ECLI:NL:RBROT:2024:3749

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
10-294975-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval op bejaarde zussen door meerderjarige en minderjarige verdachte

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die samen met een 15-jarige medeverdachte een woningoverval heeft gepleegd op twee bejaarde zussen. De verdachte, geboren in 2004, was ten tijde van de overval net meerderjarig en werd preventief gedetineerd. De overval vond plaats op 19 december 2022, waarbij de zussen onder bedreiging van geweld en met een vals kostuum werden beroofd van hun persoonlijke bezittingen, waaronder sieraden en contant geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat de bewezenverklaring van de tenlastelegging zonder nadere bespreking kan plaatsvinden. De officier van justitie had jeugddetentie van 12 maanden geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op van 9 maanden jeugddetentie, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn rol in het delict. De rechtbank heeft ook het jeugdstrafrecht toegepast op basis van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, gezien de leeftijd van de verdachte en de rapportages van psychologen die zijn zwakbegaafdheid en impulsiviteit benadrukten. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht en de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 5.032,- voor immateriële schade werd toegewezen, maar de vordering voor materiële schade werd afgewezen wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding, die vermeerderd wordt met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10-294975-23
Datum uitspraak: 28 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in PI [naam PI] ,
raadsman: mr. S.V. Ramdihal, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze eerder op een pro-forma terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek

4.Waardering van het bewijs

Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 19 december 2022
te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen,
in een woning aan de [adres delict]
alwaar verdachte en zijn mededader zich tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een pinpas en sieraden en geld, die aan
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geld en
diesieraden, onder hun bereik hebben gebracht door middel van
een vals kostuum,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- aan te bellen en zich, gekleed in een PostNL jas, voor te doen als pakketbezorgerbij het openen van de deur die toegang verleende tot de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) die [slachtoffer 1] meermalen te duwen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond viel) en
- op dreigende toon de woorden toe te voegen: "Waar is de kluis" en "Waar zijn de sleutels van de kluis", en
- die [slachtoffer 1] te slaan op het hoofd en
- een mes, te tonen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en te richten op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp te plaatsen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en
- ringen en kettingen van de vingers en nek van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te trekken en
- de polsen van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] vast te binden met kabelbinders
(tiewraps) en
- de mond van die [slachtoffer 2] dicht te plakken met plakband;
2.
hij op 19 december 2022 te Leiden, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan het Bevrijdingsplein gevestigde geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, meermalen, een gestolen pinpas in de geldautomaat heeft gebracht en meermalen, een pincode heeft ingevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum, terwijl het feit wordt gepleegd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, destijds net 18 jaar oud, heeft samen met een 15-jarige medeverdachte, die zich voordeed als een postbezorger, twee bejaarde zussen in hun eigen woning overvallen en beroofd van hun persoonlijke spullen.
De verdachte en zijn medeverdachte zijn, terwijl zij deden alsof zij een pakketje kwamen bezorgen, de woning binnengedrongen en hebben daarbij een van de zussen geduwd en geslagen en beide zussen bedreigd met een vuurwapen en een mes. De woning werd doorzocht, waarbij een kluis werd leeggeroofd en een pinpas van een van de zussen werd meegenomen. Ook werden zonder pardon sieraden, die een grote emotionele waarde vertegenwoordigden, van het lichaam van de zussen getrokken. De slachtoffers werden met tie-wraps vastgebonden en de mond van een van hen werd afgeplakt met tape. Vervolgens werden zij in die hulpbehoevende toestand achtergelaten terwijl de verdachte en de medeverdachte met de gestolen pinpas bij een geldautomaat geld probeerden te pinnen.
De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij, kennelijk gedreven door financieel gewin, heeft gekozen om dergelijk ernstige feiten te begaan en in het geheel niet heeft nagedacht over de impact op de slachtoffers, die gezien hun leeftijd zijn oma’s hadden kunnen zijn.
De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk feit hiervan forse nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden, hetgeen in dit geval ook is komen vast te staan.
