ECLI:NL:RBROT:2024:3718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/10/674027 JE RK 24-333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ernstig verstoorde ouderrelatie

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 3 april 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] besproken. De zaak betreft een ernstig verstoorde relatie tussen de ouders, waarbij het handelen van de vader als zeer belastend wordt ervaren voor de betrokken gezinsleden en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (GI). De kinderrechter heeft de ouders en de GI gehoord tijdens een mondelinge behandeling op 3 april 2024, waarbij de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen centraal stonden. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen wonen bij de moeder en de stiefvader. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, terwijl de vader een wijziging van de zorg- en opvoedtaken naar een 50/50-regeling heeft verzocht. De kinderrechter oordeelt dat de zorgen over de kinderen nog steeds aanwezig zijn en dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier samen te werken. De kinderrechter besluit de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om de situatie later opnieuw te beoordelen. Het verzoek van de vader om een 50/50-regeling wordt afgewezen, omdat de kinderrechter zich onvoldoende voorgelicht acht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/674027 / JE RK 24-333
Datum uitspraak: 3 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats 1],
hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats 2],
hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1],
[naam 2],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2],
[naam 3],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende in [woonplaats 3].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 februari 2024;
  • een e-mailbericht van de moeder van 2 maart 2024;
  • het verweerschrift van de vader met bijlagen en tevens zelfstandig verzoek van 29 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader;
  • de stiefvader;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 4] en [naam 5].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft aangegeven geen mening te willen gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder en de stiefvader.
2.3.
Bij beschikking van 21 november 2017 heeft de rechtbank de volgende verdeling van de zorg- en opvoedtaken bepaald:
de minderjarigen [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1] en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats 2], verblijven eenmaal per veertien dagen van vrijdag 14.00 uur tot maandagochtend 8.30 uur bij de man, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen;
2.4.
Bij beschikking van 14 april 2023 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 14 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Zelfstandig verzoek

4.1.
De vader verzoekt een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken, in die zin dat wordt verzocht om een 50/50-regeling.

