ECLI:NL:RBROT:2024:3673

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
10/303850-23/ TUL VV: 22/002116-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van winkeldiefstal, belediging en mishandeling van politieambtenaren met recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die op 16 november 2023 in Rotterdam een reeks strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van winkeldiefstal, belediging en mishandeling van politieambtenaren, en het opzettelijk niet voldoen aan een vordering tot medewerking aan een ademonderzoek. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 119 dagen, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte al langer in voorarrest had gezeten dan de opgelegde straf. De rechtbank verklaarde de feiten bewezen zonder nadere motivering, aangezien de verdachte de feiten had bekend en geen verweer had gevoerd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 3 weken op, waarbij rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recidive en de noodzaak voor reclassering. De rechtbank wees ook een vordering van de benadeelde partij toe, die € 200,- aan immateriële schade vorderde, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de rechtbank geen aanleiding zag voor een deels voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/303850-23
Parketnummer vordering TUL VV: 22/002116-21
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [naam PI] ,
raadsvrouw mr. S.C. Kanhai, advocaat te Almere.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Het komt er kort gezegd op neer dat de verdachte wordt beschuldigd van een aantal misdrijven op een en dezelfde dag: een winkeldiefstal, belediging en mishandeling van politiemensen, en een weigering mee te werken aan een ademanalyse. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.L. Rook heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 119 dagen met aftrek van voorarrest;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 22/002116-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 16 november 2023 te Rotterdam, ambtenaren [slachtoffer 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam) en [slachtoffer 2] (werkzaam als brigadier bij de Eenheid Rotterdam) gedurende de rechtmatige uitoefening van
hunbediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] en/ [slachtoffer 2] op/tegen hun knie en been te trappen;
2
hij op 16 november 2023 te Rotterdam opzettelijk ambtenaren [slachtoffer 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam) en [slachtoffer 2] (werkzaam als brigadier bij de Eenheid Rotterdam) gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door
hende woorden toe te voegen: 'kankerwijf' en 'je kankermoeder' en 'op kankeren', althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking;
3
hij op 16 november 2023 te Rotterdam twee blikken bier die aan de Albert Heijn (gevestigd aan de Hesseplaats) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 16 november 2023 te Rotterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [persoon A] , belast met het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar van hem had gevorderd
mee te werkenaan een ademanalyse, hieraan geen gevolg te geven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd

2.

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd

3.

diefstal

4.
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in beschonken toestand op 16 november 2023 een reeks strafbare feiten gepleegd, te weten een winkeldiefstal en belediging en mishandeling van politieambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Nadat hij was aangehouden weigerde de verdachte medewerking aan een verplicht ademonderzoek. De belediging en mishandeling van de politieambtenaren springen in het oog. Politieambtenaren moeten hun werk normaal kunnen uitvoeren zonder verwensingen, zoals geuit door de verdachte, en zonder te worden geschopt en getrapt, zoals de verdachte heeft gedaan. Verder is de winkeldiefstal een vervelend feit, dat zorgt voor overlast en financiële schade bij de benadeelde.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaren meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waaronder het niet voldoen aan een vordering en de belediging van een ambtenaar.
Stichting Verslavingsreclassering GGZ Fivoor heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 november 2023. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte was in het kader van een andere strafzaak vanaf mei 2023 onder behandeling bij Fivoor, onder andere voor het omgaan met middelen en agressie. Op 16 augustus 2023 heeft een stagneringsgesprek plaatsgevonden, waarin opname voor een klinische behandeling is besproken. Daar stond hij op dat moment niet voor open. In september 2023 is de ambulante behandeling vanwege behandelverzuim voortijdig afgebroken. Verder is het behoud van een zinvolle dagbesteding belangrijk gebleken, omdat verveling een risicofactor is voor alcoholmisbruik. Gelet hierop wordt een herstart van de behandeling noodzakelijk geacht. De behandeling zal minstens een jaar in beslag nemen. De verdachte verwerkt informatie traag, dit houdt verband met zijn licht verstandelijke beperking. De inschatting is dat hierdoor in hoge mate sprake is van onmacht bij de verdachte. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek met Stap voor stap.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op dat wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet hierop, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie te hoog. De periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht tot de opheffing daarvan op 12 maart 2024 is aanzienlijk langer dan de straf die passend is voor de bewezen verklaarde feiten.
De reclassering acht begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk. De rechtbank leest in het rapport dat het reclasseringstoezicht naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 september 2022 met parketnummer 22/002116-21 kan worden hervat, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet voor een deels voorwaardelijke straf om daarmee reclasseringsbegeleiding als bijzondere voorwaarde mogelijk te maken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 325,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering moet worden gematigd, nu in de zaken die ter vergelijking zijn aangehaald door de benadeelde partij sprake was van ernstiger letsel.
8.2.
Standpunt verdediging
De vordering van de benadeelde partij moet worden gematigd naar € 100,-, dan wel worden vastgesteld naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de vergelijkbare zaken in de jurisprudentie.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 november 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 september 2022 is de verdachte veroordeeld – voor zover van belang – tot een taakstraf van 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 13 oktober 2022.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het arrest van het gerechtshof Den Haag en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen verklaarde feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gehoord de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, en gelet op de omstandigheid genoemd onder 7.4, ziet de rechtbank aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24a, 24c, 36f, 57, 184, 266, 267, 300, 304 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 200,- (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst het resterende deel van de vordering af;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen € 200,- (hoofdsom, zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 (vier) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van het gerechtshof Den Haag van 28 september 2022 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en J.T.P. Pot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 16 november 2023 te Rotterdam, een ambtena(a)r(en), [slachtoffer 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam) en [slachtoffer 2] (werkzaam als brigadier bij de Eenheid Rotterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op/tegen hun knie en/of been, in elk geval hun lichaam te schoppen/trappen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 16 november 2023 te Rotterdam opzettelijk (een) ambtena(a)ren, te weten [slachtoffer 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam) en [slachtoffer 2] (werkzaam als brigadier bij de Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: 'kankerwijf' en/of 'je kankermoeder' en/of 'op kankeren', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 16 november 2023 te Rotterdam twee, althans een of meer blikken bier en/of een fles shampoo, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Albert Heijn (gevestigd aan de Hesseplaats), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 16 november 2023 te Rotterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [persoon A] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd medewerking aan een ademanalyse, hieraan geen gevolg te geven;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )