ECLI:NL:RBROT:2024:3615

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
C/10/668775 / FA RK 23-8305
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over drie minderjarigen na ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2024 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over drie minderjarigen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat zij herhaaldelijk gezagsbeslissingen tegenwerkt en zich niet aan afspraken houdt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onmachtig is om het ouderlijk gezag verantwoord in te vullen, wat leidt tot ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen. De kinderen wonen bij de vader en de stiefmoeder, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de belangen van de kinderen voorop te stellen. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het gezag van de moeder beëindigd, met de verwachting dat dit rust zal brengen voor de kinderen. De rechtbank benadrukt dat beëindiging van het gezag niet in de weg staat aan contact tussen de moeder en de kinderen, mits dit op een veilige en betrouwbare manier kan plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/668775 / FA RK 23-8305
Datum uitspraak: 21 februari 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
vertegenwoordigd door:
het Landelijk Hoog Risico en Expertise Team,
gevestigd te Den Haag, hierna te noemen het HRT,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2010 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl, kantoorhoudende te Rotterdam,
[vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
[stiefmoeder],
hierna te noemen de stiefmoeder, wonende in [woonplaats 2] ,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
vertegenwoordigd door:
het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming,
gevestigd te Utrecht, hierna te noemen het LET.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt in haar beoordeling mee het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, binnengekomen bij de rechtbank op 14 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • de stiefmoeder;
- twee vertegenwoordigers van het HRT;
- twee vertegenwoordigers van het LET.
1.3.
De rechtbank heeft [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] naar hun mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] hebben geen mening gegeven aan de rechtbank.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij de vader en de stiefmoeder.
2.3.
Bij beschikking van 14 augustus 2023 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengd tot 2 september 2024. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij de vader verlengd tot 2 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te beëindigen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van het HRT namens de Raad

4.1.
Het HRT handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. De moeder is onmachtig om het ouderlijk gezag verantwoord in te vullen en de belangen van de kinderen voorop te zetten. Als gezaghebbende ouder is het belangrijk dat je beschikbaar, bereikbaar en betrouwbaar bent. Dat lukt de moeder niet. Haar handelen wordt vooral bepaald door de strijd die zij al jaren voert met de vader en jeugdzorginstanties. Die strijd is fors, grensoverschrijdend en buitenproportioneel. De moeder ziet niet in dat zij met haar gedrag de kinderen te kort doet en hen zelfs beschadigt. Zij is daar niet op aan te spreken en legt de schuld buiten zichzelf. Eerdere procedures en (schriftelijke) aanwijzingen vanuit de rechtbank en de ondertoezichtstelling hebben niet geholpen. In plaats van alles op alles te zetten om een positieve rol in het leven van de kinderen te spelen, werkt de moeder alles tegen, frustreert zij afspraken door zich hier niet aan te houden en gaat zij op belangrijke momenten uit contact. Dit patroon is hardnekkig en heeft een nadelig effect op de kinderen en het contact dat zij graag met de moeder willen hebben. Beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder is nodig omdat gezagskwesties de moeder
triggerenin haar strijd en protest. Het HRT hoopt dat een gezagsbeëindiging rust brengt, zodat de moeder haar focus gaat verleggen en zich kan richten op het contact met de kinderen.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
De moeder voert, mede bij monde van haar advocaat, verweer tegen het verzoek van de Raad. De stelling van de Raad dat de moeder alles tegenwerkt en dat daarbij sprake is van een hardnekkig patroon, is aantoonbaar onjuist. In het verleden zijn veel procedures geweest, maar in de afgelopen twee jaar is er geen procedure meer gevoerd rondom gezagskwesties. Verder staat in het raadsrapport dat de moeder een intimiderende houding zou hebben aangenomen tegenover de arts die medicatie heeft verstrekt aan [voornaam minderjarige 3] . Die situatie heeft zich meer dan twee jaar geleden voorgedaan. Op vragen van de Raad heeft het LET aangegeven dat de moeder sinds de betrokkenheid van het LET geen probleem heeft gemaakt van gezagsbeslissingen. De moeder miskent niet dat het moeilijk is om met haar in contact te komen over een omgangsregeling. De moeder is lastig te bereiken en wil graag dat dingen op haar manier gaan. Maandenlang heeft de moeder gevraagd of de GI een omgangsmoment met de kinderen wil realiseren. Twee weken geleden is er omgang geweest tussen de moeder, [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . Volgens de moeder is dat goed verlopen. Zij heeft direct gevraagd wanneer zij de kinderen weer kan zien, maar daarop is nog geen antwoord gekomen. De moeder vreest dat er geen omgangsmomenten meer zullen plaatsvinden als haar gezag wordt beëindigd. Het LET heeft aan de Raad verteld ook enige zorg te hebben over de ruimte die de kinderen krijgen bij de vader om contact met de moeder te hebben.
Aan de kinderen is gevraagd wat zij vinden van beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder. [voornaam minderjarige 2] geeft aan dat zij nooit last heeft gehad van het feit dat de moeder gezag heeft over haar. [voornaam minderjarige 1] heeft geen mening over het onderwerp ‘gezag’. [voornaam minderjarige 3] is tegen beëindiging van het gezag van de moeder. Hij wil weer terug naar de omgangsregeling van vroeger, waarbij hij elf dagen bij de moeder en drie dagen bij de vader verbleef, maar dan andersom. Het is nog maar de vraag of kan worden gesproken van een ontwikkelingsbedreiging, aangezien de kinderen het goed doen op school en niet worden belast met de gezagskwesties. Het LET verwacht dat beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder rust zal brengen en de kinderen duidelijkheid zal geven over hun perspectief. Uit de antwoorden van de kinderen blijkt echter niet dat zij bezig zijn met de vraag waar zij gaan opgroeien. De kinderen weten dat zij bij de vader zullen opgroeien. De moeder heeft die strijd opgegeven. Wel hoopt zij op verbetering van de situatie. Bijvoorbeeld door de inzet van hulpverlening om de communicatie tussen de moeder en de vader te verbeteren. Dat is nodig om een goede omgangsregeling met de kinderen vorm te kunnen geven.
In reactie op hetgeen de vader naar voren brengt, wordt bevestigd dat er een strafzaak loopt tegen de moeder. Op 8 april 2024 moeten de moeder en dhr. [naam] voorkomen in verband met vermeende strafrechtelijke gedragingen. Overigens betwist de moeder dat dhr. [naam] haar levensgezel is, voor zover dat voor onderhavige zaak juridisch relevant is. Ook wordt met klem betwist dat de moeder zich intimiderend heeft gedragen op de school van [voornaam minderjarige 3] en jegens de kinderarts van [voornaam minderjarige 3] . Tevens is het onjuist dat de moeder voorwaarden heeft overtreden door de kinderen via WhatsApp te benaderen.

