ECLI:NL:RBROT:2024:3722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
10-129647-23 en 10-128113-23 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor het tot ontploffing brengen van een explosief en wederrechtelijk verblijf op een haventerrein.

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde zaken tegen een verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan het tot ontploffing brengen van een explosief in een portiek van een flat en het wederrechtelijk verblijven op een haventerrein. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 april 2023 een bom heeft geplaatst en tot ontploffing heeft gebracht, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de portiek en de omliggende woningen. De verdachte ontkende de daad, maar het bewijs, waaronder DNA-sporen, was overtuigend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, verantwoordelijk was voor zijn daden en dat de gepleegde feiten ernstige gevolgen hadden voor de veiligheid van de omwonenden.

De officier van justitie had een jeugddetentie van acht maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals het volgen van onderwijs en begeleiding door een jongerencoach. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een stevige jeugddetentie vereiste en legde een straf op van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn houding zorgwekkend was, vooral gezien de context van zware criminaliteit waarin de feiten plaatsvonden. De rechtbank gaf opdracht aan de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10-129647-23 en 10-128113-23 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 28 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde verblijvende in [naam PI] ,
raadsman: mr. L.C. de Lange, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 14 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10-129647-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde en het onder parketnummer 10-128113-23 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte onderwijs volgt, zich houdt aan de avondklok, zich laat begeleiden door een jongerencoach en zich houdt aan een locatieverbod voor de havens van Rotterdam (Maasvlakte en Waalhavengebied);
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10-128113-23 en het onder parketnummer 10-129647-23 onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
Het onder parketnummer 10-129647-23 onder 1 ten laste gelegde
4.2.1
Standpunt verdedigingDe raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte aan te merken als (mede)pleger van het onder parketnummer 10-129647-23 onder feit 1 ten laste gelegde teweegbrengen van een ontploffing. Het aantreffen van DNA-materiaal kan onder omstandigheden een sterke aanwijzing opleveren richting een verdachte, maar een sterke aanwijzing is nog geen wettig en overtuigend bewijs. Er kan niet worden uitgesloten dat in de auto secundaire overdracht van DNA-materiaal van de verdachte heeft plaatsgevonden door het geven van een hand aan de dader bij de begroeting. De naam van de verdachte komt verder in het dossier niet naar voren. Er zijn ook geen berichten aangetroffen die wijzen op enige betrokkenheid van de verdachte, ook blijkt niet van enig financieel of ander motief. Het dossier bevat voorts onvoldoende om te kunnen spreken van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek
Indien het verweer verworpen zou worden, heeft de raadsman een verzoek gedaan om de zaak aan te houden en nader onderzoek te gelasten in de zin van benoeming van een DNA-deskundige die nader onderzoek zou kunnen doen op onder meer activiteitenniveau teneinde de vraag te beantwoorden of het DNA-materiaal van de verdachte door secundaire overdracht op de voorwerpen kan zijn gekomen.
Subsidiair standpunt
Uit het dossier volgt niet zonder meer dat er levensgevaar is ontstaan. Het feit dat er een brand wordt gesticht of explosie teweeg wordt gebracht bij een woning is onvoldoende. Levensgevaar dient naar algemene ervaringsregels voorzienbaar te zijn. De schade lijkt voornamelijk aan het portiek te zijn, er is vrij weinig bekend over de woningen en überhaupt geen informatie over de vraag of er personen thuis waren op het tijdstip van de ontploffing. De enkele stelling van de politie in het forensisch dossier dat het zeer waarschijnlijk is dat er dergelijk gevaar te duchten was, is onvoldoende. De verdachte dient van dit onderdeel partieel vrij gesproken te worden.
4.2.2
Beoordeling
De verdachte ontkent een bom tot ontploffing te hebben gebracht. Wel erkent hij in de buurt te zijn geweest van de plek waar die bom is ontploft. Hij heeft hierover verklaard dat hij in de nacht (vroege ochtend) van 24 april 2023 samen met een vriend in de auto van een vriend van zijn vriend is gestapt, dat zij toen naar Rotterdam Noord zijn gereden, dat hij daar moest overstappen in een andere auto, dat in die auto drie personen zaten die hij niet kende (de bestuurder en twee personen op de achterbank), dat de bestuurder die auto ergens heeft geparkeerd, dat de twee jongens die achterin de auto zaten zijn uitgestapt, dat hij even later een harde knal hoorde, dat de jongens daarna weer zijn ingestapt, dat zij vervolgens naar Amsterdam zijn gereden om die twee jongens af te zetten en dat de bestuurder hem daarna terug heeft gebracht naar Rotterdam.
