ECLI:NL:RBROT:2024:3579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
10/342546-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot doodslag, veroordeling voor belaging en poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1977 en preventief gedetineerd, heeft de rechtbank Rotterdam op 22 april 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en belaging. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot zware mishandeling en belaging. De feiten vonden plaats op 27 december 2023, toen de verdachte met zijn auto op de aangeefster en een getuige afreed. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de doodslag, maar dat de verdachte wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden opgelegd, evenals een contact- en locatieverbod voor 3 jaar, dat dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank hield rekening met de impact van de feiten op de aangeefster en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/342546-23
Datum uitspraak: 22 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1977,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in het Detentiecentrum te [plaats] ,
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (poging tot doodslag) en onder 2 (belaging) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een contactverbod, een locatieverbod en een behandelverplichting, alsmede oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod, per overtreding te bestraffen met 1 week hechtenis (met een maximum van zes maanden), en de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de maatregel, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend en de raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 1
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt van de officier van justitie
Er is voldoende bewijs om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag. De verdachte is in zijn auto naar het huis van de aangeefster gereden en heeft daar geprobeerd op de aangeefster en de aangever in te rijden toen hij hen op straat zag lopen. Gezien de eerdere dreigende berichten heeft de verdachte opzet gehad op het inrijden op beiden en heeft hij daarbij ook de aanmerkelijke kans aanvaard dat het inrijden op beiden zou kunnen leiden tot dodelijk letsel.
4.2.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 1 impliciet primair en impliciet subsidiair ten laste gelegde. Aangevoerd is dat niet buiten redelijk twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De aangiftes komen niet met elkaar overeen en daarnaast is er geen steunbewijs.
4.2.3.
Beoordeling
Op basis van het dossier staat vast dat de verdachte op 27 december 2023 in de auto naar de woning van de aangeefster is gegaan en daar in de omgeving de aangeefster en de aangever zag lopen op de [straatnaam] . Volgens de verklaring van de aangeefster bevonden zij en de aangever zich op de inrit naar het parkeervak tussen de woningen van de [straatnaam] 52 en 54 toen de verdachte gas gaf en op hen is afgereden, waarna zij opzij moesten springen, omdat het voertuig verder de parkeerplaats op reed. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de aangifte van [slachtoffer 2] . De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de aangiftes/aangevers. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte heeft geprobeerd op de aangevers in te rijden.
De volgende vraag die moet worden beantwoord, is of de aangevers ten gevolge van het handelen van de verdachte hadden kunnen komen te overlijden en of de verdachte die aanmerkelijke kans had aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat de vastgestelde feiten en omstandigheden daar onvoldoende aanleiding toe geven. De verdachte reed weliswaar met een auto in de richting van de aangevers maar, mede omdat de verdachte een verhoging in het trottoir moest passeren en de auto zich op betrekkelijk korte afstand van de aangevers bevond toen deze optrok, niet kan worden vastgesteld dat de snelheid waarmee verdachte dat deed dusdanig hoog was dat de aangevers zouden kunnen komen te overlijden. Gelet hierop acht de rechtbank de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij de verdachte hiervan vrijspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Immers, naar algemene ervaringsregels levert een aanrijding van een voetganger door een auto die met meer dan geringe snelheid rijdt, de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Ook de verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest en de rechtbank is van oordeel dat de verdachte die aanmerkelijke kans dan ook heeft aanvaard.
4.2.4.
Conclusie
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair (poging tot doodslag) ten laste gelegde heeft begaan, maar acht wel het impliciet subsidiair (poging tot zware mishandeling) ten laste gelegde bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling) heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 27 december 2023 te Sommelsdijk, gemeente
Goeree-Overflakkee
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met zijn, verdachtes, auto ( op
die[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is af/ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 30 november
2023 tot en met 27 december 2023 te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee,
en Dordrecht
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door meermalen
- zich bij haar woning te begeven en
- meerdere brieven met bedreigende/intimiderende/dwingende teksten bij haar woning te bezorgen en achter te laten en
- haar (via social media)bedreigende/intimiderende/dwingende berichten en
e-mailste doen toekomen en
- telefonisch contact met haar op te nemen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, te dulden en
vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 2: belaging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. Ten eerste heeft de verdachte over een periode van één maand zijn ex-partner belaagd door naar haar huis toe te gaan en brieven achter te laten, en haar te bestoken met telefonische oproepen en via sociale media met berichten. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte is naar het huis van zijn ex-partner gereden. De expartner was samen met een vriend haar hond aan het uitlaten en de verdachte is op hen ingereden. Dit zijn ernstige feiten. De verdachte heeft door zijn handelen stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Het handelen van de verdachte heeft grote impact op haar gehad. De verdachte heeft met zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij haar veroorzaakt en versterkt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 februari 2024 waaruit blijkt dat de verdachte voor soortgelijke strafbare feiten niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage reclassering
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 maart 2024. De rechtbank heeft dit rapport betrokken bij haar overwegingen. Daarin wordt opgemerkt dat de verdachte zijn leven grotendeels op orde heeft, maar dat zij het psychosociaal functioneren van de verdachte, en dan met name de impulsbeheersing gezien de manier waarop hij reageert op een relatiebreuk, ziet als een risico verhogende factor. In een eerder rapport van 5 februari 2024 zag de reclassering niet direct de noodzaak om verdachte ambulant te laten behandelen op het punt van emotieregulering. Wel acht de recassering het van belang om de afstand die door de detentie van de verdachte tussen de hem en de aangeefster is gecreëerd, in stand te houden en elektronisch te monitoren. Het risico op herhaling kan niet worden ingeschat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden een meldplicht en een locatie-en contactverbod met elektronische monitoring.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij spijt heeft van zijn handelen, dat hij geen relatie meer wil met de aangeefster en dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank de slachtofferverklaring van de aangeefster in overweging genomen, waarin zij heeft aangegeven dat zij de verdachte geen kwaad toewenst, maar dat zij hoopt dat de verdachte hulp kan krijgen. De rechtbank heeft daarnaast gelet op het advies van de reclassering, inhoudende dat zij bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een behandelverplichting op te leggen, maar aangezien de reclassering daar geen aanleiding toe ziet, zal de rechtbank dat deel van de vordering niet volgen.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Naar het oordeel van de rechtbank laat de ernst van de feiten dat echter niet toe.
Ontzegging van de rijbevoegdheid
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zeer gevaarlijk rijgedrag heeft getoond doordat hij zijn auto heeft ingezet als middel om iemand anders zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Gelet hierop is een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig geboden. Nu de verdachte ter zitting heeft uitgelegd dat en waarom hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en de rechtbank het van belang acht dat de verdachte kan werken, zal zij de rijontzegging geheel voorwaardelijk opleggen.
38v-maatregel en dadelijke uitvoerbarheid
Ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren opgelegd. De maatregel houdt in:
  • een gebiedsverbod voor het gebied Goeree-Overflakkee tussen de N57 en de N59, waarbij de veroordeelde wel over de N57 en N59 mag rijden;
  • een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1976;
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] , wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 45, 57, 285b en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair impliciet primair (poging tot doodslag) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair impliciet subsidiair (poging tot zware mishandeling) en 2 (belaging) ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met aangeefster [slachtoffer 1] , geboren op 26 juli 1976, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit contactverbod voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Met elektronische monitoring via enkelband en slachtofferdevice kan de reclassering het genoemde slachtoffer informeren als betrokkene dichtbij komt;
3. de veroordeelde bevindt zich niet in het gebied Goeree-Overflakkee tussen de N57 en de N59, waarbij de veroordeelde wel over de N57 en N59 mag rijden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 jaren,inhoudende dat het volgende wordt bevolen:
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met aangeefster [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1976;
de veroordeelde bevindt zich niet in het gebied Goeree-Overflakkee tussen de N57 en de N59, waarbij de veroordeelde wel over de N57 en N59 mag rijden;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
2 weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op; de vervangende hechtenis zal in totaal ten hoogste
zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en D. Emmelkamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 27 december 2023 te Sommelsdijk, gemeente
Goeree-Overflakkee
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met zijn, verdachtes, auto (met hoge/toenemende snelheid) op de [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] is af/ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2023 te Sommelsdijk, gemeente
Goeree-Overflakkee
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling,
door
- met zijn, verdachtes, auto (met hoge/toenemende snelheid) op de [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af/in te rijden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: “Ik ga je doodmaken! Morgen ben je dood! Je weet
niet waar je mee bezig bent!”, althans woorden van gelijke
(dreigende/intimiderende) aard/strekking;
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 november
2023 tot en met 27 december 2023 te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee,
en/of Dordrecht, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door (meermalen)
- zich bij haar woning te begeven en/of
- een of meerdere brief/ven met bedreigende/intimiderende/dwingende teksten bij haar woning te bezorgen en/of achter te laten en/of
- haar (via social media) (bedreigende/intimiderende/dwingende) berichten en/of mails te doen toekomen en/of
- telefonisch contact met haar op te nemen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen.