ECLI:NL:RBROT:2024:3608

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
10/053322-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige halfzus

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige verdachte, die op zestien- en zeventienjarige leeftijd meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn halfzusje, dat aan het eind van die periode elf jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2008 tot en met 13 november 2009 in Rotterdam ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de rechtbank heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming zal bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestaat uit € 385,- aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/053322-23
Datum uitspraak: 29 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. N. Stolk, advocaat te Honselersdijk.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 15 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en
met 13 november 2009 te Rotterdam, althans in Nederland, met [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum 2] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, (telkens) ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande uit het (meermalen)
- ( doen laten) ontkleden van die [slachtoffer] en
- laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hem laten
aftrekken en
- laten likken van zijn penis door die [slachtoffer] en
- betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
- betasten van de vagina en de billen van die [slachtoffer]
en
- likken van de borsten en vagina en (een) bil(len) van die [slachtoffer] en
- zichzelf aftrekken in aanwezigheid van die [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op zestien- en zeventienjarige leeftijd in de periode van januari 2008 tot en met 13 november 2009 meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met zijn halfzusje, die aan het eind van die periode pas elf jaar oud was. Er was een leeftijdsverschil van zeven jaar. Dit is een ernstig strafbaar feit. De verdachte heeft zich hierbij enkel laten leiden door zijn eigen wensen. Hij heeft zijn eigen seksuele behoeften willen bevredigen zonder rekening te houden met de belangen en gevoelens van het jonge slachtoffer. Hij heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten kunnen voor slachtoffers ernstige gevolgen hebben die zij nog lange tijd met zich dragen. Het slachtoffer heeft op de zitting kenbaar gemaakt welke impact het bewezen verklaarde feit op haar heeft gehad en nog altijd heeft. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage van de Reclassering
GGZ Fivoor Advies Rotterdamheeft een reclasseringsadvies over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 augustus 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een first offender en bekent het ten laste gelegde feit. De verdachte is gediagnosticeerd met PDD-NOS. Ook zijn er vermoedens van een licht verstandelijke beperking. Dit kan de onwetendheid omtrent seksualiteit en intimiteit in de puberteit verklaren. De reclassering is van mening dat tijdens het ten laste gelegde feit de seksuele zelfregulatie van de verdachte is aangesproken, waarbij seksueel grensoverschrijdend gedrag is ontstaan. Op dit moment heeft de verdachte zijn leven op orde en is hij getrouwd, heeft hij een eigen huis en een fulltime baan. Er zijn geen aanwijzingen voor middelenproblematiek en voor een negatief sociaal netwerk. Hij heeft de reclassering toestemming gegeven met zijn partner te spreken.
De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat er geen noodzaak is tot het inzetten van interventies. De verdachte bevond zich toen in een andere ontwikkelingsfase en er heeft de afgelopen jaren geen ander zorgelijk en/of delictgedrag plaatsgevonden. Het risico op recidive is laag.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat hierboven is overwogen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Het is een ernstig strafbaar feit dat ondanks het grote tijdsverloop en de toen minderjarige leeftijd van de verdachte niet onbestraft kan blijven. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Het strafbare feit heeft heel lang geleden plaatsgevonden. Het gebeurt vaker bij zedenmisdrijven dat het slachtoffer pas jaren nadat het misbruik heeft plaatsgevonden aangifte doet. De verdachte heeft vanaf het moment dat het slachtoffer hem heeft geconfronteerd met wat er was gebeurd, erkend wat er heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft hij zijn verantwoordelijkheid genomen en tijdens zijn verhoor bij de politie openheid van zaken gegeven. Ook heeft hij het slachtoffer met haar therapie geholpen door een brief te schrijven over wat er is gebeurd. Daarnaast heeft de verdachte direct aan het slachtoffer en ook op de terechtzitting spijt betuigd.
Verder houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten en heeft psychologische hulpverlening gezocht. Hij heeft zijn leven momenteel op orde. Ten gevolge van het strafbare feit is het contact met zijn moeder, stiefvader en halfzus en haar gezin verbroken.
De rechtbank weegt verder mee dat het risico op recidive door de reclassering laag is ingeschat. Er zijn geen aanwijzingen voor zorgelijk en/of delictgedrag sinds het bewezen verklaarde feit. De verdachte lijkt er volledig van doordrongen dat hij zijn halfzus veel leed heeft aangedaan.
De rechtbank is, gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat een maximale werkstraf, zoals is gevorderd door de officier van justitie, geen redelijk doel meer dient. De rechtbank acht, onder de zich hier voordoende feiten en omstandigheden, een werkstraf voor de duur van 120 uur passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Ter zake van het ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 385,- aan materiële schade en een bedrag van € 4.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering kan worden toegewezen. De verdachte neemt zijn verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. De raadsvrouw heeft verzocht om de wettelijke rente niet eerder te berekenen dan vanaf 1 januari 2021, omdat er vanaf dat moment herinneringen bij het slachtoffer lijken op te treden waardoor zij schade is gaan lijden. In de periode ervoor was er nog sprake van een redelijk contact tussen de verdachte en het slachtoffer.
8.3.
Beoordeling
De vordering zal worden toegewezen, omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is door de verdachte ook niet weersproken en komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de wettelijke rente niet eerder zal worden berekend dan vanaf 1 januari 2021. Namens het slachtoffer is op dit standpunt geen verweer gevoerd. De rechtbank bepaalt daarom dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd zal worden met wettelijke rente vanaf 1 januari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.385,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 4.385,- (zegge: vierduizenddriehonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 385,- aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 4.385,-(hoofdsom,
zegge: vierduizenddriehonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 februari 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en
met 13 november 2009te Rotterdam, althans in Nederland, met [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum 2] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het (meermalen)
- (doen laten) ontkleden van die [slachtoffer] en/of
- laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] hem laten
aftrekken en/of
- laten likken van zijn penis door die [slachtoffer] en/of
- betasten van de borsten, althans de borststreek, van die [slachtoffer] en/of
- betasten van de vagina, althans de schaamstreek, en/of de billen van die [slachtoffer]
en/of
- likken van de borsten, althans de borststreek, en/of vagina, althans de
schaamstreek, en/of (een) bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- zichzelf aftrekken in aanwezigheid van die [slachtoffer] .