ECLI:NL:RBROT:2024:3696

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/10/674341 / KG ZA 24-156
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot opheffing van beslag en herbegroting in kort geding tussen Stellio Projects B.V. en Dolphin Marine, Offshore en Industrie B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Stellio Projects B.V. (hierna: Stellio) een kort geding aangespannen tegen Dolphin Marine, Offshore en Industrie B.V. (hierna: Dolphin) met als doel het opheffen van een conservatoir beslag dat Dolphin op de goederen van Stellio had gelegd. De vordering van Stellio was primair gericht op het opheffen van het beslag en subsidiair op herbegroting van het beslagbedrag. De voorzieningenrechter heeft op 29 maart 2024 uitspraak gedaan.

De procedure begon met een dagvaarding op 28 februari 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 maart 2024. Stellio had een overeenkomst met Bollegraaf Recycling Solutions B.V. voor de bouw van een plastic recyclinginstallatie, waarbij Dolphin betrokken was voor de elektrische installatie. Er ontstond een geschil over openstaande facturen van Dolphin aan Stellio voor extra gewerkte manuren en geleverde materialen. Dolphin had conservatoir beslag gelegd onder verschillende derden, waaronder banken en Bollegraaf, ter zekerheid van haar vordering.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van Dolphin summierlijk deugdelijk was, omdat Stellio de facturen niet tijdig had betaald en geen concrete bezwaren had ingebracht tegen de vordering. De rechter wees de primaire vordering van Stellio tot opheffing van het beslag af, evenals de subsidiaire vordering tot herbegroting van het beslagbedrag. Stellio werd veroordeeld in de proceskosten van Dolphin, die in totaal op € 1.973,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling en de gevolgen van het niet indienen van tijdige klachten over facturen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/674341 / KG ZA 24-156
Vonnis in kort geding van 29 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STELLIO PROJECTS B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
eiseres,
advocaat mr. K. Celebi te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DOLPHIN MARINE, OFFSHORE EN INDUSTRIE B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
gedaagde,
advocaat mr. K. Meijer te Alkmaar.
Partijen worden hierna Stellio en Dolphin genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 februari 2024
  • producties 1 tot en met 11 van Stellio
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 19 (inclusief vier geluidsopnamen)
  • de mondelinge behandeling gehouden op 22 maart 2024
  • de pleitnota van Stellio
  • de pleitnota van Dolphin.

2.De feiten

2.1.
Bollegraaf Recycling Solutions B.V. te Heerenveen (Bollegraaf) heeft aan ([naam] ([naam]), directeur van) Stellio opdracht gegeven om ten behoeve van het project Blue Cycle te Heerenveen (BC) een plastic recyclinginstallatie (op) te bouwen en te installeren. Stellio heeft Dolphin gevraagd om de elektrische installatie van die installatie aan te leggen en aan te sluiten. [naam], voor en namens Stellio, en Dolphin hebben daartoe gesprekken gevoerd die hebben geleid tot de (gefaseerde) opdrachtovereenkomst van 7 juli 2022. Op de opdrachtovereenkomst zijn de Metaalunievoorwaarden van toepassing verklaard. In artikel 15 lid 2 van de Metaalunievoorwaarden staat: “Opdrachtgever moet klachten over de factuur, op straffe van verval van alle rechten, binnen de betalingstermijn schriftelijk bij opdrachtnemer hebben ingediend. (…)”. In artikel 17 lid 2 van de Metaalunievoorwaarden staat dat betaling binnen 30 dagen na factuurdatum moet plaatsvinden.
2.2.
Sinds 4 november 2022 is Stellio niet meer werkzaam op het project BC en heeft Bollegraaf met Dolphin met betrekking tot dat project een aannemingsovereenkomst gesloten.
2.3.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de door Dolphin aan Stellio uit hoofde van de opdrachtovereenkomst verzonden facturen voor (extra) gewerkte manuren en geleverde materialen over de periode van juni tot en met november 2022.
Het betreft de volgende facturen:
Bij het openstaande bedrag is rekening gehouden met een betaling van Stellio van € 10.000,- en een creditering door Dolphin van € 2,134,44.
2.4.
Met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 17 oktober 2023 heeft Dolphin ten laste van Stellio conservatoir derdenbeslag doen leggen onder 1) [naam bedrijf], 2) ABN AMRO Bank N.V., 3) ING BANK N.V., 4) de Ontvanger der Rijksbelastingen, 5) Bollegraaf, en 6) LUBO Systems B.V. (het Beslag). Het beslag onder de banken is repeterend (éénmaal) gelegd. In het verlof is de vordering van Dolphin begroot op € 88.122,00 (inclusief rente en kosten).
Het Beslag heeft doel getroffen bij:
  • de Rabobank voor een bedrag van € 38,23;
  • Bollegraaf voor een bedrag van € 47.274,29;
  • LUBO Systems B.V. voor een bedrag van € 4.032,33.
2.5.
De hoofdzaak is aanhangig bij deze rechtbank.

