorwerp, te weten een geldbedrag ter hoogte van totaal 373.584,- euro, ,
voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet
terwijl, hij, verdachte en zijn mededaders, wisten, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon, de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen gelden ter hoogte van € 373.584,- witgewassen, door dit bedrag voorhanden te hebben, om te zetten en over te dragen. Dit bedrag was door het UWV overgemaakt op de bankrekeningen van een aantal BV’s op grond van valse CRTV-aanvragen. Dat witwassen gebeurde vervolgens onder meer via de door de verdachte aan zijn medeverdachten ter beschikking gestelde vennootschappen [bedrijf 5] , [bedrijf 6] en [bedrijf 4] en de daarbij behorende bankrekeningen. De fraudegelden zijn via deze BV’s uiteindelijk grotendeels naar andere (buitenlandse) bankrekeningen overgeboekt en een deel van de gelden is contant opgenomen door de verdachte.
Ten tijde van het ten laste gelegde feit was sprake van een coronapandemie – een uitzonderlijke situatie die tot uitzonderlijke maatregelen heeft geleid. Om de economie te steunen trok de overheid miljarden euro’s vrij om bedrijven te steunen. Het moest allemaal snel want de lonen moesten door betaald worden. Aanvragen werden snel geaccepteerd en pas achteraf werd het recht erop beoordeeld. De verdachte en zijn medeverdachten hebben misbruik gemaakt van deze uitzonderlijke situatie. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat mede door zijn handelen grote sommen overheidsgeld niet zijn besteed aan gedupeerden, maar terecht zijn gekomen op buitenlandse bankrekeningen. Op de terechtzitting heeft de verdachte geen inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen en is niet meer helderheid verkregen over zijn beweegredenen.
Gelet hierop volstaat in beginsel niets anders dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de (hoogte van de) straf niet alleen gekeken naar soortgelijke zaken, maar ook naar de rol van de verdachte ten opzichte van de medeverdachten. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat er sprake is van fors tijdsverloop. Sinds het gepleegde strafbare feit zijn inmiddels bijna drie-en-een-half jaar verstreken en de verdachte is sindsdien niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie.
Op de zitting is gebleken dat de verdachte als zzp-er werkzaam is als loodgieter en dakdekker. Verder is hij belast met de zorg voor een van zijn minderjarige kinderen over wie hij het eenhoofdig gezag uitoefent. Hij lijkt zijn leven weer op orde te hebben. Bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is de kans reëel dat dit wordt doorkruist, hetgeen een risicofactor is.
Al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot de conclusie dat er in het specifieke geval van deze verdachte geen strafrechtelijk doel meer mee is gediend om de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Wel zal de rechtbank hem gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit een forse taakstraf opleggen en een geldboete opleggen. Daarnaast zal een forse voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, enerzijds om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds met het doel om de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank acht de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van een (1) jaar;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van tweehonderd (200) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
honderd (100) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een geldboete van
€ 7.500,- (zevenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
72 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 22 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 27 oktober 2020 tot en met 28 november 2020
te Rotterdam, althans in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
- ( van) (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag ter hoogte van (totaal) 373.584,- euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en),
sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of
heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft
omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt
terwijl, hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6]
in of omstreeks de periode van 27 oktober 2020 tot en met 28 november 2020 te
Rotterdam, althans in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
- ( van) (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) ter hoogte van (totaal) 373.584,- euro, (bestaande uit [bedrijf 4] euro 231.584 en/of [bedrijf 5] euro 220.300 (euro 67.000 +75.000 + 78.300) en/of [bedrijf 6] euro 99.050)
sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp (en) voorhanden had(den)
sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt terwijl, hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
- tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[naam 1] , althans een of meer andere (rechts)personen, in of omstreeks de periode van 27 oktober 2020 tot en met 28 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen - (van) (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag ter hoogte van (totaal) 373.584,- euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), althans een of meer voorwerpen
sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt terwijl die [naam 1] en/of die ander(en) en/of zijn/hun/haar mededaders wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 17 september 2018 tot en met 28 november 2020, te Rotterdam, althans in Nederland en/of in België, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- aan die [naam 1] en/of die ander (en) toestemming en/of de mogelijkheid te geven van de rechtspersoon [bedrijf 4] (waarvan hij, verdachte, bestuurder was) gebruik te maken, en/of
- aan die [naam 1] en/of die ander(en) toestemming en/of de mogelijkheid te geven van de bankrekening en/of bankpas (sen) op naam van genoemde [bedrijf 4] ( [rekeningnummer 1] ) gebruik te maken, en/of
- de bankpas(sen) en/of inloggegevens/inlogcodes van die bankrekening van genoemde [bedrijf 4] (( [rekeningnummer 1] ) aan [naam 1] en/of die ander(en) te verstrekken en/of bekend te maken, en/of
- aan die [naam 1] en/of die ander(en) toestemming en/of de mogelijkheid te geven van de rechtspersoon [bedrijf 5] (waarvan hij, verdachte, bestuurder en/of aandeelhouder was) gebruik te maken, en/of
- aan die [naam 1] en/of die ander(en) toestemming en/of de mogelijkheid te geven van de bankrekening(en) en/of bankpas(sen) op naam van genoemde [bedrijf 5] ( [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 3] ) gebruik te maken, en/of
- de bankpas(sen) en/of inloggegevens/inlogcodes van die bankrekening van genoemde [bedrijf 5] ( [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 3] ) aan [naam 1] en/of die ander(en) te verstrekken en/of bekend te maken, en/of
- aan die [naam 1] en/of die ander(en) toestemming en/of de mogelijkheid te geven van de rechtspersoon [bedrijf 6] (waarvan hij, verdachte, bestuurder en/of aandeelhouder was) gebruik te maken, en/of
- aan die [naam 1] en/of die ander(en) toestemming en/of de mogelijkheid te geven van de bankrekening(en) en/of bankpas(sen) op naam van genoemde [bedrijf 6] ( [rekeningnummer 4] ) gebruik te maken, en/of
- de bankpas(sen) en/of inloggegevens/inlogcodes van die bankrekening van genoemde [bedrijf 6] ( [rekeningnummer 4] ) aan [naam 1] en/of die ander(en) te verstrekken en/of bekend te maken.