ECLI:NL:RBROT:2024:3578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
10/006144-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en verduistering met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 22 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op 1 januari 1974, die beschuldigd werd van belaging en verduistering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 240 uren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook een contact- en locatieverbod opgelegd op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, dat direct uitvoerbaar is. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], door hen te belagen via sociale media en in de nabijheid van hun woning te vertoeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren kwetsende berichten heeft geplaatst en zich in de omgeving van de aangevers heeft opgehouden, wat heeft geleid tot een ernstige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen, waarbij [slachtoffer 1] € 10.000,- en [slachtoffer 2] € 11.796,78 aan schadevergoeding heeft gevorderd, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte aansprakelijk is voor deze schade en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/006144-23
Datum uitspraak: 22 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1974,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
raadsman mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers en de kinderen en een locatieverbod. Daarnaast een contact- en locatieverbod op grond van de 38v-maatregel voor de duur van 3 jaren. Zowel de bijzondere voorwaarden als de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
Aangevoerd is dat het laste gelegde feit kan worden bewezen. Tussen de verdachte en de medeverdachte was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, zodanig dat van medeplegen kan worden gesproken. De verdachte heeft zich aangesloten bij de handelingen van de medeverdachte.
4.1.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte van belaging moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van onderdeel 1 op de tenlastelegging is aangevoerd dat de verdachte niet in verband kan worden gebracht met c.q. aan de accounts waarmee de berichten op sociale media zijn geplaatst. Tevens kan ten aanzien van het bericht dat onder gedachtestreepje 9 is opgenomen niet worden bewezen dat het bericht is geplaatst in de ten laste gelegde periode.
Ten aanzien van onderdelen 2 en 3 kan niet worden bewezen dat verdachte degene is die de berichten en/of e-mailberichten heeft geplaatst en/of verstuurd; daarom dient de verdachte ook hiervan te worden vrijgesproken. Tevens is aangevoerd dat ten aanzien van de onderdelen 4, 5, 6 en 7 aanvullend bewijs ontbreekt. De aangiftes worden niet ondersteund door ander bewijs.
Ten slotte kan niet worden bewezen dat tussen de verdachte en de medeverdachte een nauwe en bewuste samenwerking bestond. De ten laste gelegde gedragingen kunnen ook niet als medepleger aan verdachte worden toegeschreven.
4.1.3.
Beoordeling
Inleiding
De aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna: de aangevers) hebben meerdere malen aangifte gedaan van belaging door de verdachte en de medeverdachte. De aangevers zouden in de periode van 6 juli 2021 tot en met 11 januari 2023 voortdurend zijn lastig gevallen door de verdachte en de medeverdachte. De verdachte is de ex-partner van aangever [slachtoffer 1] ; samen hebben zij drie kinderen.
Partiële vrijspraak onderdelen 1 (uitzondering gedachtestreepje 9), 2, 3, 4, 6 en 7
Onderdeel 1
Uit de aangiftes van de aangevers volgt dat er over hen vanaf verschillende social media accounts berichten op social media zijn geplaatst die een kwetsende en/of dreigende inhoud hadden. De meeste berichten zijn geplaatst vanaf de twitteraccounts: @ [accountnaam 1] , @ [accountnaam 2] , @ [accountnaam 3] en @ [accountnaam 4] . De geplaatste berichten zijn vanaf de hiervoor genoemde accounts meerdere malen geretweet. De medeverdachte heeft verklaard dat de twitteraccounts @ [accountnaam 2] en @ [accountnaam 4] van hem zijn en bij een onderzoek aan zijn telefoon bleek hij op alle twitteraccounts, behalve het account @ [accountnaam 3] te zijn ingelogd. De aangiftes zijn de belangrijkste bron van de verdenking. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat ook verdachte gebruik maakte van voornoemde accounts. De rechtbank is gelet op het voornoemde van oordeel dat niet onomstotelijk vaststaat dat de verdachte in deze handelingen
als (mede)plegereen aandeel heeft gehad.