6.Het standpunt van de vader

6.1.
De vader brengt ter zitting (mede namens de stiefmoeder) het volgende naar voren.
Door alle ter zitting aanwezige partijen wordt benoemd dat de kinderen zich goed ontwikkelen en het goed doen op school. De vader ziet dat als een compliment aan zijn adres. De vader, de stiefmoeder en het LET doen hun uiterste best om de problemen die spelen bij de kinderen weg te houden, zodat de kinderen daarmee niet worden belast.
De strafzaken tegen de moeder en haar partner schetsen een beeld van het belemmerende gedrag dat sinds 2018 wordt vertoond richting de vader, de stiefmoeder en de kinderen.
De advocaat van de moeder geeft aan dat er sinds de rechtszaak over de medicatie van [voornaam minderjarige 3] geen inhoudelijke zitting over gezagskwesties is geweest. Dat wil echter niet zeggen dat er in de tussentijd niets gaande is geweest. Het geluk is dat de artsen en school heel betrokken zijn en de situatie begrijpen. Dat brengt met zich mee dat zij in het belang van de kinderen belangrijke dingen toch in gang zetten, ondanks dat de toestemming van de moeder ontbreekt. De moeder stelt zich nog altijd intimiderend op richting de kinderarts van [voornaam minderjarige 3] . Daarnaast mag de moeder alleen nog telefonisch contact hebben met de scholen van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 3] , nadat zij zich daar intimiderend, dan wel storend heeft gedragen. In verband met een geplande reis heeft [voornaam minderjarige 3] een paspoort nodig. De moeder heeft een toestemmingsformulier voor de aanvraag van een paspoort weliswaar ondertekend, maar met een verkeerde handtekening. De handtekening op het formulier moet namelijk hetzelfde zijn als in haar paspoort en dat was niet het geval. Vervolgens heeft de moeder gedreigd dat zij het formulier alleen wil tekenen indien er een nieuw contactmoment met de kinderen wordt gepland.
Het LET heeft bepaald dat het contact tussen de moeder en de kinderen enkel begeleid mag plaatsvinden, maar de moeder schendt die voorwaarden. De kinderen ontvangen via sociale media berichten van de moeder, waarin zij vervelende taal uit over de jeugdbeschermers. Op deze manier blijft de moeder de kinderen betrekken in haar strijd. De kinderen willen leuk contact met de moeder. De vader en de stiefmoeder zullen dat contact nooit dwarsbomen, zolang het op een veilige en gezonde manier kan plaatsvinden. Het is belangrijk dat een tussenpersoon betrokken blijft die de omgangsmomenten kan begeleiden.