3.Het geschil

3.1.
Stellio vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. het Beslag binnen twee dagen na het in dezen te wijzen vonnis op te (doen) heffen;
subsidiair:
2. het bedrag waarvoor verlof is verleend te verlagen tot een bedrag als U EA voorzieningenrechter in goede justitie mocht vermenen te behoren, en te bepalen dat dit bedrag na verzoek door Stellio aan Bollegraaf op de derdengeldrekening van CKH Advocaten zal worden gestort onder de voorwaarden dat dit bedrag alleen wordt vrijgegeven aan de rechthebbende(n) bij overeenstemming tussen partijen of na een onherroepelijk vonnis in de hoofdzaak, na welke betaling door Bollegraaf Dolphin het Beslag binnen twee dagen na betaling moet hebben opgeheven, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag of een gedeelte van een dag dat Dolphin daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,00, althans een bedrag als U EA voorzieningenrechter in goede justitie mocht vermenen te behoren;
primair en subsidiair:
3. Dolphin te veroordelen in de na de uitspraak nog vallende kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zal zijn voldaan aan het vonnis;
4. Dolphin te veroordelen in de kosten van dit geding, die van eventueel gelegde beslagen daaronder begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen deze termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn tot de dag van voldoening.
3.2.
Dolphin voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring, althans tot afwijzing van de vorderingen van Stellio, met veroordeling van Stellio in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1.
Opheffing van een beslag kan onder meer, maar niet uitsluitend, plaatsvinden als een van de in artikel 705 lid 2 Rv genoemde gronden aanwezig is en een belangenafweging niet tot een ander oordeel leidt, en op grond van een, zelfstandige, belangenafweging.
4.2.
De voorzieningenrechter heeft Dolphin ter zitting voorgehouden dat artikel 705 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft gegeven het beslag in kort geding kan opheffen zonder dat daarvoor een apart spoedeisend belang is vereist. Dolphin heeft haar betwisting van het spoedeisend belang vervolgens niet langer gehandhaafd.
4.3.
De kernvraag die in dit kort geding moet worden beantwoord is of de vordering van Dolphin waarvoor het Beslag is gelegd summierlijk deugdelijk is.
4.4.
Die vraag beantwoordt de voorzieningenrechter bevestigend. Daartoe is het volgende van belang:
Dolphin heeft in het beslagrekest, in de hoofdzaak en in dit kort geding toegelicht dat de openstaande facturen, tot zekerheid van verhaal waarvan het Beslag is gelegd, (grotendeels) zien op extra gewerkte manuren en geleverd materiaal. Stellio heeft daar niets (concreets) tegen ingebracht, zodat die facturen in zoverre niet zijn betwist.
Niet in geschil is dat Stellio de vrees had dat in de driehoeksverhouding Stellio - Dolphin - Bollegraaf na haar vertrek van het project BC aan haar dubbel gefactureerd was of zou worden (vanwege een overeenkomst gesloten tussen Dolphin en Bollegraaf). In verband daarmee hebben deze drie partijen op 15 februari 2023 via een Teams-overleg, waarin (de herkomst en opbouw van) alle facturen van Dolphin aan Stellio (en Bollegraaf) zijn besproken en is toegelicht wat de situatie tussen Bollegraaf en Dolphin is. Daarna, op 24 februari 2023, heeft Dolphin nogmaals de openstaande facturen in de vorm van een overzicht aan Stellio gestuurd. Stellio heeft daarop, op 7 maart 2023, haar akkoord op het overzicht gegeven en betaling toegezegd (producties 12 en 13 van Dolphin). Dat betwist Stellio ook niet en hetzelfde geldt voor de toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden.