5.De standpunten

5.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. De GI verzoekt de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden te verlengen en het overige aan te houden. Hoewel het gedwongen kader noodzakelijk is, wil de GI een kortere termijn hebben om naartoe te werken en op deze manier te werken aan de gestelde doelen. De GI wil rust voor de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat het traject Parallel Solo Ouderschap voor haar op dit moment het hoogst haalbare is. De vader vindt dit moeilijk te accepteren met als gevolg dat het traject stagneert. De samenwerking met de vader is lastig. De vader dient veelvuldig klachten in over de GI en andere betrokken hulpverleningsorganisaties en wil over met name de methodiek in gesprek met de GI en de hulpverlening. Een groot deel van de tijd is de GI hiermee bezig. Het is een patroon. De hulpverlening wordt handelingsverlegen en vraagt net als de moeder om een actievere rol van de GI. De GI geeft aan dat dit het maximale is wat de GI kan doen. De GI heeft de samenwerking met de vader tijdelijk stilgelegd, omdat zij niet toekomt aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Voor [minderjarige 2] is sinds kort Family Supporters betrokken. Cirya en Family Supporters zijn een samenwerking aangegaan, waarbij Cirya met name contact heeft met de vader en Family Supporters met de moeder. Gezien het moeizame contact met de vader twijfelt Family Supporters om het traject door te laten gaan. Ten aanzien van het zelfstandig verzoek van de vader geeft de GI aan dat een 50/50-regeling gelet op de huidige situatie en spanningen voor de kinderen niet haalbaar zal zijn.
5.2.
Door de moeder wordt ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Het patroon dat de moeder al jaren ziet, is terug. Opnieuw een hulpverleningsorganisatie die de samenwerking wil stopzetten. Om verdere spanningen te voorkomen, heeft de moeder een muur gebouwd. De moeder verwacht van de GI een duidelijk kader. Momenteel is er veel onrust. Hoewel het goed gaat met [minderjarige 2], maakt de moeder zich zorgen over het gedrag van [minderjarige 1]. Zij staat tussen de ouders in en haar zorgelijke gedrag en dwang is door de huidige situatie toegenomen. Vanuit het traject Parallel Solo Ouderschap probeert de moeder de kinderen te beschermen, maar de kinderen worden door de vader belast met de situatie. De moeder voelt zich machteloos en wil stoppen met de strijd.
5.3.
Door de vader wordt ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De vader verzoekt daarnaast om een 50/50-regeling, zodat de kinderen door de moeder niet beperkt worden in het contact met de vader. De vader moedigt de kinderen aan om contact te hebben met de moeder. De vader gaat geen strijd aan. De vader houdt zich aan de regels. De vader geeft aan vertrouwen te hebben in de jeugdzorg en de jeugdbescherming, maar niet in de jeugdbeschermer. De jeugdbeschermer volgt de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming niet op en heeft zich niet gehouden aan de beschikking van 14 april 2023. De vader staat open voor coöperatief ouderschap of Parallel Solo Ouderschap met mediation om het vertrouwen te herstellen. De vader heeft onlangs gehoord dat de moeder geen poging wil doen tot mediation en dat Parallel Solo Ouderschap voor de moeder het hoogst haalbare is. Gelet hierop heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling geen meerwaarde. Een ondertoezichtstelling zal de situatie niet veranderen.
5.4.
De stiefvader sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de moeder.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De zorgen liggen met name in de ernstig verstoorde relatie tussen de ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten klem tussen de ouders en laten als gevolg van de onrust en onduidelijkheid van de situatie persoonlijke problematiek zien. Over en weer is bij de ouders, elk op hun eigen manier, sprake van wantrouwen jegens de ander. Daarnaast lijkt het optreden en de wijze van handelen van de vader zeer belastend te zijn voor zowel de moeder als het werk van de GI. Een acceptabele vorm van samenwerken tussen de ouders lijkt ver weg te zijn. Het traject Parallel Solo Ouderschap is momenteel het meest haalbare. Om meer mogelijk te laten zijn, is vertrouwen in elkaar nodig.
6.3.
De kinderrechter ziet in de manier waarop de vader te werk gaat dat hij te formalistisch bezig is en daarmee voorbij gaat aan de belangen van de kinderen. Bovendien belemmert de vader hierdoor het werk van de GI en de ingezette hulpverlening. De GI kan door de handelswijze van de vader niet de regie voeren op de wijze zoals zij dat wil en is alleen bezig met het beantwoorden van vragen van de vader en het reageren op zijn berichten. De vader benoemt met woorden dat hij meewerkt aan de inzet van de GI en de hulpverlening, maar in wezen voert hij een strijd met de GI en wellicht ook met de hulpverlening. Dit blijkt uit zijn handelen zoals door de jeugdbeschermer is beschreven, waaruit naar voren komt dat de vader alle gesprekken opneemt, uitwerkt en opstuurt naar de GI met als gevolg dat hij allerlei kwesties aankaart die voorbij gaan aan het grote belang. Dat belang is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] opgroeien in een veilige en stabiele omgeving, kunnen steunen op twee ouders die op een voor hen onbelaste wijze contact met elkaar hebben en kunnen werken aan hun persoonlijke problematiek. De kinderrechter is met de GI van oordeel dat de vader dient te stoppen met deze manier van werken. De GI is onpartijdig en gaat niet kiezen voor de een of de andere ouder. De GI komt op voor de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Intussen heeft de GI geprobeerd verschillende hulpverlening in te zetten. Dit is tot nu toe tot op zekere hoogte gelukt. Het is aan de ouders om hier een verdere invulling aan te geven en te accepteren dat zowel [minderjarige 1] en [minderjarige 2] individuele hulpverlening ondergaan.
6.4.
Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig, maar deze moet wel effectief kunnen zijn. Om te bezien hoe de stand van zaken over enkele maanden is en om de voortgang te bewaken, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW). De beslissing op het resterende deel van het verzoek van de GI zal worden aangehouden tot de hierna te noemen pro forma datum.
6.5.
De GI wordt verzocht om de kinderrechter (met afschrift daarvan aan de belanghebbenden)
twee wekenvoorafgaand aan de hierna te noemen pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken van dat moment.
6.6.
Ten aanzien van het zelfstandig verzoek van de vader om een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken, in die zin het vaststellen van een 50/50-regeling, acht de kinderrechter zich onvoldoende voorgelicht. De kinderrechter wijst dit verzoek daarom af.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijst af het zelfstandige verzoek van de vader;
7.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 14 oktober 2024;
7.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
7.4.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 september 2024 pro forma;
7.5.
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
7.6.
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift daarvan aan de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 18 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.