ECLI:NL:RBROT:2024:3622

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 4497
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor dubbele huur en woninginrichting

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van overbrugging (dubbele huur) en de kosten voor woninginrichting. De aanvraag werd door het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres afgewezen met een besluit van 31 maart 2022, en het bezwaar van eiseres werd bij het bestreden besluit van 11 mei 2023 eveneens afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting van 12 maart 2024, omdat niet duidelijk was of zij de uitnodiging had ontvangen. Na bevestiging dat de uitnodiging op 19 februari 2024 was ontvangen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten op 4 april 2024.

Eiseres had bijzondere bijstand aangevraagd in verband met een verhuizing van Gorinchem naar Leerdam, waarbij zij kosten voor dubbele huur en woninginrichting wilde dekken. De rechtbank oordeelt dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, aangezien eiseres had kunnen reserveren voor deze kosten. Eiseres stelde dat de verhuizing onverwacht was en dat zij geen financiële middelen had om de kosten zelf te bekostigen. De rechtbank concludeert echter dat eiseres al sinds 2016 op de hoogte was van de problemen met haar buren en dat zij had kunnen anticiperen op een mogelijke verhuizing.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen bijzondere bijstand ontvangt voor de gevraagde kosten. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ontvangt ook geen vergoeding voor haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen en is openbaar uitgesproken op 23 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4497

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit Leerdam, eiseres

(gemachtigde: mr. A. Coskun),
en

het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres, verweerder

(gemachtigde: mr. J.G.H. Hartwijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van overbrugging (dubbele huur) en de kosten voor woninginrichting.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 31 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een behandeling van het beroep op de zitting van 12 maart 2024. De gemachtigde van verweerder is verschenen. Eiseres is niet ter zitting verschenen. Het beroep is niet behandeld, omdat niet duidelijk was of eiseres de uitnodiging voor de zitting had ontvangen.
1.4.
Uit de informatie bij PostNL die na de zitting is verkregen, is gebleken dat de uitnodiging voor de zitting door eiseres is ontvangen op 19 februari 2024 (afgehaald op locatie Kringloopwinkel Rataplan, Heemskerk en voor ontvangst getekend). Met het oog daarop heeft de rechtbank bij brief van 13 maart 2024 aan partijen medegedeeld dat zij een nadere zitting achterwege zal laten tenzij partijen binnen twee weken laten weten dat zij alsnog op de zitting gehoord willen worden. Verweerder heeft bij brief van 21 maart 2024 gereageerd dat er geen bezwaar is tegen het afdoen van de zaak zonder nadere zitting. Eiseres heeft niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens bij brief van 4 april 2024 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft op 4 januari 2022, door verweerder ambtshalve geboekt op 14 maart 2022, een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van overbrugging (dubbele huur) en bijzondere bijstand voor de kosten van de woninginrichting. Eiseres heeft de aanvraag gedaan in verband met een verhuizing van Gorinchem naar Leerdam. Ze heeft bijzondere bijstand gevraagd voor dubbele huur en voor de aanschaf van verf, laminaat, bank en een bed voor de jongste zoon. Eiseres stelt overlast van haar buren te ervaren waardoor het voor haar noodzakelijk was om van Gorinchem te verhuizen naar Leerdam. Hierop heeft verweerder aan de hand van alsnog ontvangen stukken het besluit van 31 maart 2022 genomen. Het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, houdt voor zover van belang voor deze uitspraak het volgende in. Volgens verweerder is de aanvraag om bijzondere bijstand terecht afgewezen, omdat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en eiseres vanwege voorzienbaarheid van de verhuizing voor deze kosten had moeten reserveren.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft gevraagd zich voordoen en noodzakelijk zijn. In geschil is of deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en meer in het bijzonder of eiseres voor deze kosten heeft kunnen reserveren.
4. Eiseres heeft aangevoerd geen financiële middelen te hebben om de gevraagde kosten zelf te bekostigen. Volgens eiseres kwam de verhuizing onverwacht en heeft ze hierdoor niet voor de verhuizing kunnen sparen. Eiseres heeft hevige overlast ervaren in haar oude woning te Gorinchem.
5. In artikel 35, eerste lid, van de Pw zijn de voorwaarden neergelegd om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen. Uit dit artikelonderdeel volgt dat eerst beoordeeld dient te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Of iemand voor de kosten heeft kunnen reserveren (sparen) of de kosten via gespreide betaling achteraf kan voldoen wordt beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
6. Eiseres heeft overlast ervaren in haar (voormalige) woonbuurt. Dat is te betreuren. Uit wat eiseres aanvoert volgt echter niet dat er daarom geen andere mogelijkheid was dan te verhuizen. Evenmin volgt daaruit dat zij zo plotseling moest verhuizen dat zij voor de daarmee gemoeide kosten niet heeft kunnen sparen. Eiseres heeft voor haar situatie geen urgentieverklaring gekregen. Uit contact met de wijkagent en de woonconsulent van Poort6 is gebleken dat eiseres kennelijk niet op goede voet stond met de buren, maar van overlast was geen sprake. Uit het dossier blijkt dat de situatie al speelt vanaf 2016. Vanaf dat moment had eiseres al rekening kunnen houden met een mogelijke verhuizing en kunnen reserveren voor de kosten van de dubbele huur en woninginrichting. Dat betekent dat er niet is voldaan aan de voorwaarden om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen bijzondere bijstand krijgt voor de kosten van dubbele huur en woninginrichting. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.