Uit de onderbouwing van de door de raadsvrouw van slachtoffer [slachtoffer 1] ingediende vordering tot schadevergoeding, blijkt dat de woningoverval een zeer grote impact heeft gehad op de slachtoffers. De psychische en lichamelijke gevolgen voor de slachtoffers zijn groot. De beroving heeft in hun woning plaatsgevonden, een plek waar iemand zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft de dag na de woningoverval een reeds geplande operatie ondergaan. Volgens de raadsvrouw is zij tijdens haar herstel van de operatie vergeten om de voorgeschreven medicatie in te nemen, waarbij de impact van de overval op haar geestelijke gezondheid waarschijnlijk een rol heeft gespeeld. Als gevolg hiervan is de operatiewond geïnfecteerd geraakt en is zij komen te overlijden. Haar overlijden is niet een direct gevolg van de overval, maar toont wel aan hoe kwetsbaar zij was. Als gevolg van het overlijden van haar zus woont het slachtoffer [slachtoffer 1] sindsdien weer alleen. Dit maakt haar extra angstig.
Een woningoverval veroorzaakt naast fysieke en psychische schade voor de slachtoffers tevens gevoelens van afschuw en onbegrip en versterken in hoge mate gevoelens van angst en onveiligheid bij de omwonenden en in de samenleving als geheel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages
GZ-psycholoog [psycholoog 1] heeft, onder supervisie van GZ-psycholoog [psycholoog 2] , een (aanvullend) rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 maart 2024. Eerder was reeds gerapporteerd naar aanleiding van twee andere ten laste gelegde feiten (parketnummer 13-198765-23) door rapporteurs, waarvoor de verdachte nog moet voorkomen bij de rechtbank Amsterdam. Het rapport van 4 maart 2024 ziet (enkel) op de feiten die in deze zaak aan de verdachte ten laste zijn gelegd en houdt onder meer het volgende in.
Er is sprake van een lichte normoverschrijdende gedragsstoornis en een beperking in het verstandelijk functioneren in de vorm van zwakbegaafdheid. Het oordeelsvermogen, probleemoplossingsvermogen en de mogelijkheden om gevolgen van gedrag en keuzes te overzien, blijken beperkt. Daarnaast is er sprake van een psychotische stoornis. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was er nog geen sprake van een psychotische stoornis, maar wel van zwakbegaafdheid en een lichte normoverschrijdende gedragsstoornis. De zwakbegaafdheid heeft de gedragskeuze en gedragingen van de verdachte ten tijde van beide feiten beperkt. Ook heeft de normoverschrijdende gedragsstoornis een rol gespeeld. Geadviseerd wordt om de verdachte beide feiten, indien bewezen, verminderd toe te rekenen.
Bij de verdachte zijn er beperkingen op het gebied van handelingsvaardigheden voortkomend uit de gestelde zwakbegaafdheid, onder andere moeite met het overzien van situaties en risico’s en het overzien van oorzaak-gevolg relaties, plannen en schools leren vastgesteld. Kijkend naar zijn functioneren binnen zowel FC Teylingereind als in de PI Nieuwegein blijkt de verdachte, ondanks zijn meerderjarige leeftijd, nog gebaat bij een pedagogische aanpak en lijkt pedagogische beïnvloeding nog passend. Daarom wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen bij een bewezenverklaring.
Om de kans op herhaling te verkleinen is het in de eerste plaats van belang dat het
hem lukt dagbesteding vast te houden. Tevens is een gestructureerde vrijetijdsbesteding van belang, waarbij zicht gehouden wordt op de jongeren met wie hij omgang heeft en waarbij de omgang met prosociale leeftijdsgenoten bevorderd kan worden. De psycholoog adviseert voorts een individuele behandeling en acht een behandeling ter voorkoming van een psychotische ontregeling noodzakelijk. De in te zetten begeleiding en behandelingen kunnen goed worden vormgegeven in de vorm van een forensisch ACT-team of Topzorg vanuit de Waag. Geadviseerd wordt om dit interventieadvies, bij een bewezenverklaring, te plaatsen in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) voor de maximale duur (12 maanden). Dit is in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 maart 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Verdachte is een 19-jarige jongeman, die niet eerder veroordeeld is voor een strafbaar feit.
