ECLI:NL:RBROT:2024:3790

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
24/4128
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woning sluiting op basis van Opiumwet na aantreffen harddrugs

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in een woning op Goeree-Overflakkee woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester, die deze maatregel heeft opgelegd vanwege een overtreding van de Opiumwet. In de woning van verzoeker zijn aanzienlijke hoeveelheden harddrugs aangetroffen, waaronder MDMA en amfetamine, evenals attributen die wijzen op drugshandel, zoals lege gripzakjes en een weegschaaltje. Ondanks het verweer van verzoeker dat de drugs voor eigen gebruik waren, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen sprake was van drugshandel.

De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening die op 22 april 2024 was getroffen, opgeheven. Dit betekent dat de burgemeester de woning van verzoeker mag sluiten. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van de aangetroffen hoeveelheden harddrugs en de meldingen van drugshandel. De sluiting is noodzakelijk geacht ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter heeft ook de belangen van verzoeker afgewogen, maar kwam tot de conclusie dat de sluiting evenwichtig is, gezien de ernst van de overtredingen en de gevolgen die verzoeker zelf heeft veroorzaakt. De burgemeester heeft bovendien aangegeven dat verzoeker voldoende tijd krijgt om vervangende woonruimte te vinden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4128

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam 1], verzoeker

(gemachtigde: mr. D.T. Stoof),
en

de burgemeester van Goeree-Overflakkee

(gemachtigde: mr. R. van Achteren).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] uit [plaatsnaam 2].

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 19 maart 2024 heeft de burgemeester verzoekers woning per 23 april 2024 gesloten voor zes maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Op 22 april 2024 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel het bestreden besluit geschorst.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker (telefonisch) en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
4. Verzoeker woont op het adres [adres]. [naam] is de eigenaar van deze woning.
5. De politie heeft begin september 2023 twee meldingen ontvangen over vermoedelijke drugshandel vanuit verzoekers woning. De politie heeft vervolgens een onderzoek ingesteld. Op 9 februari 2024 zijn er in verzoekers woning onder meer 93,9 gram MDMA, 34,1 gram amfetamine, 4,7 gram 2-MMC [1] , lege gripzakjes en een weegschaaltje aangetroffen. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 19 februari 2024.
Waar gaat het in deze zaak om?
6. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om verzoekers woning te sluiten voor zes maanden. Verzoeker is het hier niet mee eens en hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in zijn woning kan blijven wonen. Door de getroffen ordemaatregel mag de woning voorlopig open blijven. De voorzieningenrechter dient in deze procedure daarom te beoordelen of er aanleiding bestaat om de getroffen voorlopige voorziening te handhaven, op te heffen of te wijzigen.
De voorzieningenrechter heft de voorlopige voorziening op
7. De voorzieningenrechter heft de bij uitspraak van 22 april 2024 getroffen voorlopige voorziening op. Dat betekent dat de burgemeester de woning van verzoeker mag sluiten. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Beoordelingskader
8. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
9. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Goeree-Overflakkee tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidsregel Damoclesbeleid gemeente Goeree-Overflakkee 2019. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
10. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij een geringe overschrijding van die grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Verzoeker zal dat dan aannemelijk moeten maken.
11. In de woning van verzoeker is in totaal 93,9 gram MDMA en 34,1 gram amfetamine aangetroffen. Dit is een forse overschrijding van de grens voor een handelshoeveelheid. Verzoeker heeft aangevoerd dat de drugs bestemd waren voor eigen gebruik. Daarnaast heeft verzoeker tijdens de zitting de hoeveelheden betwist.
12. Verzoeker kan het eigen gebruik aannemelijk maken als hij een helder en consistent verhaal heeft over zijn eigen gebruik, er geen andere zaken in zijn woning zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel en niet is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden.
13.1.
De politie is in eerste instantie bij verzoekers woning uitgekomen naar aanleiding van twee anonieme meldingen dat verzoeker vermoedelijk in drugs handelt en dat er ’s avonds en ’s nachts veel aanloop is van mensen die maar even in de woning verblijven. Uit de rapportage blijkt dat de politie vervolgens extra toezicht heeft gehouden op verzoekers woning. Daarbij werden regelmatig ambtshalve bekende harddrugsgebruikers in zijn woning gezien. Daarnaast zijn er bij de doorzoeking van verzoekers woning zaken aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan drugshandel, zoals lege gripzakjes en een weegschaaltje.
13.2.
Verzoeker heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de lege gripzakjes gebruikt om kleine kabeltjes in te bewaren. Over het weegschaaltje heeft hij verklaard dat het om een keukenweegschaal ging. De gemachtigde van de burgemeester stelt zich op het standpunt dat het om een grammenweegschaal moet gaan, omdat de politie het anders niet in de bestuurlijke rapportage zou vermelden.
14. De voorzieningenrechter mist informatie over de hoeveelheid gripzakjes en een foto van het aangetroffen weegschaaltje. Zij vindt het echter vooralsnog aannemelijk dat het om een grammenweegschaaltje gaat, omdat een keukenweegschaal geen relevante informatie is in het kader van de Opiumwet. De burgemeester kan in de bezwaarprocedure nog met aanvullende informatie komen ten aanzien van de gripzakjes en het weegschaaltje. De voorzieningenrechter vindt het vooralsnog aannemelijk dat de gripzakjes en het weegschaaltje gerelateerd kunnen worden aan drugshandel, vooral in combinatie met de meldingen en de waarnemingen van de politie over (kortstondige) bezoekjes van harddrugsgebruikers aan de woning van verzoeker.
De burgemeester heeft verder geen grond hoeven zien voor twijfel aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage van de politie ten aanzien van de hoeveelheden harddrugs. De enkele omstandigheid dat de aan de rapportage ten grondslag liggende processen-verbaal niet zijn bijgevoegd, is daartoe onvoldoende. De burgemeester heeft zich op grond van de rapportage op het standpunt mogen stellen dat aannemelijk is dat er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen die bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking.
15. De hiervoor vermelde omstandigheden maken dat verzoeker het eigen gebruik onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De burgemeester was daarom bevoegd om de woning te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
16. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
17. Verzoeker voert aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten, omdat de burgemeester op geen enkele wijze heeft aangetoond dat er sprake is van drugshandel.
18. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.
19. De voorzieningenrechter staat dus voor de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Uit jurisprudentie blijkt dat verschillende factoren een rol kunnen spelen bij de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Zo is de noodzaak tot sluiting groter als er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen en de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld.
20. De aangetroffen hoeveelheid harddrugs overschrijdt de norm voor een gebruikershoeveelheid aanzienlijk. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens. Er zijn er in verzoekers woning zaken aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan drugshandel (lege gripzakjes en een weegschaaltje). Daarnaast heeft de burgemeester van belang kunnen achten dat de politie bij verzoekers woning is uitgekomen vanwege twee anonieme melding over drugshandel vanuit verzoekers woning en het feit dat de politie heeft gezien dat er regelmatig harddrugsgebruikers in verzoekers woning zijn.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en dat hij niet gehouden was om met een minder ingrijpend middel te volstaan.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
21. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
22. Verzoeker heeft tijdens de zitting aangevoerd dat hij in de schuldhulpverlening zit. De eigenaar van de woning heeft inmiddels een procedure gestart bij de kantonrechter om de huurovereenkomst te ontbinden. Volgens verzoeker heeft hij de afgelopen maand gebruikt om te kijken of hij bij familie of vrienden kan verblijven, maar dat is niet gelukt. Als zijn woning wordt gesloten, dan kan hij nergens anders terecht. Verzoeker heeft tijdens de zitting ook verklaringen van zeven buren overgelegd, waarin staat dat zij geen overlast van verzoeker ervaren en dat zij willen dat verzoeker in zijn woning kan blijven wonen. Tot slot heeft verzoeker verklaard dat hij een terminaal zieke buurman helpt, zodat het ook in diens belang is dat verzoeker daar kan blijven wonen.
23. De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Verzoeker kan een verwijt worden gemaakt van de aangetroffen drugs in zijn woning. De gevolgen van de sluiting zijn voor verzoeker heel groot. De woning zal niet alleen tijdelijk worden gesloten, maar de eigenaar wil de huurovereenkomst ontbinden. Dit zijn echter gevolgen die verzoeker zelf moet dragen, gelet op de keuzes die hij zelf heeft gemaakt. De gemachtigde van de burgemeester heeft bovendien tijdens de zitting verklaard dat aan verzoeker een nieuwe (ruime) termijn zal worden gegeven om vervangende woonruimte te vinden als de woning wordt gesloten. De burgemeester heeft hiermee voldoende rekening gehouden met de belangen van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft geen andere omstandigheden gehoord die maken dat de sluiting in dit geval onevenwichtig is. De omstandigheid dat verzoeker een terminaal zieke buurman helpt, is een belang van iemand anders die niet rechtstreeks betrokken is bij de sluiting van verzoekers woning. De voorzieningenrechter kan hier dan ook geen rekening mee houden.

Conclusie en gevolgen

24. De voorzieningenrechter heft de bij uitspraak van 22 april 2024 getroffen voorlopige voorziening op. De burgemeester mag dus verzoekers woning sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter heft de bij uitspraak van 22 april 2024 getroffen voorlopige voorziening op.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.2-MMC staat echter niet op lijst I of II bij de Opiumwet.