ECLI:NL:RBROT:2024:3605

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
C/10/665984 / JE RK 23-2278
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met aandacht voor thuisplaatsing en betrokkenheid van de jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 1 maart 2024, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008, verlengd. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) opgedragen om een plan op te stellen voor de thuisplaatsing van de minderjarige bij de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sinds de vorige zitting weinig tot niets is gedaan door de GI, wat teleurstellend is. De minderjarige verblijft momenteel bij Multi Plus Zorg (MPZ) in Amsterdam en heeft aangegeven dat hij graag naar huis wil, maar begrijpt dat dit alleen kan met de juiste hulp en schoolvoorzieningen.

De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging, maar heeft wel kritiek geuit op de werkwijze van de GI. De kinderrechter heeft de GI verzocht om binnen drie maanden een concreet plan te presenteren voor de thuisplaatsing, inclusief details over financiering en onderwijs. De kinderrechter heeft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing goedgekeurd, maar voor een kortere periode van drie maanden, in plaats van de gevraagde duur. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er geen wettelijke basis is om de minderjarige toestemming te geven om naar Marokko te gaan voor een project, maar heeft de GI aangespoord om de ontwikkeling van de minderjarige serieus te nemen.

De kinderrechter heeft de zaak aangehouden tot een pro forma zitting op 1 mei 2024, waarbij de GI verplicht is om een rapportage over de voortgang van de thuisplaatsing in te dienen. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 13 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/665984 / JE RK 23-2278
Datum uitspraak: 1 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. F. El Makhtari te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[vader],
hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 24 november 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de briefrapportage van de GI van 10 januari 2024, ingekomen bij de griffie op 20 februari 2024.
1.2.
Bij beschikking van 24 november 2023 heeft de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengd tot 2 maart 2024. De beslissing is voor het overige aangehouden.
1.3.
Op 1 maart 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader, als informant;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [persoon A] en [persoon B] .
1.4.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan twee begeleiders vanuit Multi Plus Zorg (MPZ) Amsterdam, de heren [persoon C] en [persoon D] .
1.5.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. Daarnaast is [voornaam minderjarige] zelf ook aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft bij MPZ in de regio Amsterdam. Hij gaat niet naar school. Via MPZ heeft de afgelopen paar weken in Marokko kunnen verblijven. MPZ heeft daar jongerenproject.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 november 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 2 december 2024.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Nu resteert de periode tot
2 december 2024.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. De GI erkent dat er vanuit de GI de afgelopen periode te weinig betrokkenheid is geweest bij [voornaam minderjarige] . De GI biedt haar excuses hiervoor aan. Sinds twee weken is er een nieuwe jeugdbeschermer betrokken, namelijk [persoon E] . Zij heeft deze week kennisgemaakt met [voornaam minderjarige] . Het is van belang dat zij zal gaan samenwerken met een jeugdreclasseerder. Het is nog niet bekend wie dat is. De GI is van mening dat er moet worden toegewerkt naar een thuisplaatsing bij de moeder. Hiervoor moet eerst ambulante hulpverlening in de thuissituatie en onderwijs voor [voornaam minderjarige] worden geregeld. Het is nog onduidelijk op welke termijn een thuisplaatsing kan plaatsvinden. De GI geeft geen toestemming voor [voornaam minderjarige] om weer terug te gaan naar het project van MPZ in Marokko. De eerdere toestemming is verleend om daar op vakantie te gaan, maar is niet bedoeld voor deelname aan een project. Als er daar iets gebeurt, kan [voornaam minderjarige] moeilijk worden teruggehaald; er is geen uitleveringsverdrag met Marokko. Ook zijn de officiële instanties niet op de hoogte en wordt de financiering niet vergoed vanuit de gemeente Rotterdam.

4.De standpunten

4.1.
De moeder voert geen verweer tegen het verzoek, maar heeft wel kritiek op de werkwijze van de GI. De afgelopen maanden is er geen vaste jeugdbeschermer betrokken geweest, waardoor er niets is gedaan voor [voornaam minderjarige] . De informatie in de briefrapportage van 10 januari 2024 is gedateerd. Er worden vier opties met betrekking tot het perspectief genoemd, maar er ligt nog steeds geen plan, ondanks de dwingende beslissing van de Kinderrechter van 24 november 2023. Naar de uitvoerbaarheid van de vier opties is geen verder onderzoek gedaan; kennelijk zijn financiering en wachtlijsten nog steeds een probleem. De moeder wil het liefst dat [voornaam minderjarige] naar huis komt. Er moet dan wel school, dagbesteding en hulpverlening worden geregeld. Ook wil [voornaam minderjarige] uit veiligheid zijn achternaam wijzigen in zijn paspoort, zodat hij weer naar openbare plekken kan gaan. De GI moet dit allemaal zo snel mogelijk regelen. Daarnaast is de moeder van mening dat [voornaam minderjarige] toestemming moet krijgen om het project in Marokko af te maken. Revelino was depressief en het is fijn dat hij uit zijn omgeving is gehaald; het verblijf in Marokko doet hem goed. De advocaat verzoekt om in de beschikking op te nemen dat [voornaam minderjarige] naar Marokko terug mag gaan.
4.2.
De begeleider [persoon D] geeft ter zitting aan dat [voornaam minderjarige] het project in Marokko wil afmaken, maar dat hij hiervoor geen toestemming krijgt van de GI. Wat MPZ betreft kan [voornaam minderjarige] terug naar Marokko. Het doet hem goed. Voor MPZ was lastig te zien dat [voornaam minderjarige] depressief werd van het uitzichtloze verblijf bij MPZ. Het verblijf in Marokko heeft hem weer wat perspectief gegeven. Er wordt in Marokko per drie weken bekeken hoe het daar gaat en hoe lang het verblijf duurt. MPZ wil graag samenwerken met de jeugdbescherming, maar wegens het ontbreken van een jeugdbeschermer was dit de laatste maanden niet mogelijk.

