ECLI:NL:RBROT:2024:3849

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
28 april 2024
Zaaknummer
C/10/671912 / JE RK 24-74
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 maart 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2011, besproken. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de ernstige verslavingsproblematiek van de moeder, die niet in staat is om aan de opvoedbehoeften van [voornaam minderjarige] te voldoen. De vader, die het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] heeft, is bereid om contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder te ondersteunen, maar de kinderrechter merkt op dat de moeder niet is verschenen op de zitting en dat haar advocaat zich niet heeft gesteld. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 16 maart 2025 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader afgewijzen, nu het gezag van de moeder is beëindigd. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
zaaknummer: C/10/671912 / JE RK 24-74
datum uitspraak: 14 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[naam minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.J. Boers, kantoorhoudende te ‘s-Gravenzande.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 9 januari 2024, ontvangen op 10 januari 2024;
  • het nagekomen gezinsplan van de GI van 31 januari 2024, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. Gelijktijdig is behandeld het verzoek van de vader (
zaaknummer: C/10/672181 / FA RK 24-360)in welke zaak een afzonderlijke beschikking is gegeven.
1.3.
Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon B] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen en dat de bij eerdere procedures voor de moeder betrokken advocaat mr. J.M.F. Honders zich niet gesteld heeft of heeft willen stellen.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 14 maart 2024 (
C/10/672181 / FA RK 24-360)is het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd. De vader is belast met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij zijn vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader zonder gezag voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. De vader is voorheen wisselend geweest in zijn houding ten aanzien van moeder. De vader ziet in dat hij [voornaam minderjarige] moet ondersteunen in het contact met zijn moeder. [voornaam minderjarige] gaat op dit moment zelf naar de moeder, waar hij moet inschatten of ze middelen gebruikt heeft. De vader staat dan stand-by voor in het geval hij [voornaam minderjarige] moet ophalen. Het is niet de bedoeling dat [voornaam minderjarige] deze verantwoordelijkheid zelfstandig draagt. De GI wenst [voornaam minderjarige] en de vader in deze zorgen te ondersteunen. De GI wil met de ouders hun verantwoordelijkheden bespreken en daarnaast ook het liefst met [voornaam minderjarige] gesprekken voeren om te beoordelen wat hij nodig heeft. Gezien wordt echter dat [voornaam minderjarige] weerstand biedt tegen de hulpverlening. Hij wil rust. De GI zal daarom eerst met de ouders aan de slag gaan. Later kan bezien worden of [voornaam minderjarige] mogelijk nog openstaat voor gesprekken.
4.2.
De Raad uit ter zitting twijfels over de noodzakelijkheid van een ondertoezichtstelling voor de komende twaalf maanden. Gezien wordt dat [voornaam minderjarige] veel heeft meegemaakt en hulpverleningsmoe is. Het is een gegeven in het leven van [voornaam minderjarige] dat hij een moeder heeft met deze problematiek. Nu er duidelijkheid is ontstaan over het (éénhoofdig) gezag over [voornaam minderjarige] , is het van belang dat de moeder zich richt op de omgangsmomenten met [voornaam minderjarige] .
4.3.
Door en namens de vader wordt geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. Wel wordt voorgesteld om de ondertoezichtstelling voor een kortere periode te verlengen, te weten zes maanden. In deze periode kan worden onderzocht of er bij de moeder nog ruimte is om het gesprek met de GI aan te gaan en om hulpverlening te accepteren. De verlenging moet worden gezien als een laatste poging daartoe. De vader vult aan dat hij het belangrijk vindt dat [voornaam minderjarige] in contact blijft met de moeder. Het zou in de toekomst fijn zijn als [voornaam minderjarige] bij de moeder kan logeren, maar dat is op dit moment nog te spannend. De vader vindt het fijn dat de GI betrokken blijft ter ondersteuning van de moeder.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Gebleken is dat [voornaam minderjarige] nog altijd in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bij de moeder is sprake van ernstige verslavingsproblematiek, wat maakt dat moeder niet in staat is om tegemoet te komen aan de opvoedbehoeften van [voornaam minderjarige] . Sinds dat [voornaam minderjarige] bij de vader woont, ervaart hij rust en stabiliteit. Hoewel de situatie van de moeder niet lijkt te verbeteren, staat de vader nog altijd achter structurele omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Het siert vader dat hij zich bewust is van de realiteit en alsnog dit standpunt inneemt, omdat dat in het belang van [voornaam minderjarige] is.
5.3.
Vast staat de [voornaam minderjarige] regelmatig contact heeft met de moeder en dat er sprake is van ernstige problematiek bij de moeder. Dit brengt met zich mee dat het nuttig is om de ondertoezichtstelling langer te laten doorlopen. De kinderrechter is van oordeel dat de GI de komende twaalf maanden nog moet proberen in contact te treden met moeder om te bezien of het mogelijk is om passende hulpverlening in te zetten. Daarnaast moet de GI de omgangsmomenten tussen de moeder en [voornaam minderjarige] monitoren om te bepalen of deze omgangsmomenten voldoende veilig en in het belang van [voornaam minderjarige] zijn. Ook zonder tussenkomst van de rechtbank moet over de ter zitting besproken periode van zes maanden duidelijk zijn wat als dan de toegevoegde waarde is van de betrokkenheid van de GI.
5.4.
De kinderrechter stelt vast dat ter zitting het gezag van de moeder is beëindigd en de vader is belast met het eenhoofdig gezag. Dit brengt met zich mee dat indien er de komende periode geen veranderingen in de situatie teweeg worden gebracht er (mogelijk) over twaalf maanden niet meer aan het criterium van een ondertoezichtstelling zal worden voldaan. De hulpverlening wordt dan door de gezagdragende ouder aanvaard.
Machtiging uithuisplaatsing
5.5.
Nu het gezag van de moeder is beëindigd en de vader is belast met het eenhoofdig gezag, komt de noodzaak om de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader te verlengen te vervallen. Dit deel van het verzoek van de GI zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 16 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 8 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.