Feitelijk erkent Stellio aldus de verschuldigdheid van de door haar nog onbetaald gelaten facturen.
Dolphin heeft de stelling van Stellio dat de (meerwerk-)facturen, op grond van een tussen partijen gemaakte afspraak, waarbij ook Bollegraaf zou zijn betrokken, (nog) niet opeisbaar zijn en dat daarmee haar akkoord met de facturen is komen te vervallen, gemotiveerd betwist. Stellio stelt, ook nadat de voorzieningenrechter daar vragen over stelde, niet (concreet) dat en wanneer welke personen een dergelijke afspraak gemaakt hebben. Uit de processtukken blijkt ook niet van een dergelijke afspraak.
Dat betekent dat Stellio de facturen binnen dertig dagen na factuurdatum had moeten betalen. Dat heeft zij niet gedaan.
4.5.
Alles wat in 4.4. is overwogen leidt tot het oordeel dat het Beslag is gelegd voor een summierlijk deugdelijke en opeisbare vordering. Daar komt, ten overvloede, nog bij dat Stellio haar bezwaar over de opeisbaarheid pas na het verstrijken van de in artikel 15 lid 2 van de Metaalunievoorwaarden genoemde klachttermijn (zie 2.1.), en dus te laat, naar voren heeft gebracht. Als Stellio al op 22 februari 2023 over een factuur van 4 februari 2023 heeft geklaagd, dan betreft die klacht enkel die ene factuur en niet de overige facturen, wat de wanprestatie van Stellio onverlet laat.
4.6.
De conclusie is dat de primaire vordering moet worden afgewezen. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Partijen hebben het nog wel gehad over het stellen van vervangende zekerheid tegen opheffing van het Beslag, maar dat heeft niet geleid tot een concreet aanbod of een concrete vordering.
4.7.
De subsidiaire vordering om de beslagvordering te herbegroten wordt ook afgewezen. Ten eerste is het bedrag van de vordering niet gemotiveerd betwist, afgezien van een op 18 oktober 2023 nog ontvangen bedrag van € 4.000,-. Dat bedrag is weliswaar in de begroting van de vordering niet meegenomen, maar gelet op de rente- en kostenbepalingen in de Metaalunievoorwaarden – op grond waarvan de verschuldigde, hoge, rente nog steeds doorloopt – ziet de voorzieningenrechter geen reden voor aanpassing van het begrote beslagbedrag. Ten tweede moet de subsidiaire vordering stranden op een praktisch tenuitvoerleggingsprobleem. Gebleken is dat CKH Advocaten, die geen partij in dit kort geding is maar in de subsidiaire vordering wel een sleutelrol vervult, haar derdengeldrekening niet beschikbaar wil stellen voor uitvoering van het gevorderde. Voorts is de derde beslagene Bollegraaf geen partij in dit kort geding, terwijl Stellio ook haar met de subsidiaire vordering tot het verrichten van rechtshandelingen beoogt te verplichten. Tot slot is ook Dolphin niet bereid tot medewerking aan het subsidiair gevorderde.
4.8.
Stellio wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Dolphin veroordeeld, inclusief nakosten. De kosten van Dolphin worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00
4.9.
De door Dolphin gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Stellio in de proceskosten, aan de zijde van Dolphin tot op heden begroot op € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Stellio niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Stellio € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt Stellio in de wettelijke rente over de verschuldigde proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart de kostenveroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2024.1734/2009