7.Het standpunt van het LET namens de GI

7.1.
Het LET brengt ter zitting het volgende naar voren. Het LET neemt een patroon waar van onvoorspelbaarheid en onbetrouwbaarheid in het contact met de moeder en de afspraken die met haar worden gemaakt. In het najaar van 2023 is er een periode geweest waarin de moeder opnieuw van de radar is verdwenen. Het is voor het LET dan niet duidelijk waar de moeder verblijft. De kinderen willen graag contact met de moeder. [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] hebben genoten van het omgangsmoment met de moeder dat laatst heeft plaatsgevonden. Het LET wil de omgangsmomenten voortzetten, maar daarvoor is een bepaalde mate van voorspelbaarheid vanuit de moeder nodig. De kinderen moeten erop kunnen vertrouwen dat de omgangsmomenten daadwerkelijk plaatsvinden. Verder is het belangrijk dat aan de kinderen wordt uitgelegd dat zij de momenten waarop de moeder uit contact treedt niet moeten zien als een afwijzing van hen, maar dat dit te maken heeft met de problematiek van de moeder. De onrust over paspoorten en incidenten op school geven veel ruis. Dat komt gelukkig niet allemaal bij de kinderen terecht, maar naarmate de kinderen ouder worden, zullen zij zich meer bewust worden van wat er speelt. De kinderen worden door de moeder gevraagd om dingen geheim te houden en ontvangen via WhatsApp berichten van de moeder met ondermijnende commentaren richting de jeugdbeschermers. Het LET blijft zich inzetten voor bestendige omgang tussen de moeder en de kinderen en is bij een beëindiging van het gezag van de moeder niet van plan om de ondertoezichtstelling af te sluiten. Er moet iemand betrokken blijven om de kinderen te ondersteunen in het contact met de moeder tot zij oud genoeg zijn om zelf het contact vorm te geven.

