ECLI:NL:RBROT:2024:3582

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
71.229392.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van handel in cocaïne op basis van onvoldoende bewijs uit chatgesprekken

In de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van handel in cocaïne, heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2024 uitspraak gedaan. De verdachte was sinds 22 juni 2022 gedetineerd en er waren mobiele telefoons met chatgesprekken in beslag genomen die betrekking hadden op de handel in cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de chatgesprekken op zichzelf onvoldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de handel in cocaïne. Er was geen concrete transactie aangetoond en de verdachte had geen beschikkingsmacht over cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde, namelijk voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in cocaïne, wel bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weigerde de vordering tot gevangenneming van de verdachte, omdat het recidivegevaar niet langer aanwezig werd geacht. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71.229392.22
Datum uitspraak: 22 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Goedegebuure heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest en met bevel tot gevangenneming van de verdachte bij einduitspraak in eerste aanleg.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde medeplegen van handel in cocaïne kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. In de telefoons die bij de verdachte in beslag zijn genomen zijn afbeeldingen en chats aangetroffen waaruit een beeld naar voren komt dat hij zich al geruime tijd bezighoudt met de handel in drugs en dat hij die handel tijdens zijn detentie heeft voortgezet.
4.1.2.
Beoordeling en conclusie
Feiten en omstandigheden
De verdachte was sinds 22 juni 2022 gedetineerd in het Huis van Bewaring in Krimpen aan den IJssel. Bij doorzoekingen van zijn cel zijn zowel op 4 augustus als op 26 september 2022 mobiele telefoons aangetroffen met daarin een veelheid aan chatgesprekken.
Uit de verkeersgegevens van die telefoons is gebleken dat zij alleen zendmasten in de nabijheid van het Huis van Bewaring in Krimpen hebben aangestraald. De verdachte heeft ter zitting over die telefoons verklaard dat hij die in de ten laste gelegde periode, tijdens zijn detentie, heeft gebruikt. De verdachte wilde niets verklaren over de personen van de chatgesprekken en ook niets over de inhoud van die chatgesprekken.
Vrijspraak primair ten laste gelegde handel in cocaïne
In de op de telefoons aangetroffen chatgesprekken wordt onder andere gesproken over prijzen en kwaliteit van cocaïne en andere verdovende middelen, over voorraden en over het vervoeren en het afleveren van verboden middelen. Van een concrete transactie met betrekking tot cocaïne is echter niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de chatgesprekken op zichzelf onvoldoende om op basis daarvan tot een bewezenverklaring te komen van het medeplegen van handel in cocaïne. Het dossier bevat verder geen bewijs dat de verdachte (als medepleger) daadwerkelijk de beschikkingsmacht had over enige hoeveelheid cocaïne. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van handel in cocaïne.
Subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen
De verdediging heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode de gebruiker is geweest van de telefoons die in zijn cel zijn aangetroffen. Dat de telefoons ook door anderen werden gebruikt (zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard), is niet aannemelijk geworden. Daarbij betrekt de rechtbank – naast de bevindingen van het onderzoek naar de gebruiker van de telefoon en de inhoud van de chatgesprekken – eveneens dat de verdachte voor de telefoon die op 26 september 2022 is aangetroffen kennelijk een bedrag van € 2.500,- heeft betaald, hetgeen zich moeilijk laat rijmen met een (binnen de PI) gedeelde telefoon. De rechtbank schrijft de telefoons en de chatgesprekken die daarin zijn aangetroffen dan ook toe aan de verdachte. Uit die chatgesprekken en de overige bewijsmiddelen volgt dat er sprake is geweest van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in cocaïne, zodat het subsidiair ten laste gelegde hierna bewezen zal worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(subsidiair)
hij
in de periode van 1 juli 2022 tot en met 26 september 2022 te
Krimpen aan den IJssel, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verwerken, afleveren, verstrekken
envervoeren van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval van een middel vermeld op lijst I, zijnde telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen:
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te
doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam
te zijn en/of om daartoe middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en- zich en anderen middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit) heeft verschaf
timmers hebben hij en zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, (en cryptische) (chat-) gesprekken gevoerd waarin:
- wordt gesproken over de prijs van (blokken) cocaïne;
- wordt gesproken over de kwaliteit van (blokken) cocaïne ten behoeve van de verkoop, waarbij tevens foto’s van de (blokken) cocaïne werden uitgewisseld;
- toezeggingen worden gedaan met betrekking tot de inkoop en het transport van (blokken) cocaïne;
- wordt gesproken over het verplaatsen van (blokken) cocaïne;
- wordt geïnformeerd bij anderen over de beschikbaarheid van (blokken) cocaïne,
waar deze vandaan komen en voor welke prijs deze beschikbaar zijn, ten behoeve van de verkoop;
- wordt gesproken over de kwaliteit en de stempels van cocaïne, hetgeen invloed zou hebben op de verkoopprijs.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
subsidiair
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander te bewegen om dat feit te (doen) plegen of mede te plegen, en een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is betrokken geweest bij verschillende voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen. Gelet op de aard en inhoud van de aangetroffen chatgesprekken die de verdachte met anderen voerde, nota bene tijdens zijn detentie, hadden die onmiskenbaar betrekking op de handel in cocaïne. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen een schakel is geweest in de grootschalige internationale drugshandel, dat hij daaraan een bijdrage heeft geleverd en dat hij op de terechtzitting geen inzicht heeft gegeven in zijn beweegredenen.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Gelet hierop kan, anders dan de raadsman heeft betoogd, niet worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (al dan niet gecombineerd met een taakstraf).
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Op de voet van dit artikel zal met de veroordeling van de verdachte van 9 januari 2024 rekening worden gehouden. Daarbij is de verdachte veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het tijdsverloop sinds het plegen van het strafbare feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die op de zitting naar voren zijn gebracht. De verdachte is sinds medio 2022 niet meer met politie in aanraking gekomen en zegt zijn leven een andere wending te hebben gegeven. Hij wordt binnenkort opnieuw vader, heeft een baan en heeft goed contact met de reclassering (in het kader van een andere strafzaak). De rechtbank heeft dit in strafmatigende zin meegewogen. De rechtbank komt voorts tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en acht aanzienlijk minder bewezen dan het medeplegen van de handel in cocaïne waarvan de officier van justitie bij het formuleren van de strafeis is uitgegaan. De rechtbank komt daarom tot een lagere strafoplegging en zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Dit voorwaardelijk deel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Voorlopige hechtenis