Op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er op 24 april 2023 een bom is ontploft bij een portiek aan de [adres 2] in Rotterdam en dat de verdachte degene is die de bom daar heeft geplaatst en tot ontploffing heeft gebracht. Dat laatste volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat de verdachte rond het tijdstip waarop de bom tot ontploffing is gebracht in de buurt van de [adres 2] was in combinatie met het feit dat op cruciale onderdelen van de bom (namelijk op elektriciteitsdraden en een 9 Volt batterij) DNA-materiaal is aangetroffen dat overeenkomt met het DNA van de verdachte. Immers de locaties van de DNA-sporen passen precies bij de handeling die wordt verricht bij het tot ontploffing brengen van een zogeheten fasciapakket. Daarbij wordt een ontstekingsmechanisme in een pakket met explosieve stof geplaatst en via lange elektriciteitsdraden verbonden met (in dit geval) een 9 Volt batterij. Door de uiteinde van de snoeren in contact te brengen met de batterij wordt het pakket tot ontploffing gebracht.
De verklaring(en) die de verdachte heeft gegeven voor zijn aanwezigheid (midden in de nacht) in de buurt van de [adres 2] en voor het aantreffen van zijn DNA-materiaal op cruciale onderdelen van de bom, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Allereerst omdat de rechtbank onwaarschijnlijk acht dat degenen die een strafbaar feit gaan plegen een volstrekt onbekende persoon mee op sleeptouw nemen. De daders van dat strafbare feit vergroten daarmee immers de kans dat zij worden gepakt en veroordeeld. Verder strookt de verklaring van de verdachte over de duur van zijn verblijf in de buurt van de [straatnaam] niet met de historische telefoongegevens. Daaruit blijkt namelijk dat hij 80 minuten voordat de ontploffing plaatsvond al in de buurt van de [straatnaam] was, en niet 10 minuten (zoals hij bij de politie heeft verklaard), of 20 minuten (zoals hij op de zitting heeft verklaard). Niet alleen hierover heeft de verdachte wisselend verklaard, maar ook over de tassen waarin (onderdelen van) de bom zou(den) (kunnen) hebben gezeten. Bij de politie heeft de verdachte namelijk verklaard dat de tassen op de achterbank stonden en dat hij de tassen niet heeft vastgepakt, terwijl hij op de zitting heeft verklaard dat de tassen op het middenconsole stonden en dat hij de tassen (vanaf de bijrijdersstoel waar hij zat) moest aangeven aan de personen die op de achterbank zaten. Volgens de verdachte kan zijn DNA-materiaal (ook) daardoor op onderdelen van de bom terecht zijn gekomen. Ook heeft de verdachte bij de politie verklaard dat zijn DNA via begroeting - met een handdruk - van de personen die in de auto zaten, zou kunnen zijn overgebracht, waarna hij op zitting (uiteindelijk) verklaarde dat die begroeting door middel van het geven van een boks plaatsvond. De verklaring van de verdachte vindt voorts geen steun in het dossier. Op de batterij die gebruikt is om de bom te laten ontploffen is een duidelijk enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen van de verdachte, terwijl in geval van indirecte overdracht van DNA-materiaal door een andere persoon - al dan niet rechtstreeks dan wel via een tas - mag en kan worden verwacht dat ofwel een mengprofiel wordt aangetroffen van het DNA van degene wiens DNA-materiaal is overgebracht en degene die dat DNA-materiaal heeft overgebracht ofwel dat het DNA-profiel van degene wiens DNA-materiaal is overgebracht minder duidelijk is (minder onderzoeksmateriaal aanwezig). Bij elke handeling die de tussenpersoon (de overbrenger van het DNA-materiaal) uitvoert, wordt namelijk de kans kleiner dat er materiaal van een ander wordt overgedragen. [1]
De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte om bovenstaande redenen als ongeloofwaardig terzijde en ziet hierdoor geen noodzaak om nader onderzoek te laten verrichten. Het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.