Onderdeel 2
Uit de aangiftes blijkt dat de verdachte en/of medeverdachte meerdere malen kwetsend zouden hebben gereageerd op berichten die door de aangeefster op social media waren geplaatst. Ook hier zijn de aangiftes de belangrijkste bron van de verdenking. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte feitelijk een aandeel heeft gehad in het plaatsen van voornoemde berichten. De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte met deze handelingen iets te maken heeft gehad.
Onderdeel 3
De aangever [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat de medeverdachte op 10 en 31 augustus 2021 e-mailberichten vanuit diens e-mailadres info@ [accountnaam 2] .nl heeft verstuurd naar derden, waarin de aangever wordt beticht van machtsmisbruik. De medeverdachte heeft verklaard dat dat e-mailadres van hem is. Gelet op de verklaring van de medeverdachte is de rechtbank van oordeel dat niet onomstotelijk vaststaat dat de verdachte in deze handelingen als (mede)pleger een aandeel heeft gehad.
Onderdelen 4, 6 en 7
De aangevers hebben ook aangifte gedaan van de handelingen die als onderdelen 4, 6 en 7 ten laste zijn gelegd. Ook hier bestaat de verdenking voornamelijk uit de aangiftes. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen steunbewijs bevat dat de verdachte in deze handelingen als (mede)pleger een aandeel heeft gehad. Er is geen bewijs voor de stelling dat de verdachte contactgegevens van de aangevers aan derden heeft gegeven, verkiezingsflyers door de brievenbus heeft gedaan bij de aangevers of ballonnen en stickers heeft opgehangen in de buurt van de woning van de aangevers of de scholen van de kinderen. De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van deze onderdelen op de tenlastelegging.
Medeplegen
Verdachte zou strafrechtelijk – als medepleger – verantwoordelijk voor de bovengenoemde onderdelen kunnen worden gehouden als kan komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De verklaringen van de aangevers zijn de belangrijkste bron voor de verdenking dat de verdachte samen met de medeverdachte de in ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. Dit medeplegen wordt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, dat er sprake is geweest van medeplegen, zodat de verdachte ook in die zin van de handelingen die zijn vermeld onder de hierboven genoemde onderdelen, dient te worden vrijgesproken.
Onderdelen 1 (gedachtestreepje 9) en 5
Wel staat naar oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte de handelingen die zijn vermeld onder onderdeel 1 gedachtestreepje 9 en onderdeel 5, heeft begaan.
Het bericht dat is opgenomen onder gedachtestreepje 9 in de tenlastelegging is geplaatst vanaf het facebookaccount [voornaam verdachte] . De verdachte heeft tijdens haar verhoor op 11 januari 2023, toen haar naar het facebookaccount werd gevraagd, verklaard dat dat haar naam was en dat zij er verder niets over kwijt wilde. Ter terechtzitting heeft de verdachte een beroep op haar zwijgrecht gedaan toen haar werd gevraagd naar het facebookaccount. Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen waarin onderzoek naar het facebookaccount is gedaan en uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte op een foto is te zien die vanaf het account is geplaatst. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bericht heeft geplaatst.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat het bericht in de ten laste gelegde periode is geplaatst. De rechtbank verwerpt dit verweer. De aangevers hebben aangegeven dat zij dit bericht doorgestuurd hebben gekregen op 19 september 2021 van een medewerker van de jeugdbescherming. In de bijlage bij de aangifte staat dat het bericht gisteren, de rechtbank begrijpt 18 september 2021, om 09:47 uur is geplaatst. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat het bericht op 18 september 2021 is geplaatst, wat valt binnen de ten laste gelegde periode.
Uit de aangiftes volgt ook dat de verdachte meerdere malen bij de woning van de aangevers is geweest en dat de verdachte berichten op social media heeft geplaatst, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte in de buurt van de woning van de aangevers is geweest. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de aangevers voldoende worden ondersteund door deze berichten op social media. De rechtbank acht ook dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van de aangevers – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers kan worden gesproken in de periode van 6 juli 2021 tot en met 3 september 2022. Van de overige ten laste gelegde periode zal de verdachte worden vrijgesproken.
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde onder de onderdelen 1 (gedachtestreepje 9) en 5 heeft begaan; van de overige onderdelen wordt de verdachte vrijgesproken.