De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van de verdachte afwijzen. De voorlopige hechtenis is met ingang van 9 januari 2024 opgeheven omdat het recidivegevaar niet langer aanwezig was. Weliswaar is thans sprake van ernstige bezwaren voor het subsidiair bewezenverklaarde feit, doch gesteld noch gebleken is dat sinds de opheffing van de voorlopige hechtenis sprake is van andere omstandigheden op grond waarvan het recidivegevaar opnieuw dient te worden aangenomen. De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het vluchtgevaar niet aanwezig, zodat er geen gronden zijn om de gevangenneming van de verdachte te bevelen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen
  • 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 aanhef onder B en 10a, eerste lid aanhef sub 3 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
vier (4) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Amperse voorzitter,
en mrs. L. Daum en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 22 maart 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 26 september 2022 te Krimpen
aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 26 september 2022 te
Krimpen aan den IJssel, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, , in elk geval van een middel vermeld op lijst I, zijnde (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen:
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te
doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam
te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of te verschaffen immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, een of meerdere (encryptische) (chat-) gesprekken gevoerd waarin:
- wordt gesproken over de prijs van (blokken) cocaïne;
- wordt gesproken over de kwaliteit van (blokken) cocaïne ten behoeve van de verkoop, waarbij tevens foto’s van de (blokken) cocaïne werden uitgewisseld;
- toezeggingen worden gedaan met betrekking tot de inkoop en het transport van (blokken) cocaïne;
- wordt gesproken over het verplaatsen van (blokken) cocaïne;
- wordt geïnformeerd bij anderen over de beschikbaarheid van (blokken) cocaïne,
waar deze vandaan komen en voor welke prijs deze beschikbaar zijn, ten behoeve van de verkoop;
- wordt gesproken over de kwaliteit en de stempels van cocaïne, hetgeen invloed zou hebben op de verkoopprijs.