ECLI:NL:RBROT:2024:3606

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
C/10/674250 / JE RK 24-373
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing gedurende voorlopige ondertoezichtstelling

In deze beschikking heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, die zich zorgen maakt over de veiligheid van de kinderen in de huidige situatie. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen verblijven momenteel op een geheim adres vanwege eerdere doodsbedreigingen van de vader richting de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de veiligheid van de kinderen niet gewaarborgd kan worden en heeft daarom de voorlopige ondertoezichtstelling in stand gelaten tot 21 mei 2024.

De kinderrechter heeft de situatie van de ouders en de kinderen zorgvuldig gewogen. De moeder heeft aangegeven dat zij terug wil naar haar eigen woning, maar de Raad en de GI zijn van mening dat de situatie nog niet veilig genoeg is. De kinderrechter heeft besloten dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft deze machtiging verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De kinderrechter verwacht dat er voor 20 maart 2024 een plan van aanpak ligt, zodat de moeder met de kinderen terug kan naar huis. De machtiging tot uithuisplaatsing voor [voornaam minderjarige 2] is toegewezen tot 21 mei 2024, terwijl het overige verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/674250 / JE RK 24-373
Datum uitspraak: 1 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op 17 december 2018 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder, verblijvende op een geheim adres,
advocaat mr. J. Smits te Rotterdam,
[vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. N. Roos te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van deze rechtbank van 21 februari 2024 en de daarin genoemde stukken;
- een e-mailbericht van mr. Roos met bijlagen van 29 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, [persoon B] .
1.3.
De moeder is digitaal via Teams aangesloten.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] staat ingeschreven op moeders adres.
2.3.
[voornaam minderjarige 2] staat ingeschreven op vaders adres.
2.4.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen momenteel met de moeder op een geheime plek.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 februari 2024 [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 21 mei 2024.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 februari 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de moeder voor de duur van vier weken. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de moeder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Er resteert een periode tot 21 mei 2024.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. De Raad heeft veel overleg met de GI en Veilig Thuis, maar de visies liggen enigszins uit elkaar. De moeder wil terug naar de eigen woning. De GI en Veilig Thuis hebben gesproken met de vader en achten de situatie op dit moment veilig genoeg. De raad ziet dat anders nu er twee weken geleden nog code rood was. Die situatie is nu nog onvoldoende veranderd om te concluderen dat het veilig is. Wel is Arosa betrokken bij de moeder en de reclassering bij de vader. De komende periode wil de Raad meer zicht krijgen op de situatie en bezien hoe de veiligheid van de moeder en de kinderen kan worden gewaarborgd. Hiervoor is er geen uithuisplaatsing voor drie maanden nodig, maar wel nog een paar weken, voordat de moeder met de kinderen terug naar huis kan.

