ECLI:NL:RBROT:2024:3836

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10713810 CV EXPL 23-3604
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding na aankoop non-conforme auto

In deze zaak heeft eiser, na de aankoop van een BMW 535i, vervangende schadevergoeding gevorderd van gedaagde, omdat hij stelde dat de auto niet voldeed aan de koopovereenkomst. Eiser kocht de auto op 17 november 2021 voor € 19.000,- bij een bedrijf dat de auto in consignatie verkocht voor gedaagde. Eiser heeft de auto laten keuren voor de aankoop en de geconstateerde gebreken zijn gerepareerd door een erkend bedrijf. Drie maanden na de aankoop ontstonden er echter problemen met de motor. Eiser vorderde de kosten van vervangende schadevergoeding, maar gedaagde betwistte de gebreken en stelde dat deze pas na de aankoop zijn ontstaan.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de auto bij aflevering gebreken vertoonde. Eiser heeft de auto onder voorbehoud van een positieve proefrit en keuring gekocht. Tijdens de keuring zijn geen motor-gerelateerde problemen vastgesteld. De kantonrechter concludeert dat gedaagde niet tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, waardoor er geen grond is voor vergoeding van de schade. Eiser is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten aan de kant van gedaagde, die zijn begroot op € 1.221,-, met wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10713810 CV EXPL 23-3604
datum uitspraak: 25 april 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats 1],
eiser,
gemachtigde: mr. P.R.Th. Schulting,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 2],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Bravenboer.
De partijen worden ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 september 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 26 maart 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser], vergezeld van zijn echtgenote en bijgestaan door genoemde gemachtigde, en [gedaagde], bijgestaan door genoemde gemachtigde.

2.De zaak

2.1.
[eiser] heeft op 17 november 2021 een BMW 535i gekocht voor € 19.000,- bij [naam bedrijf 1], die de auto in consignatie verkocht voor [gedaagde]. Volgens [eiser] voldoet de auto niet aan de overeenkomst. Per e-mail van 1 en 8 maart 2022 heeft hij met [naam 1] van [naam bedrijf 1] (hierna: [naam 1]) gecorrespondeerd over de beschadigde motor, waarbij hij verzocht zijn (gestelde) schade met [naam 1]/[naam bedrijf 1] te delen. De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] per brief van 30 december 2022 gesommeerd de auto te herstellen.
2.2.
[eiser] vordert vervangende schadevergoeding, te weten de kosten ad € 22.310,23 die hij heeft moeten maken om de motor te vervangen, doordat [gedaagde] zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst niet is nagekomen.
[gedaagde] betwist de gestelde gebreken en voert aan dat, voor zover er al sprake was/is van gebreken, deze pas geruime tijd na aankoop van de auto zijn ontstaan. Daarnaast heeft [eiser] niet tijdig aan zijn klachtplicht voldaan.

3.De beoordeling

De uitkomst van de zaak
3.1.
De kantonrechter wijst de eis van [eiser] af omdat niet vast komt te staat dat de auto bij de aankoop niet voldeed aan de overeenkomst. Dit wordt hierna gemotiveerd.
De auto voldoet aan de koopovereenkomst
3.2.
Een verkoper is verplicht een zaak af te leveren die aan de overeenkomst beantwoordt (artikel 7:17 BW). Partijen zijn het erover eens dat [eiser] de auto heeft gekocht van [gedaagde], dat zij beiden een particulier zijn zodat er geen sprake is van een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 BW. De beschermende bepaling van artikel 7:18a BW (kort gezegd: vermoed wordt dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt als een gebrek zich binnen één jaar na aflevering openbaart) geldt hier dus niet. Dat betekent dat [eiser] voldoende moet stellen, en zo nodig bewijzen, dat de auto bij levering niet aan de koopovereenkomst voldeed
.Daarin slaagt hij niet, zoals hierna wordt toegelicht.
3.3.
[eiser] heeft de BMW op 2 november 2021 onder voorbehoud van een positieve proefrit en een keuring gekocht. Per e-mail van 4 november 2021 heeft hij het onderhoudsboekje en de onderhoudshistorie gekregen en op 10 november 2021 heeft hij, na een proefrit, de BMW laten keuren door BMW-dealer [naam 2] (hierna: [naam 2]). Uit de keuring bleek dat er onderhoud gepleegd moest worden aan, zoals [gedaagde] onbetwist heeft aangevoerd, olie-gerelateerde onderdelen. Het totale bedrag aan reparaties wordt door [naam 2] geschat op bijna € 5.000,-. Vanwege dit tegenvallende bedrag heeft [eiser] een korting op de verkoopprijs gekregen. Vervolgens heeft hij de BMW op 17 november 2021 betaald en opgehaald. [naam 2] heeft op 6 december 2021 reparaties uitgevoerd, waarbij in deze procedure niet vast staat of alle eerder voorgestelde reparaties zijn uitgevoerd. Tot half februari 2022 heeft [eiser] normaal gebruik gemaakt van de auto, daarna ontstonden er volgens hem problemen met de motor. In zijn opdracht maakte [naam bedrijf 2] op 23 maart 2022 een offerte op en gaf als diagnose: motorolie en filter bevatten veel gruis en stukken metaal, motor klinkt alsof er een drijfstanglager defect is. Geadviseerd werd om, gezien de hoeveelheid gruis in de motor, de gehele motor te demonteren en uit elkaar te halen.
3.4.
Nu [eiser] tot half februari 2022, te weten drie maanden, normaal gebruik heeft kunnen maken van de auto en, zoals gezegd, [naam 2], een erkende BMW-dealer, tot twee keer toe (zowel tijdens de keuring als tijdens zijn reparatiewerkzaamheden) geen motor-gerelateerde problemen heeft vastgesteld, is niet vast komen te staan dat de BMW ten tijde van de aflevering op 17 november 2021 gebreken vertoonde en daardoor niet aan de overeenkomst voldeed. Daarbij komt nog dat [naam 2] na de aankoop zelf werkzaamheden aan de auto heeft verricht, voor risico van [eiser]. Nu niet vast staat dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, is er geen grond voor vergoeding van opgetreden schade na de koop, zodat de vordering wordt afgewezen. Tegen deze achtergrond komt de kantonrechter niet toe aan de vraag of [eiser] tijdig heeft geklaagd bij [gedaagde] of aan de overige verweren van [gedaagde].
Proceskosten
3.5.
[eiser] moet de proceskosten betalen omdat hij ongelijk heeft (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten aan de kant van [gedaagde] op € 1.086,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 543,-) en € 135,- aan nakosten (maximale bedrag). Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
3.6.
Dit vonnis zal, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst af de vorderingen van [eiser];
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 1.221,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
745