Feiten 2 en 3
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte nog niet de mogelijkheid heeft gekregen de spullen te overhandigen aan haar kinderen, zodat er geen sprake kan zijn van verduistering. Ook feit 3 kan niet worden bewezen omdat de verdachte zich het geld niet kan hebben toegeëigend aangezien de aangever het geld niet naar haar had overgemaakt.
4.2.1.
Beoordeling
De aangever heeft aangifte gedaan van verduistering van spullen van zijn kinderen. Deze aangifte wordt ondersteund door de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2022 en de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 9 maart 2022. De rechtbank heeft in haar beschikking bepaald dat de verdachte de persoonlijke spullen, die zijn opgenomen in de beschikking, binnen 14 dagen moet overhandigen. Uit de beschikking van het gerechtshof is gebleken dat de verdachte de spullen niet aan haar kinderen heeft overhandigd. Gelet hierop acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen, nu in de beschikking is opgenomen dat de verdachte er zorg voor moet dragen dat binnen 14 dagen de persoonlijke spullen via de gecertificeerde instelling bij de kinderen terecht zouden komen. Aangezien de verdachte dit niet heeft gedaan, heeft zij zich de spullen opzettelijk toegeëigend. Dat de beschikking zo moet worden gelezen, zoals verdachte betoogt, dat zij de spullen
persoonlijkaan de kinderen moest overhandigen, blijkt niet uit de tekst. Voor dat overhandigen had dus ook een tussenpersoon kunnen en moeten worden ingeschakeld.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte ten aanzien van de verduistering van een geldbedrag voldoende steun vindt in het dossier. Tussen de verdachte en de aangever was de afspraak gemaakt dat de verdachte in hun gezamenlijke woning mocht blijven wonen en dat de aangever de maandelijkse kosten voor de hypotheek en levensverzekering naar de rekening van de verdachte zou overmaken, waarna de bank de hypotheekkosten van de rekening van de verdachte zou afschrijven. Uit de bankafschriften die zich in het dossier bevinden, volgt dat de aangever in de ten laste gelegde periode iedere maand geld heeft overgemaakt naar de verdachte. Daarnaast volgt uit het bericht van de ING dat er op enig moment een betalingsachterstand was van € 1.221,64. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat de aangever niet zou hebben betaald dan ook onjuist. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van enig geldbedrag.
4.2.2.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
zij in de periode van 06 juli 2021 tot en met
3 september 2022te
Rotterdam en te ’s-Gravenhage wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door
1.
eenbericht en
eenfoto die betrekking hebben op voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] op sociale media te plaatsen, welk berichten/of foto een lasterlijke en kwetsende inhoud en strekking hebben, waaronder de volgende tekst:
- ' kinderen zitten opgesloten bij ouders welke de meerderheid in het kwade volgen', bij welke tekst een foto van voornoemde [slachtoffer 1] en/voornoemde [slachtoffer 2] is geplaatst 5. zich veelvuldig op te houden bij en in de omgeving van de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2]
met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2
zij in de periode van 10 februari 2022 tot en met 11 januari 2023 te
Rotterdam,
opzettelijk meerdere, persoonlijke goederen van de kinderen van
[slachtoffer 1] , waaronder fietsen en/kledingstukken en knuffels en
speelgoed en schoolspullen,
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of zijn kinderen, en welk
egoed
erenverdachte anders
dan door misdrijf onder zich had, te weten als houder en bewaarder ten behoeve
van de kinderen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
zij in de periode van 01 januari 2021 tot en met 01 oktober 2021 te
Rotterdam
opzettelijk meerdere geldbedragen toebehorende aan [slachtoffer 1] , en welk
e geldbedragen verdachteanders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als uitvoerder van betalingsverplichtingen met betrekking tot de hypotheek op de
woning gelegen op/aan het [adres 2] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1: belaging;
Feit 2: verduistering;
Feit 3: verduistering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Ten eerste heeft de verdachte zich gedurende een bepaalde periode schuldig gemaakt aan het belagen van haar ex-man en diens nieuwe partner. Verdachte heeft een belastend bericht geplaatst op sociale media, zij is meermaals naar de woning van de aangevers gegaan en zij heeft zich opgehouden in de omgeving van die woning. De verdachte heeft met haar handelingen ernstig inbreuk gemaakt op het persoonlijke leven van de aangevers. Hun gevoel van veiligheid is hun ontnomen. De rechtbank betreurt het dat de verdachte geen verantwoordelijkheid wil nemen voor haar daden en vraagt zich af hoe haar gedrag ten opzichte van de aangevers zal zijn in de toekomst. Daarnaast heeft de verdachte zich twee keer schuldig gemaakt aan verduistering. Zij heeft spullen die toebehoren aan haar kinderen niet teruggegeven nadat door de rechtbank was bepaald dat zij dat moest doen, en zij heeft geld verduisterd van haar ex-man, door de hypotheek niet te betalen, nadat haar ex-man daarvoor het benodigde bedrag aan haar had overgemaakt. Deze feiten worden de verdachte aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte een blanco strafblad heeft.
