ECLI:NL:RBROT:2024:3745
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering met toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 4 april 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de dochter van verzoeker en een vertegenwoordiger van de schuldhulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in een toestand verkeert waarin hij niet meer in staat is om zijn schulden te betalen. Er zijn geen voldoende gronden voor afwijzing van het verzoek aangetoond, waardoor verzoeker wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de goede trouw van verzoeker met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden. Hoewel verzoeker enkele schulden heeft die niet te goeder trouw zijn ontstaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat hij de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle heeft gekregen. Verzoeker heeft zijn onderneming gestaakt en heeft geen voertuigen meer op zijn naam staan. Bovendien heeft hij budgetbeheer en ontvangt hij hulp van zijn dochter. De rechtbank heeft het vertrouwen dat verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
De rechtbank heeft de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op achttien maanden, te rekenen vanaf de datum van de uitspraak. Tevens is mr. B.A. Cnossen benoemd tot rechter-commissaris. De rechtbank heeft ook een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder toegewezen, voor zover de boedel dit toelaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.