ECLI:NL:RBROT:2024:3695
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en gelijkheidsbeginsel in belastingrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 september 2022 beoordeeld. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning in Schoonhoven, betwist de vastgestelde WOZ-waarde van € 815.000,- per 1 januari 2021, die door de heffingsambtenaar is gehandhaafd. Eiser stelt dat de waarde te hoog is en dat de gebruiksoppervlakte van de woning onjuist is vastgesteld op 247 m². De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar in beroep de gebruiksoppervlakte heeft herberekend naar 244 m², maar oordeelt dat de waarde van de woning op basis van marktgegevens moet worden bepaald. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar in zijn argumentatie dat de vergelijkingsobjecten bruikbaar zijn voor de waardebepaling, ondanks de bezwaren van eiser. Eiser voert aan dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim. Uiteindelijk wordt het beroep van eiser ongegrond verklaard, maar de rechtbank constateert een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek in het besluit van de heffingsambtenaar, wat leidt tot de verplichting om het griffierecht te vergoeden aan eiser.