Gezien de leeftijd van de verdachte valt hij onder het adolescentenstrafrecht. De verdachte komt jonger over dan zijn kalenderleeftijd doet vermoeden. Er is sprake van zwakbegaafdheid. Daarnaast handelt betrokkene impulsief en schat hij het risico van zijn handelen slecht in. De verdachte laat zich gemakkelijk beïnvloeden door vrienden. Hij is ontvankelijk voor pedagogische beïnvloeding. Op basis hiervan adviseert de reclassering jeugdstrafrecht toe te passen. Reclassseringsinterventies zijn gezien het recidiverisico van belang. De reclassering kan zich vinden in het advies van de GZ-psycholoog om een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen. Daarvoor is echter een haalbaarheidsonderzoek nodig. Door het korte tijdbestek tussen de uitkomst van het psychologisch onderzoek en de zitting, was het niet mogelijk om een haalbaarheidsonderzoek te doen. De reclassering adviseert daarom de verdachte in onderhavige zaak af te straffen. In een nog openstaande strafzaak (parketnummer 13-198765-23) zal de reclassering een haalbaarheidsonderzoek voor de GBM uitvoeren.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door haar bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een stevige jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In de persoon van de verdachte en zijn ietwat ondergeschikte rol ten opzichte van de medeverdachte ziet de rechtbank aanleiding om een lagere jeugddetentie op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Hoewel de rechtbank de noodzaak van begeleiding en behandeling van de verdachte, zoals dat door de GZ-psycholoog wordt geadviseerd, onderschrijft, zal zij gelet op het voornoemde rapport van de reclassering de door de GZ-psycholoog geadviseerde gedragsbeïnvloedende maatregel niet opleggen. Er is geen haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd en onderhavige strafzaak zou vertraging oplopen, indien een dergelijk onderzoek alsnog zou moeten worden uitgevoerd. Uit de rapportage komt naar voren dat het advies ook ziet op een andere aanhangige strafzaak tegen de verdachte bij de rechtbank Amsterdam, het advies zal derhalve ook in die strafzaak aan bod komen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij heeft mr. R.S.J. Hoogstraaten, advocaat te Naaldwijk, gemachtigd om haar te vertegenwoordigen in verband met het verzoek tot schadevergoeding.
De benadeelde partij vordert hoofdelijke veroordeling tot betaling van een bedrag van € 26.261,28 aan materiële schade (bestaande uit € 19.911,28 aan gestolen sieraden minus € 6.000,- aan al door de verzekering vergoede schade, en € 13.600,- aan gestolen contant geld minus € 1.250,- aan al door de verzekering vergoede schade), en een bedrag van € 5.032,- aan immateriële schade, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar het vonnis van de medeverdachte, voor wat de gevorderde materiële schadevergoeding betreft, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schadevergoeding integraal kan worden toegewezen, met de schadevergoedingsmaatregel, wettelijke rente en hoofdelijke aansprakelijkheid voor het gehele bedrag.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard ten aanzien van de gevorderde materiële schade.
Het is onduidelijk hoeveel sieraden er zijn weggenomen en aan wie die sieraden toebehoorden. De waarde kan niet worden vastgesteld. Door de benadeelde partij zijn onvoldoende aanknopingspunten aangedragen die de schatting van de waarde kunnen onderbouwen. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding die ziet op het geldbedrag in contanten zijn er geen bewijzen overgelegd, zoals bijvoorbeeld pinbonnen of bankafschriften. Onduidelijk is bovendien welk slachtoffer hierbij nu precies schade heeft geleden.
De raadsman refereert zich betreffende de gevorderde immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade - sieraden
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank kan echter niet vaststellen wie de rechthebbende is van welke sieraden waarvan de totale waarde door de benadeelde partij is geschat op een bedrag van € 13.911,28.
Zo heeft slachtoffer [slachtoffer 2] op 19 december 2022 verklaard:
“De goederen in de kluis zijn allemaal van mij. Er liggen voornamelijk sieraden zoals ringen en armbanden. Ook lag er 11.000 euro contant in coupures van vijftig”.De benadeelde partij heeft verklaard dat er ringen van haar vingers en twee kettingen van haar nek zijn gehaald. Zij heeft ook verklaard dat er geld en sieraden in de kluis lagen en dat zij de kluissleutel in haar tas bewaarde, maar niet dat dit geld en deze sieraden aan haar toebehoorden.
Evenmin kan de reële waarde van die sieraden worden vastgesteld en daarmee ook de omvang van de schade die de benadeelde partij heeft geleden niet.
De benadeelde partij heeft de rechtbank uitdrukkelijk verzocht om de omvang van de geleden schade op de voet van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek te schatten.
In het licht van de hiervoor benoemde onzekere factoren zijn er echter onvoldoende aanknopingspunten om de schade te schatten op een bedrag hoger dan het bedrag van € 6.000,- dat door de verzekering reeds is vergoed.
Materiële schade - contanten
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat het geldbedrag van € 11.000,-, dat volgens de benadeelde partij in de kluis lag, van haar zus was. Zij zou dit hebben bedoeld voor de benadeelde partij voor het geval zij er niet meer zou zijn. Daaruit volgt dat op het moment van de beroving het geld nog toebehoorde aan slachtoffer [slachtoffer 2] . Daarmee betreft het schade die door haar is geleden en kan op basis van de vordering - en de onderbouwing daarvan - niet worden vastgesteld dat dit geldbedrag kan worden toegerekend aan de benadeelde partij. Dit brengt met zich dat daarmee ook niet kan worden vastgesteld dat het hier om schade gaat die door de benadeelde partij is geleden. Deze schade komt daarmee in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking.
Met betrekking tot het bedrag van € 2.600,- aan vakantiegeld, dat volgens de benadeelde partij ook in de kluis lag, geldt dat de vordering op dit punt niet toewijsbaar is omdat deze, afgezet tegen de betwisting door de verdediging, eveneens onvoldoende is onderbouwd.
Materiële schade - conclusie
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de gevorderde materiële schade. De precieze vaststelling van deze schade levert een onevenredige belasting van de strafzaak op. De benadeelde partij kan zich voor deze schade wenden tot de civiele rechter.
Immateriële schade
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade ter hoogte van € 5.032,- in zijn geheel toewijzen, aangezien de rechtbank het gevorderde bedrag, gelet op de aard, de ernst en de impact van het strafbare feit niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Hoofdelijke veroordeling, wettelijke rente en kostenveroordeling
Nu de verdachte het strafbare feit samen met (een) mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betaalt/betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 december 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.032,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen een bedrag van
€ 5.032,- (zegge: vijfduizendtweeëndertig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel (materiële schade) van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.032,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizendtweeëndertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en H. Biemond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 19 december 2022
te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de
[adres delict] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
een pinpas en/of sieraden en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die
weg te nemen geld en/of sieraden, althans enig goed/goederen onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of
een valse sleutel
of een vals kostuum,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] voornoemd,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- aan te bellen en zich, gekleed in een PostNL jas, voor te doen als

pakketbezorger

- ( bij het openen van de deur die toegang verleende tot de woning van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] ) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) te
duwen (tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond viel) en
- op dreigende toon de woorden toe te voegen: "Waar is de kluis" en/of "Waar zijn
de sleutels van de kluis", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] te slaan op het hoofd en
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of
te richten op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of dit vuurwapen, althans dit
op een vuurwapen gelijkend voorwerp te plaatsen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] en
- ( een) ring(en) en/of (een) ketting(en) van de vinger(s) en/of nek/hals van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] te trekken/rukken en
- de polsen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] vast te binden met (een)
kabelbinder(s) (tiewraps) en
- de mond van die [slachtoffer 2] dicht te plakken met plakband;
2.
hij op 19 december 2022 te Leiden, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan het Bevrijdingsplein gevestigde geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] en die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, meermalen, althans eenmaal, een gestolen pinpas in de geldautomaat heeft gebracht en/of meermalen, althans eenmaal, een pincode heeft ingevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.