In vereniging plegen
Hoewel niet aannemelijk is dat de verdachte dit feit alleen heeft gepleegd, ziet de rechtbank in het dossier geen dan wel te weinig (concrete) aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat de verdachte dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal de verdachte dan ook partieel vrijspreken van het ten laste gelegde ‘in vereniging plegen’.
Levensgevaar en /of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld of er ten tijde van de ontploffing personen aanwezig waren in de woning aan de [adres 2] dan wel in omliggende woningen. Derhalve ontbreekt wettig en overtuigend bewijs dat er levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een of meer personen in de woning dan wel personen in de omliggende woningen te duchten was.
De rechtbank zal de verdachte dan ook partieel vrijspreken van het ten laste gelegde strafverzwarende onderdeel waarin tot uitdrukking komt dat ‘levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die woning en/of de/een naastgelegen woning(en) en/of panden bevindende personen te duchten was’.
4.2.3
Conclusie
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van feit 1 van parketnummer 10-129647-23. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-129647-23 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van feit 2 van parketnummer 10-129647-23 en het feit met parketnummer 10-128113-23. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-129647-23 onder 2 en het onder parketnummer 10-128113-23 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10-129647-23
1.
hij op 24 april 2023 te Rotterdam,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een portiek gelegen aan de [adres 2] door een bom
te plaatsenbij dit portiek en vervolgens deze bom tot ontploffing
te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de (naastgelegen) woning(en) aan de [straatnaam] te duchten was2.
hij op 23 augustus 2023 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op het metrostation Zuidplein,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door die [slachtoffer]
- meermalen, tegen het lichaam, te slaan en schoppen en
-die [slachtoffer] vast te pakken en
- tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen;
Parketnummer 10-128113-23
hij op 22 mei 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen, te weten het besloten haventerrein van Hutchison
Ports ECT Delta;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10-129647-23
1.
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

2.

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Parketnummer 10-128113-23
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.2
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, destijds 17 jaar oud, heeft in de nacht van 24 april 2023 bij een portiek van een flat in Crooswijk (Rotterdam) een explosief geplaatst en tot ontploffing gebracht. Hij heeft daarmee een enorme ravage veroorzaakt. Door de drukgolf van het explosief waren het bellenpaneel en de brievenbussen, die naast de toegangsdeur waren gesitueerd, uit elkaar en in stukken gescheurd. Zowel binnen in de portiekhal als in het trappenhuis lagen diverse stukken verwrongen zwart metaal van vermoedelijk de brievenbussen. Muren van het portaal waren ontzet en gescheurd. Ook waren de vloerluiken in het portiek en in het trappenhuis door de golfdruk naar beneden gedrukt waardoor direct achter de toegangsdeur een gat was ontstaan. Op de eerste etage waren deurposten en toegangsdeuren vernield.
Dit betreft een zeer ernstig feit, gepleegd gedurende de nacht in een woonwijk. Dergelijke explosies zijn uiterst bedreigend en beangstigend voor de bewoners. Ook bij omwonenden en in algemene zin in de samenleving leidt dit soort explosies, die veelal worden gepleegd tegen een achtergrond van zware en ontwrichtende criminaliteit, tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid. De verdachte is totaal voorbij gegaan aan deze gevolgen en de rechtbank neemt dit de verdachte bijzonder kwalijk.
Op 22 mei 2023 is de verdachte met drie medeverdachten in een zogenaamde
hotelcontainer aangetroffen op de ECT Terminal DDN Stack. In de container werden ook een kniptang en een gevulde boodschappentas aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij met zijn medeverdachten is meegegaan omdat hem een groot geldbedrag in het vooruitzicht werd gesteld. Dat doet vermoeden dat hij daar was om cocaïne uit te halen, maar het dossier bevat hiervoor geen bewijs. Het handelen van de verdachte heeft het economische verkeer verstoord, omdat signalering van onbevoegde personen betekent dat (een deel van) de werkzaamheden stil moet worden gelegd. Daarnaast brengt het hoge kosten voor beveiliging, toezicht en handhaving met zich mee.