8.De beoordeling

8.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
8.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en de gezagsbeëindiging ook de toets van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens doorstaat. De rechtbank zal daarom het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen. Beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder zal ertoe leiden dat voortaan het gezag door de vader alleen zal worden uitgeoefend (artikel 1:274, eerste lid, BW).
8.3.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging ligt in het feit dat de moeder met gezag reeds gedurende lange tijd onmachtig is om aan de belangen van de kinderen tegemoet te komen. Er is sprake (geweest) van een complexe echtscheiding, die heeft geleid tot een hardnekkig en chronisch wantrouwen van de moeder in het handelen van de vader en van (hulpverlenings)instanties. De moeder doet diskwalificerende uitspraken over de vader, de stiefmoeder en de betrokken jeugdbeschermers en publiceert foto’s van de kinderen op sociale media. De kinderen worden – tegen de afspraken in – via sociale media door de moeder benaderd en op die manier betrokken in het verzet van de moeder tegen de vader, de GI en andere instanties. Dat maakt dat de focus van de ondertoezichtstelling met name is komen te liggen op het zorgelijke gedrag van de moeder en de emotionele impact daarvan op de kinderen. Vanwege ernstige zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder, zijn de kinderen in augustus 2021 met een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader geplaatst. [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] ontwikkelen zich goed bij de vader thuis. De kinderen doen het goed op school en profiteren, of hebben geprofiteerd, van individuele hulpverlening.
8.4.
Volgens de advocaat van de moeder lijken de kinderen niet veel last te hebben van de huidige gezagssituatie. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Het HRT en het LET benoemen nadrukkelijk dat de vader (met de stiefmoeder) zijn uiterste best doet om de onrust en ruis zoveel mogelijk bij de kinderen weg te houden. Dat zorgt voor extra belasting van de vader en de stiefmoeder en het betekent niet dat de kinderen niets meekrijgen van wat er speelt. Zo lijken [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] nog last te hebben van de nasleep van de ingrijpende gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan en hebben zij behoefte aan hulpverlening.
8.5.
Het LET spreekt van een patroon van onbetrouwbaarheid en onvoorspelbaarheid in het contact met de moeder. Het HRT herkent die zorgen en beschrijft dat de moeder herhaaldelijk gezagsbeslissingen tegenwerkt, zich niet aan afspraken houdt en op belangrijke momenten uit contact treedt. Verder wordt benoemd dat de moeder gebeurtenissen bagatelliseert en de schuld buiten zichzelf legt. De moeder heeft niet betwist dat zij onvoorspelbaar en onbetrouwbaar is in het contact. Op vragen van de rechtbank heeft de moeder aangegeven dat het klopt dat zij een periode niet bereikbaar was voor het LET. Doordat de moeder zich niet aan de afspraken houdt en contact met haar niet of nauwelijks mogelijk is, is het voor het LET ingewikkeld om een constructieve samenwerking met haar op te bouwen. Dat brengt met zich mee dat het lastig is om de moeder te betrekken bij gezagsbeslissingen.
8.5.
De advocaat van de moeder stelt dat de voorbeelden die het HRT, het LET en de vader benoemen, van situaties waarin de moeder gezagsbeslissingen belemmert, al lang niet meer aan de orde zijn. Het feit dat er ruim twee jaar geen procedures meer zijn gevoerd over gezagskwesties, vindt echter zijn oorzaak – zo is onbetwist gesteld – in het gegeven dat de betrokken scholen, hulpverlening en artsen van de kinderen zich juist – vanuit het belang van de kinderen – in allerlei bochten wringen om, zonder de toestemming van de moeder, toch de noodzakelijke inschrijvingen, medicatie of behandelingen te realiseren. Ter zitting heeft de vader daarenboven aangegeven dat het al lange tijd duurt om een paspoort aan te vragen voor [voornaam minderjarige 3] , omdat de moeder weigert de juiste handtekening op het toestemmingsformulier te zetten. Dat is door de moeder niet betwist.
8.6.
De moeder maakt zich zorgen dat beëindiging van haar gezag ertoe zal leiden dat er geen omgang met de kinderen meer zal plaatsvinden. De rechtbank deelt die zorgen niet. Hoewel het contact met de moeder al jarenlang onder druk staat, is het bewerkstelligen van begeleide omgang met de kinderen steeds aan de orde geweest. De kinderen geven nog altijd bij de vader en in gesprek met het HRT aan dat zij de moeder missen en contact met haar willen. De vader heeft ter zitting meermaals bevestigd dat hij en de stiefmoeder het contact tussen de moeder en de kinderen niet zullen verhinderen, zolang dat contact op een veilige manier kan plaatsvinden. Daaruit kan worden opgemaakt dat de vader de kinderen emotionele toestemming geeft voor omgang met de moeder. Dat die toestemming er vanuit de vader is, volgt ook uit het feit dat onlangs een omgangsmoment met de moeder, [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] heeft plaatsgevonden, welk moment volgens de moeder en het LET goed is verlopen.
De vraag of (verdere) omgang tussen de moeder en de kinderen tot stand kan komen, hangt in belangrijke mate af van de betrouwbaarheid en bereikbaarheid van de moeder. De kinderen hebben meermaals aangegeven dat zij niet begrijpen dat de moeder zich niet aan de afspraken houdt, waardoor het contact niet kan plaatsvinden. Dat is heel verdrietig voor de kinderen. Op het moment dat er afspraken worden gemaakt over de omgang, is het belangrijk dat de kinderen erop kunnen rekenen dat de geplande omgangsmomenten daadwerkelijk doorgang kunnen vinden.
8.7.
De rechtbank wijst er nadrukkelijk op dat beëindiging van het gezag van de moeder niet in de weg staat aan contact tussen de moeder en de kinderen. De kinderen willen contact met de moeder en daar hebben zij ook recht op, mits dat contact op een prettige, betrouwbare en veilige wijze kan plaatsvinden. Het is de taak van het LET in het kader van de ondertoezichtstelling om daar aandacht voor te (blijven) hebben. Beëindiging van het gezag van de moeder doet immers niets af aan het feit dat de moeder altijd de moeder van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] zal blijven. Het is aan het LET om, met de vader, te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om het contact tussen de moeder en de kinderen te herstellen en wanneer mogelijk op te bouwen. Ter zitting heeft het LET bevestigd zich daarvoor te blijven inzetten. Daarnaast dient het LET, net als de vader, de moeder zoveel mogelijk te informeren over essentiële zaken die de kinderen betreffen.
8.8.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, BW wordt de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat zij het bewind voerde over het vermogen van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] .

9.De beslissing

De rechtbank:
9.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van
[moeder], geboren op [geboortedatum 4] 1974 in [geboorteplaats 2] , over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] ;
9.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
9.3.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. van den Herik, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.C.M. Persoon en mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.