In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Stellio Projects B.V. (hierna: Stellio) een kort geding aangespannen tegen Dolphin Marine, Offshore en Industrie B.V. (hierna: Dolphin) met als doel het opheffen van een conservatoir beslag dat Dolphin op de goederen van Stellio had gelegd. De vordering van Stellio was primair gericht op het opheffen van het beslag en subsidiair op herbegroting van het beslagbedrag. De voorzieningenrechter heeft op 29 maart 2024 uitspraak gedaan.
De procedure begon met een dagvaarding op 28 februari 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 maart 2024. Stellio had een overeenkomst met Bollegraaf Recycling Solutions B.V. voor de bouw van een plastic recyclinginstallatie, waarbij Dolphin betrokken was voor de elektrische installatie. Er ontstond een geschil over openstaande facturen van Dolphin aan Stellio voor extra gewerkte manuren en geleverde materialen. Dolphin had conservatoir beslag gelegd onder verschillende derden, waaronder banken en Bollegraaf, ter zekerheid van haar vordering.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van Dolphin summierlijk deugdelijk was, omdat Stellio de facturen niet tijdig had betaald en geen concrete bezwaren had ingebracht tegen de vordering. De rechter wees de primaire vordering van Stellio tot opheffing van het beslag af, evenals de subsidiaire vordering tot herbegroting van het beslagbedrag. Stellio werd veroordeeld in de proceskosten van Dolphin, die in totaal op € 1.973,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling en de gevolgen van het niet indienen van tijdige klachten over facturen.