7.3.2.
Rapportage Reclassering
Op 4 april 2024 heeft Reclassering Nederland in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer in dat het toezicht goed is verlopen. De verdachte was in het begin van het toezicht wantrouwend en niet open over de zaken die speelden in haar leven, maar dit is gaandeweg het toezicht veranderd. Sinds april 2023 heeft de verdachte weer werk nadat zij een hele tijd thuis heeft gezeten. De verdachte heeft zich aan alle meldplichtafspraken gehouden en zij is inmiddels aangemeld bij de Waag. Daarnaast zijn er, aldus nog steeds de reclassering, geen meldingen van overtredingen van het contact- en locatieverbod bij de reclassering bekend. De benadeelden hebben echter ter zitting aangevoerd dat die overtredingen er wel degelijk zijn geweest en nog steeds plaatsvinden. Ook de officier van justitie heeft bevestigd dat er meerdere aangiftes liggen, die zien op gedragingen tijdens de schorsing. In het rapport van 31 maart 2023 heeft de reclassering aangegeven dat zij bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf adviseren met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een behandelverplichting, een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachte en een locatieverbod.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank een forse taakstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het kader van preventie en omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank zal bij het bepalen van de op te leggen bijzondere voorwaarden aansluiten bij het advies van de reclassering. De raadsman heeft verzocht geen contactverbod met de aangever op te leggen en het contactverbod met de kinderen van aangever [slachtoffer 1] te beperken tot de duur van één jaar. De rechtbank gaat met deze beperkingen niet mee. Ten aanzien van het contactverbod met de kinderen zal een hierna nog te noemen clausule worden opgenomen, die contact wel mogelijk maakt (uitsluitend) met toestemming en onder supervisie van een hulpverlenende instantie zoals de Jeugdbescherming en/of de Raad voor de Kinderbescherming.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
38v-maatregel en dadelijke uitvoerbaarheid
Ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
3 jarenopgelegd. De maatregel houdt in:
  • Een contactverbod met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1977 en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1991 en de kinderen [naam 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2007, [naam 2] , geboren op [geboortedatum 5] 2009 en [naam 3] , geboren op [geboortedatum 6] 2010. Ten aanzien van het contactverbod met de kinderen geldt dat contact enkel mag plaatsvinden met toestemming en onder supervisie van een hulpverlenende instantie zoals de Jeugdbescherming en/of de Raad voor de Kinderbescherming;
  • Een gebiedsverbod voor een straal van 5 kilometer van de [straatnaam 1] te ’sGravenhage ( [postcode 2] ) en de [straatnaam 2] te ’s-Gravenhage ( [postcode 3] );
  • Een contactverbod met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 7] 1967.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 1] heeft als benadeelde partij in verband met het onder 1 ten laste gelegde feit € 10.000, - aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2] heeft als benadeelde partij in verband met het onder 1 ten laste gelegde feit
€ 1.796,78 aan materiële schade en € 10.000, - aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van beide vorderingen. Zij heeft daarbij gevorderd deze hoofdelijk op te leggen en verzocht de vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente. Ten slotte heeft zij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
Primair heeft de verdediging verzocht de gevraagde vergoedingen af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vergoedingen moeten worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
De vordering van [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit onder 1 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht, doordat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Op grond van het door de benadeelde partij gestelde en uit het dossier gebleken omstandigheden blijkt dat de benadeelde partij vanaf 6 juli 2021 veelvuldig is lastiggevallen door de verdachte. Door de belaging heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde. Ter zitting is naar voren gekomen dat de benadeelde als gevolg hiervan in behandeling is bij een trauma-psycholoog, die een psychotrauma- of stress gerelateerde stoornis heeft vastgesteld. De onderbouwde vordering, die niet inhoudelijk door de verdediging is weersproken, zal volledig worden toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals is verzocht door de verdediging, om het gevraagde bedrag te matigen.
