ECLI:NL:RBROT:2024:3804

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10721526
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tegen ontbonden vennootschap en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak heeft KAV Autoverhuur B.V. een vordering ingesteld tegen de ontbonden vennootschap [gedaagde 1] en haar bestuurders [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. KAV vordert betaling van € 20.727,64, vermeerderd met rente en kosten, wegens onbetaalde huur van een bedrijfswagen en schade aan deze wagen. De kantonrechter heeft op 19 april 2024 geoordeeld dat KAV niet-ontvankelijk is in haar vordering tegen [gedaagde 1], omdat deze vennootschap op 21 augustus 2023 is ontbonden en niet meer bestaat. KAV had moeten verzoeken om de vereffening van [gedaagde 1] te heropenen voordat zij haar vordering kon indienen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vorderingen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] afgewezen. KAV heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die zouden kunnen leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid. De kantonrechter benadrukt dat voor persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders een hoge drempel geldt, en dat KAV niet heeft aangetoond dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] persoonlijk ernstig verwijtbaar handelen hebben gepleegd. KAV moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 678,-, en de proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10721526 CV EXPL 23-26485
datum uitspraak: 19 april 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
KAV Autoverhuur B.V.,
vestigingsplaats: Amstelveen,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder S. Baldinger,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

voormalige vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
2. [gedaagde 2],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
3. [gedaagde 3],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. R.E. Gerritsen.
De partijen worden hierna ‘KAV’, ‘ [gedaagde 1] ’, ‘ [gedaagde 2] ’ en ‘ [gedaagde 3] ’ genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk ‘ [gedaagde 1] c.s.’ (vrouwelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 september 2023, met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde 1] c.s., met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van mr. Gerritsen.
1.2.
Op 21 maart 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • de heer [persoon A] (regiomanager bij KAV);
  • de heer [persoon B] (namens de gemachtigde van KAV);
  • [gedaagde 3] ;
  • mr. Gerritsen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde 2] was bestuurder van [gedaagde 1] . [gedaagde 3] is bestuurder van [gedaagde 2] . Volgens KAV heeft zij een bedrijfswagen voor een langere periode verhuurd aan [gedaagde 1] , waarvoor [gedaagde 1] nog niet volledig heeft betaald. Tijdens de huurperiode is daarnaast schade ontstaan aan de auto en heeft KAV meerdere bekeuringen voor de gehuurde auto ontvangen. Daarom eist KAV dat [gedaagde 1] c.s. € 20.727,64 aan haar betaalt, met rente en kosten. De eis tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] baseert KAV op bestuurdersaansprakelijkheid. KAV wordt in het ongelijk gesteld. Hierna wordt uitgelegd waarom.
KAV is niet-ontvankelijk in haar vordering tegen [gedaagde 1]
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat KAV niet ontvankelijk is in haar vordering tegen [gedaagde 1] . [gedaagde 1] bestaat namelijk niet meer en kan daarom geen partij zijn in een procedure. Op 21 augustus 2023, dus voor het uitbrengen van de dagvaarding, is [gedaagde 1] ontbonden en opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig waren (artikel 2:19 lid 1 sub a jo. artikel 2:19 lid 4 BW). Als er toch nog baten blijken te zijn, moet KAV eerst in een andere procedure een verzoek indienen om de vereffening van [gedaagde 1] te heropenen (artikel 2:23c BW). Pas daarna kan zij tot incasso van haar (mogelijke) vordering overgaan.
KAV heeft onvoldoende gesteld voor bestuurdersaansprakelijkheid
2.3.
De vorderingen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden afgewezen omdat KAV onvoldoende heeft gesteld om bestuurdersaansprakelijkheid aan te nemen (artikel 2:9 en 2:11 BW). Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat voor persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder een hoge drempel geldt. Uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit haar tekortschieten in de nakoming van een verbintenis. Maar onder bijzondere omstandigheden is, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
2.4.
Die hoge lat wordt niet gehaald. KAV heeft alleen gesteld dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hadden moeten weten dat [gedaagde 1] haar betalingsverplichtingen niet kon nakomen gelet op het geplaatste en gestorte kapitaal van € 100,-. Dit zegt echter niet zonder meer iets over de slechte liquiditeitspositie die [gedaagde 1] kennelijk had. KAV heeft verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, aantonen dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de betalingsonmacht op voorhand hadden kunnen of moeten weten of anderszins een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.
KAV moet de proceskosten betalen
2.5.
KAV moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [gedaagde 1] c.s. op € 543,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 678,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard,.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart KAV niet-ontvankelijk in haar vordering tegen [gedaagde 1] ;
3.2.
wijst de vordering van KAV tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] af;
3.3.
veroordeelt KAV in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde 1] c.s. worden begroot op € 678,-;
3.4.
verklaart onderdeel 3.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
49039