5.De mening van [voornaam minderjarige]

5.1.
heeft een brief geschreven aan de kinderrechter en aan de Kinderrechter verteld dat hij graag naar huis wil, maar dat hij begrijpt dat dat zonder hulp en school niet kan. Hij vindt het jammer dat de jeugdbeschermer weer van zijn zaak af is, want dat was niet de afspraak. Tot hij naar huis kan, wil hij bij MPZ blijven wonen en het liefst zou hij de begeleiders van MPZ in eerste instantie ook houden als hij naar huis gaat. Ook wil hij het project in Marokko afmaken. Daar kan hij zichzelf zijn.

6.De beoordeling

6.1.
De kinderrechter heeft in de beschikking van 24 november 2023 beslist dat er op korte termijn duidelijkheid moest komen over het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] . Het is teleurstellend dat er sinds de vorige zitting weinig tot niets vanuit de GI is gedaan voor [voornaam minderjarige] . De jeugdbeschermer is vertrokken en niemand heeft het opgepakt. [voornaam minderjarige] verblijft nog steeds bij MPZ in Amsterdam. De begeleiding aldaar doet erg zijn best, maar loopt wegens het ontbreken van contacten met de jeugdbescherming en onduidelijkheid over het perspectief ook tegen een muur op. [voornaam minderjarige] wil het liefst terug naar huis, maar hij begrijpt dat hiervoor hulpverlening en school moet worden geregeld. Ook moeder wil dat [voornaam minderjarige] met passende ondersteuning en dagbesteding naar huis komt. Ter zitting heeft de GI aangegeven dat er zal worden toegewerkt naar een thuisplaatsing bij de moeder. De nieuwe jeugdbeschermer is bezig om de hulpverlening, onderwijs en dagbesteding te regelen. Ook wordt de jeugdreclassering erbij betrokken.
6.2.
Iedereen is het dus met elkaar eens dat het perspectief van [voornaam minderjarige] bij de moeder ligt. Er zijn kennelijk geen grote zorgen meer over de veiligheid van [voornaam minderjarige] , wat aan een teruggang naar moeder in het verleden in de weg stond. Voordat een thuisplaatsing kan plaatsvinden, dient er hulpverlening en school te worden geregeld. Alles wat de afgelopen periode had moeten worden opgepakt, zal nu alsnog moeten gaan gebeuren. De komende tijd dient de GI een concreet plan maken over de thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] . In het plan moet er duidelijkheid komen over de financiering en de wachtlijst van de Waag en de mogelijkheden voor school.
6.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Op basis van wat er ter zitting is besproken, ziet de kinderrechter evenwel aanleiding om de verlenging niet voor de gevraagde duur toe te wijzen, maar voor een periode van drie maanden. In deze drie maanden zal de GI met een plan moeten komen, waarin de thuisplaatsing bij moeder wordt geconcretiseerd, zodat duidelijk is hoe en op welke termijn deze thuisplaatsing kan plaatsvinden. Om een vinger aan de pols te houden, zal de kinderrechter het overige verzochte aanhouden tot de hierna genoemde pro forma datum.
6.4.
Ten aanzien van het verzoek van de advocaat om in de beschikking te bevelen dat [voornaam minderjarige] weer met MPZ naar Marokko mag, overweegt de kinderrechter als volgt. De kinderrechter ziet geen wettelijke basis voor de inwilliging van een dergelijk verzoek. Wel heeft de kinderrechter ter zitting aan de GI meegegeven dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is om zichzelf te ontwikkelen en er -mede door het ontbreken van betrokkenheid van de jeugdbescherming- de afgelopen maanden niet aan die ontwikkeling is gewerkt. Het heeft [voornaam minderjarige] aan enig perspectief ontbroken. De kinderrechter vindt dat zorgwekkend. Zolang er geen plan van de GI ligt, hij niet naar school kan en geen passende hulpverlening krijgt, lijkt deelname aan een project van MPZ in Marokko een voor de hand liggende optie om [voornaam minderjarige] aan zijn ontwikkeling te laten werken. De GI heeft op de zitting toegezegd dit opnieuw in overweging te nemen.
6.5.
De GI wordt verzocht om twee weken voor de hierna vermelde pro forma datum de kinderrechter een briefrapportage (met afschrift daarvan aan de moeder en haar advocaat)
over te leggen over de stand van zaken, met een concreet plan van aanpak met betrekking
tot een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij moeder, en daarin mee te nemen of het verzoek voor het overige al dan niet wordt gehandhaafd.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 juni 2024;
7.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
7.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot
1 mei 2024 pro forma;
7.4.
bepaalt dat [voornaam minderjarige] , de GI, de moeder en haar advocaat en de vader op de genoemde pro forma datum niet ter zitting hoeven te verschijnen;
7.5.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage (met afschrift daarvan aan de moeder en haar advocaat) te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024 door mr. A. van Luijck, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.E. Moerkerken als griffier, en op schrift gesteld op 13 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.