In deze zaak heeft verzoeker op 4 maart 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 4 april 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker vroeg om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat verweerster, een woningcorporatie, het vonnis van 30 augustus 2023 tot ontruiming van zijn huurwoning ten uitvoer zou leggen. Verzoeker had te maken met financiële problemen door een combinatie van onvoldoende uitbetaling door zijn voormalige werkgever en een ongeluk dat hem maandenlang verhinderde om te werken. Hij verbleef tijdelijk bij zijn partner en had hulp ingeschakeld van schuldhulpverlening. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, gezien het ontruimingsvonnis en de aankondiging van verweerster om tot ontruiming over te gaan. De rechtbank weegt de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen, tegen die van verweerster, die het vonnis wil uitvoeren. De rechtbank concludeert dat verzoeker voldoende inkomen heeft om zijn huur te betalen en dat hij actief werkt aan een oplossing voor zijn schulden. Daarom wordt de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huur tijdig wordt betaald. Verzoeker wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.