Naast verdachte wordt ook medeverdachte veroordeeld ter zake van belaging van aangevers, zij het dat het bij medeverdachte gaat om een andere pleegperiode en andere feitelijke handelingen. Verdachte en medeverdachte zijn daarom ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de toe te wijzen schadevergoeding. Als de medeverdachte de schadevergoeding (voor een deel) heeft betaald, hoeft de verdachte (dat deel) niet meer aan de benadeelde partij te betalen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden
veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil,
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022.
De vordering van [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit onder 1 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht, doordat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Op grond van het door de benadeelde partij gestelde en uit het dossier gebleken omstandigheden blijkt dat de benadeelde partij vanaf 6 juli 2021 veelvuldig is lastiggevallen door de verdachte. Door de belaging heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde. Ter zitting is naar voren gekomen dat door dit gedrag PTSS vastgesteld is bij de benadeelde. De onderbouwde vordering, die niet inhoudelijk door de verdediging is weersproken, zal volledig worden toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals is verzocht door de verdediging, om het gevraagde bedrag te matigen.
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit onder 1 rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft verzocht om een vergoeding van € 1.796,78 voor de kosten die zijn gemaakt voor behandeling bij de psycholoog doordat er bij haar door het bewezen verklaarde een PTSS diagnose is vastgesteld. De verdediging heeft verzocht deze vergoeding af te wijzen, omdat de onderbouwing van de diagnose in de visie van de verdediging onvoldoende is. De rechtbank volgt dit verweer niet. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er een diagnose is gesteld bij de benadeelde en dat zij hiervoor behandeling heeft ondergaan en daardoor kosten heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het verzochte bedrag voor vergoeding in aanmerking komt.
Naast verdachte wordt ook medeverdachte veroordeeld voor de belaging van aangevers, zij het niet als medeplegers van dezelfde feitelijke handelingen. Verdachte en medeverdachte zijn daarom ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de toe te wijzen schadevergoeding. Als de medeverdachte de schadevergoeding (voor een deel) heeft betaald, hoeft de verdachte (dat deel) niet meer aan de benadeelde partij te betalen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden
veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil,
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van schadevergoeding betalen een bedrag van € 10.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022 en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van schadevergoeding betalen een bedrag van € 11.796,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022 en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen,
Omdat de verdachte jegens de benadeelde partijen aansprakelijk is voor de schade die aan
hen is toegebracht. Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel wordt daarom passend
en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 285b en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door de forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal op geen enkele manier (direct of indirect) contact leggen of laten leggen met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1977 en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1991 en de kinderen [naam 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2007, [naam 2] , geboren op [geboortedatum 5] 2009 en [naam 3] , geboren op [geboortedatum 6] 2010. Ten aanzien van het contactverbod met de kinderen geldt dat contact enkel mag plaatsvinden met toestemming en onder supervisie van een hulpverlenende instantie zoals de Jeugdbescherming en/of de Raad voor de Kinderbescherming;
4. de veroordeelde zal op geen enkele manier (direct of indirect) contact leggen of laten leggen met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 7] 1967;
5. de veroordeelde zal zich niet begeven in een straal van 5 kilometer van de [straatnaam 1] te ’s-Gravenhage ( [postcode 2] ) en de [straatnaam 2] te ’sGravenhage ( [postcode 3] );
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 jaren,inhoudende dat wordt bevolen:
