ECLI:NL:RBROT:2024:3681

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/10/675789 / FA RK 24-2137
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van betrokkene, geboren in 1969 en wonende te Rozenburg, in een geregistreerde accommodatie. Dit verzoek volgde op een eerdere machtiging die was verleend tot 21 mei 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een neurocognitieve stoornis, een verstandelijke beperking en schizofrenie, wat leidt tot ernstige zorgbehoeften. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2024 heeft de advocaat van betrokkene verzocht om afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat er ernstig nadeel zou ontstaan als betrokkene naar huis zou terugkeren. De omstandigheden in de thuissituatie waren verwaarloosd en betrokkene was niet in staat om adequaat voor zichzelf te zorgen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen en heeft de machtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot 3 oktober 2024. De rechtbank heeft betrokkene aangespoord om te laten zien wat hij kan, met het oog op een mogelijke terugkeer naar huis in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/675789 / FA RK 24-2137
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 3 april 2024 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1969,
hierna: betrokkene,
wonende te Rozenburg, gemeente Rotterdam,
op dit moment verblijvende in [naam GGZ-instelling] te Rotterdam,
advocaat mr. G.J. Schipper-de Bruijn te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 19 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 24 november 2023;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [persoon A] , specialist ouderengeneeskunde, van 14 februari 2024;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 15 februari 2024;
  • een afschrift van het zorgplan van 15 februari 2024;
  • een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een mentor is benoemd.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 april 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [persoon B] , specialist ouderengeneeskunde (hierna: de arts), verbonden aan Laurens.

2.Beoordeling

2.1.
Op 21 november 2024 is door de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf verleend tot en met 21 mei 2024. Op 19 maart 2024 heeft het CIZ verzocht een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie te verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een gelijkgestelde aandoening op grond van artikel 1 lid 4 Wzd jo Besluit zorg en dwang, te weten een neurocognitieve stoornis op basis van niet-aangeboren hersenletsel na een doorgemaakt CVA. Betrokkene is tevens bekend met een verstandelijke beperking en schizofrenie.
2.3.
De advocaat bepleit namens betrokkene primair afwijzing van het verzoek. Betrokkene wil graag naar huis en is van mening dat er geen ernstig nadeel zou ontstaan indien hij weer thuis zou wonen. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank oordeelt dat, mede gelet op de toelichting van de arts tijdens de mondelinge behandeling, er wel sprake is van ernstig nadeel indien betrokkene nu naar huis zou terugkeren.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van deze gelijkgestelde aandoening op grond van artikel 1 lid 4 Wzd jo Besluit zorg en dwang tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene is niet in staat om op adequate wijze voor zichzelf te zorgen. In de thuissituatie waren de woning en betrokkene zelf, verwaarloosd en vervuild. Betrokkene is incontinent, maar alarmeert de zorg niet en onderneemt zelf ook geen acties om zichzelf te verschonen. In de accommodatie neemt betrokkene niet deel aan activiteiten, zit hij veel voor de tv en hij wordt geholpen bij de maaltijden. Volgens de medische verklaring heeft betrokkene bij alle aspecten van het leven hulp en begeleiding nodig, dat is sinds de vorige machtiging onveranderd.
2.4.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene heeft op geplande en ongeplande momenten structuur, begeleiding en zorg nodig. In de accommodatie kan deze zorg en begeleiding worden geboden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De zorgbehoefte van betrokkene is niet op een andere manier te realiseren, omdat hij 24-uurs zorg behoeft. De arts heeft verklaard dat betrokkene in de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) constante sturing en aansporing nodig heeft. Indien betrokkene niet aangespoord wordt om de ADL te verrichten, doet betrokkene dit ook niet uit zichzelf.
2.6.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen voortzetting van het verblijf. Betrokkene wil graag naar huis. Hij is van mening dat hij te jong is om de rest van zijn leven in een verzorgingshuis te spenderen. Ook vindt hij dat hij thuis prima in staat zou zijn om voor zichzelf te zorgen.
2.7.
Subsidiair bepleit de advocaat verkorting van de duur van de rechterlijke machtiging. Een kortere duur biedt betrokkene perspectief en motiveert hem om te laten zien wat hij zelfstandig kan en of er mogelijkheid is om thuis te wonen of op een alternatieve plek. De arts heeft verklaard dat een kortere duur van de rechterlijke machtiging zeker een mogelijkheid biedt om verder de zelfredzaamheid en mobiliteit van betrokkene te onderzoeken. Halfjaarlijks vindt er een multidisciplinair overleg plaats (MDO), waarin de mogelijkheid tot terugkeer naar huis zal worden besproken.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de afwijkende duur van zes maanden. De rechtbank heeft betrokkene op het hart gedrukt te laten zien wat hij kan, ook als hem niets wordt gevraagd.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 oktober 2024.
Deze beschikking is op 3 april 2024 mondeling gegeven door mr. S.L. Raphael, rechter, in tegenwoordigheid van A.M.M. Wassenberg, griffier, en op 16 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.