Ten slotte heeft de verdachte zich op 23 augustus 2023 schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging bij winkelcentrum Zuidplein. Een 14-jarige jongen werd daarbij onder meer door de verdachte geslagen. Dit soort feiten maken inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor deze feiten genomen. Afgaand op zijn verklaringen lijken de hiervoor geschetste incidenten de verdachte steeds te zijn overkomen. Ook wanneer hij gewezen wordt op de ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen, blijft hij hetzelfde vertellen en neemt hij zijn verantwoordelijkheid niet. De rechtbank acht deze houding zorgelijk en verontrustend, te meer omdat 2 van de 3 bewezenverklaarde feiten een verband lijken te hebben met zware georganiseerde criminaliteit.
7.4
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.2
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
7.4.3
Rapportages en verklaringen van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 januari 2024. De Raad adviseert de kinderrechter om de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van een jaar. Onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
• onderwijs volgt;
• zich houdt aan een avondklok;
• zich laat coachen door een jongerencoach,
waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: te noemen JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 maart 2024.
Het advies van de jeugdreclassering is om de verdachte, mocht hij schuldig bevonden worden aan het hem ten laste gelegde, een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gelijk aan de duur van het voorarrest. Hiernaast een forse voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde verplichte contacten met de jeugdreclassering.
De jeugdreclassering ziet geen meerwaarde voor een andere straf of inzet van andere hulpverlening. De verdachte kan een beroep doen op medewerkers van City Steward, Fighting Factory en Samen Ondernemend Leren.
Ter zitting heeft de jeugdreclasseerder aangegeven dat de door de Raad geadviseerde avondklok praktisch niet uitvoerbaar is. De ouders dienen goede afspraken met de verdachte hierover te maken. Ook de door de Raad geadviseerde jongerencoach is niet nodig, de verdachte ontvangt al afdoende begeleiding.
7.5
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een stevige jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Dit betekent dat de rechtbank voorbij gaat aan de adviezen die de Raad en de jeugdreclassering hebben gegeven. Met name het teweegbrengen van een ontploffing bij woningen is simpelweg een te ernstig feit om af te doen met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest (van ongeveer twee weken) en een voorwaardelijke straf.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank acht deze straf passend en geboden. Dit betekent dat de verdachte terug zal moeten naar de justitiële jeugdinrichting. Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank het passend en geboden dat de eerder bevolen schorsing wordt opgeheven.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met bijzondere voorwaarden zoals hierna toe noemen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, acht de rechtbank het niet opportuun om een locatieverbod met betrekking tot het Rotterdamse havengebied aan de verdachte als bijzondere voorwaarde op te leggen. Het zich wederrechtelijk bevinden op een haventerrein is zelfstandig strafbaar gesteld. Daarnaast zal de verdachte, zoals hiervoor uiteengezet, eerst terug moeten naar de justitiële jeugdinrichting en hangt er daarna nog een stevig voorwaardelijk strafdeel boven zijn hoofd. Dit zou voldoende afschrikwekkend moeten werken. In het licht van het voorgaande acht de rechtbank oplegging van de avondklok evenmin opportuun en ziet de rechtbank ook geen aanleiding voor een dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 138aa, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10-129647-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 10-128113-23 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
4 (vier) maandengroot, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding met een vaste structuur in de vorm van school, stage en/of werk;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan hulpverlening door een jongerencoach indien en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en H. Biemond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-129647-23
1.
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht in/aan een woning
en/of portiek gelegen aan de [adres 2] door een (brand)bom en/of
vuurwerkbom heeft geplaatst bij dit portiek en vervolgens deze bom tot ontploffing
heeft gebracht,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voor goederen, te weten de (naastgelegen) woning(en) en/of
panden aan de [straatnaam] en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in die woning en/of de/een naastgelegen woning(en) en/of panden bevindende
personen
te duchten was
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2023 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op het metrostation Zuidplein, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam, te slaan en/of schoppen en/of
- met kracht die [slachtoffer] vast te pakken/grijpen en/of
- met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen;
Parketnummer 10-128113-23
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen, te weten het besloten haventerrein van Hutchinson
Ports ECT Delta;

Voetnoten

1.Secundaire (indirecte) DNA overdracht - notitie van het Nederlands Forensisch Instituut, gepubliceerd op 14 december 2017.