Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 december 2023, met bijlagen;
- het antwoord.
- [naam 1] namens Hef Wonen;
- mr. M.J.P. Verwoerd;
- [naam 2], de broer van [gedaagde], namens [gedaagde];
- mr. J.P. Vandervoodt.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde huurder. De eiser, Hef Wonen, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst geëist omdat de gedaagde, die sinds 24 september 2014 de woning huurt, al meer dan twee jaar zijn hoofdverblijf niet meer in de woning heeft. De gedaagde verblijft in Denemarken, waar hij een gevangenisstraf van vijf jaar uitzit, en heeft geen inzicht gegeven in de duur van zijn detentie of een mogelijke terugkeer naar de woning. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verplichting van de huurder om de woning als hoofdverblijf te gebruiken een kernverplichting is en dat de gedaagde hierin tekort is geschoten. De kantonrechter heeft de eis van Hef Wonen toegewezen en de huurovereenkomst ontbonden, waarbij de gedaagde werd veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 627,99 per maand te betalen vanaf 1 januari 2024 tot de ontruiming. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 767,85. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.