ECLI:NL:RBROT:2024:3748

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
FT EA\24.221
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering met betrekking tot schulden na start minnelijk traject

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoekschrift ingediend dat is behandeld tijdens de zitting op 4 april 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, en dat er onvoldoende grond is voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de goede trouw van verzoeker met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden, waaronder een schuld aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en een recente schuld aan de Gemeente Nissewaard. Ondanks het ontbreken van goede trouw, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle heeft gekregen, mede door de ondersteuning van een ambulant begeleidster. De rechtbank heeft besloten verzoeker toe te laten tot de schuldsaneringsregeling, met een termijn van achttien maanden, en heeft mr. B.A. Cnossen benoemd tot rechter-commissaris. De beslissing is openbaar uitgesproken en verzoeker kan binnen acht dagen hoger beroep instellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 11 april 2024
[verzoeker],
[adres 1],
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek behandeld ter zitting van
4 april 2024.
Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- verzoeker;
- mevrouw W. Suwaily, ambulant begeleidster WMO Gemeente Rotterdam.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. Verzoeker zal daarom worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren.
In dit geval heeft de rechtbank onder meer gekeken naar de schuld aan het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna CJIB) en de zeer recente schuld aan Gemeente Nissewaard van 27 september 2023. Verzoeker heeft een verkeersboete opgelegd gekregen op 3 mei 2022. Deze schuld is naar zijn aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten, en staat in beginsel aan toelating in de weg. Ook de schuld aan Gemeente Nissewaard is opvallend, omdat deze is ontstaan nadat de schuldhulpverlening betrokken werd bij de situatie van verzoeker. Dit roept de vraag op of verzoeker het ontstaan van de schulden voldoende onder controle heeft.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid, van de Faillissementswet, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Een deel van de schuldenlast komt voort uit de voormalige onderneming van verzoeker. Verzoeker heeft deze onderneming inmiddels gestaakt. Ter zitting bleek verzoeker goede hulp te hebben van de ambulant begeleidster, ook met de financiën. Daarnaast heeft verzoeker ter zitting blijk gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding. Door het vorenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat verzoeker de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1];
[naam pizzeria]
gevestigd [adres 2];
- stelt de termijn van de regeling vast op achttien maanden, te rekenen vanaf 11 april 2024, waardoor deze termijn eindigt op 11 oktober 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. B.A. Cnossen
en tot bewindvoerder mr. J. van Rijen,
gevestigd te [postadres]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024. [1]