4.De standpunten

4.1.
De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. De afgelopen twee weken is er veel gebeurd. De moeder verblijft momenteel met de kinderen op een geheim adres. De machtiging uithuisplaatsing bij moeder is bedoeld om er voor te zorgen dat moeder voor de duur van de machtiging op een geheim adres blijft en niet terug naar huis gaat. De vader is aangehouden door de politie naar aanleiding van doodsbedreigingen richting de moeder. Het is de vraag of het thuis veilig is. Het contact tussen de vader en de kinderen staat los van het verblijf van de moeder en de kinderen. Het eerste contact tussen de vader en de kinderen moet worden begeleid. Er moet zo snel mogelijk een plan worden gemaakt dat voor beide ouders duidelijkheid geeft.
4.2.
De moeder is het eens met de voorlopige ondertoezichtstelling, maar vraagt zich af of een uithuisplaatsing op een geheime plek noodzakelijk is. De moeder is bereid om overal aan mee te werken in het belang van de kinderen, maar zij wil wel terug naar huis met de kinderen en haar leven weer oppakken. De vader heeft een locatie- en contactverbod, Arosa en de GI zijn betrokken. De moeder acht de situatie thuis veilig genoeg. Het is belangrijk dat de kinderen structuur hebben en zich goed voelen. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] zou wel een machtiging moeten gelden, omdat zij bij de vader staat ingeschreven.
4.3.
De vader is het eens met de voorlopige ondertoezichtstelling, maar vindt een periode van vier weken op een onbekende plek voor de kinderen te lang. Het is voor de kinderen van belang dat zij terug kunnen naar hun eigen vertrouwde woning. De vader begrijpt dat de situatie lastig is, maar hij wil de kinderen weer zien. De vader mist zijn kinderen. De vader voelt zich gehoord door de GI en verwacht dat zij er wel uitkomen ten aanzien van afspraken om zijn kinderen weer te zien. Er moet binnenkort een plan komen. Hij werkt overal aan mee.
De vader is door de rechter-commissaris op 15 februari 2024 geschorst met voorwaarden, zoals een locatie- en contactverbod met de moeder, de woning, school en de buitenschoolse opvang. De vader houdt zich aan deze voorwaarden en is van plan dat te blijven doen, ook als moeder weer op haar thuisadres verblijft. Met de schorsingsvoorwaarden is een herhalingsgevaar voldoende ingedamd.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De moeder en de kinderen zijn met code rood op een geheim adres geplaatst naar aanleiding van doodsbedreigingen van de vader naar de moeder. De veiligheid van de moeder en de kinderen kon op dat moment niet worden gewaarborgd. De kinderen zijn daarom op 21 februari 2024 voorlopig onder toezicht gesteld. De kinderrechter laat de voorlopige ondertoezichtstelling in stand. Iedereen is het daarmee eens.
5.3.
Wat betreft de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter als volgt.
5.4.
Ondanks wat er allemaal is voorgevallen tussen de ouders, willen de ouders hetzelfde voor de kinderen, namelijk dat zij teruggaan naar hun vertrouwde omgeving op het thuisadres van moeder. De kinderrechter begrijpt die wens en ziet het belang dat de moeder en de kinderen hun oude leven weer kunnen oppakken. Echter de veiligheid van de kinderen moet wel gewaarborgd zijn. Alhoewel er niet direct aanleiding bestaat om te twijfelen aan de toezegging van vader dat hij zich zal houden aan de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden, waaronder een locatie- en contactverbod met moeder, zal houden, is de kinderrechter het eens met de raad dat het in het belang van de veiligheid van de kinderen is, dat er eerst een zorgvuldig plan met hulp wordt opgesteld door de GI en de betrokken instanties in overleg met de ouders. Ook dient de omgang tussen de vader en de kinderen worden hervat of moet in ieder geval duidelijk zijn op welke wijze die kan worden hervat, zodat vader niet gefrustreerd raakt en weet waar hij aan toe is. Om dit plan te maken, is meer tijd nodig. Tot die tijd zal de moeder met de kinderen op het geheime adres blijven wonen. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing tot 20 maart 2024 toewijzen voor beide kinderen, waarbij geldt dat zij tot die datum bij moeder op een geheim adres verblijven. De kinderrechter verwacht dat er voor 20 maart 2024 een plan van aanpak ligt en de moeder met de kinderen terug naar huis kan.
5.5.
Voor [voornaam minderjarige 2] -die staat ingeschreven op vaders adres- zal het verzoek tot uithuisplaatsing voor verblijf bij moeder worden toegewezen tot 21 mei 2024.
5.6.
Het overig verzochte zal de kinderrechter afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de moeder op een geheim adres met ingang van 1 maart 2024 tot 20 maart 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] (geboren op [geboortedatum 2] 2018) bij de moeder (op haar thuisadres) met ingang van 20 maart 2024 tot 21 mei 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024 door mr. A. van Luijck, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.E. Moerkerken als griffier, en op schrift gesteld op 13 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.