ECLI:NL:RBROT:2024:3744
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering met betrekking tot hardheidsclausule en arbeidsverplichting
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar beschermingsbewindvoerder mevrouw M. Baaij-Kok, een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek behandeld tijdens een zitting op 4 april 2024, waarbij aanvullende stukken zijn ingediend op 5 april 2024. De rechtbank heeft op 11 april 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster verkeert in een situatie waarin zij heeft opgehouden te betalen, en er is onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van haar schulden, met name de verkeersboetes opgelegd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster de omstandigheden die hebben geleid tot haar schulden onder controle heeft gekregen door zich onder beschermingsbewind te stellen. De rechtbank heeft het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling toegewezen, maar de ingangsdatum van de regeling is vastgesteld op 11 april 2024, ondanks het verzoek van verzoekster om een eerdere ingangsdatum. De rechtbank heeft ook de termijn van de regeling vastgesteld op achttien maanden, eindigend op 11 oktober 2025, en benoemt mr. B.A. Cnossen tot rechter-commissaris. Tevens zijn er bepalingen getroffen voor de vergoeding van de bewindvoerder en de opening van brieven gericht aan de schuldenares.