Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van betrokkene, geboren in 1969 en wonende te Rozenburg, in een geregistreerde accommodatie. Dit verzoek volgde op een eerdere machtiging die was verleend tot 21 mei 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een neurocognitieve stoornis, een verstandelijke beperking en schizofrenie, wat leidt tot ernstige zorgbehoeften. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2024 heeft de advocaat van betrokkene verzocht om afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat er ernstig nadeel zou ontstaan als betrokkene naar huis zou terugkeren. De omstandigheden in de thuissituatie waren verwaarloosd en betrokkene was niet in staat om adequaat voor zichzelf te zorgen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen en heeft de machtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot 3 oktober 2024. De rechtbank heeft betrokkene aangespoord om te laten zien wat hij kan, met het oog op een mogelijke terugkeer naar huis in de toekomst.