  • Een contactverbod met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1977 en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1991 en de kinderen [naam 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2007, [naam 2] , geboren op [geboortedatum 5] 2009 en [naam 3] , geboren op [geboortedatum 6] 2010. Ten aanzien van het contactverbod met de kinderen geldt dat contact enkel mag plaatsvinden met toestemming en onder supervisie van een hulpverlenende instantie zoals de Jeugdbescherming en/of de Raad voor de Kinderbescherming;
  • Een gebiedsverbod voor een straal van 5 kilometer van de [straatnaam 1] te ’sGravenhage ( [postcode 2] ) en de [straatnaam 2] te ’s-Gravenhage ( [postcode 3] );
  • Een contactverbod met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 7] 1967;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van ten hoogste
1 maand;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op; de vervangende hechtenis zal in totaal ten hoogste
zes maandenbedragen;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
234 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
117 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met haar mededader, zodat wanneer de één betaalt de ander in zoverre zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 10.000, - (zegge: tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met haar mededader, zodat wanneer de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 11.796,78 (zegge: elfduizend zevenhonderdzesennegentig euro en achtenzeventig eurocent), bestaande uit
€ 1.796,78 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer 1]te betalen
€ 10.000,- (hoofdsom,
zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 10.000, - niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer 2]te betalen
€ 11.796,78(hoofdsom,
zegge: elfduizend zevenhonderdzesennegentig euro en achtenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 11.796,78,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
93 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waaronder begrepen betaling door haar mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en D. Emmelkamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij in of omstreeks de periode van 06 juli 2021 tot en met 11 januari 2023 te
Vlaardingen en/of te Rotterdam en/of te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
1. veelvuldig, althans meerdere malen, berichten en/of foto's en/of video's die betrekking hebben op voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] op sociale media te plaatsen, welke berichten en/of foto's en/of video's veelal een intimiderende en/of dreigende en/of lasterlijke en/of kwetsende inhoud en/of strekking hebben, waaronder de volgende teksten:
- ' burgemeesters die niet geassocieerd willen worden met de #antisemiet [slachtoffer 1] aka # [bijnaam] verwijderen wijselijk hun tweets waarin hij benoemd wordt' en/of
- ' vanwege aangiftes van @ [bijnaam] die door menigeen de corrupte ontvoerder van [voornaam verdachte] haar #uithuisgeplaatse kinderen wordt genoemd' en/of
- ' ik zal de wraak laten zien van een vader wiens zoon #uithuisgeplaatst is vanwege mijn liefde voor Israel' en/of
- ' de kinderen van [voornaam verdachte] worden gediscrimineerd door hen te verbieden Kerstmis te vieren' en/of
- ' we willen dat de wet aangepast wordt zodat staatskindontvoerders de doodstraf krijgen' en/of 'wat te doen met gescheiden ouders waarvan er één meewerkt met de staatskindontvoerders' en/of
- ' ze zijn ontvoerd door die vrouw samen met die mensen waar ze nu ze verblijven' en/of
- '# [naam 1] # [naam 2] # [naam 3] begrijpen jullie hoe onlogische het is dat jullie gevangen zitten in Den Haag en jullie moeder niet mogen zien van de mensen waar jullie verblijven' en/of
- ' mensenhandel zichtbaar maken zegt [slachtoffer 2] die 3 kinderen heeft ontvoerd' en/of
- ' kinderen zitten opgesloten bij ouders welke de meerderheid in het kwade volgen', bij welke tekst een foto van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] is geplaatst en/of
- ' en in opdracht van deze kinderdief [slachtoffer 1] die zijn overheidsfunctie misbruikt en/of
- ' [slachtoffer 1] is een corrupte politie-agent' en/of
2. meerdere malen, althans eenmaal, kwetsend te reageren op berichten die door voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] op sociale media zijn geplaatst,
waaronder met de teksten:
- ' was het je meisjesdroom een gezin kapot te neuken' en/of
- ' ik ben de slet van [voornaam slachtoffer 1] en heb zijn gezin kapot geneukt' en/of
- ' ik een psychopathische slet en heb kinderen van [voornaam slachtoffer 1] ontvoerd' en/of
3. meerdere malen, althans eenmaal, sturen van e-mail(s) naar derden over voornoemde [slachtoffer 1] , in welke e-mail(s) voornoemde [slachtoffer 1] wordt beticht van machtsmisbruik en/of
4. meerdere malen, althans eenmaal, persoonlijke gegevens van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] , waaronder adresgegevens en/of telefoonnummers, te delen met derden en/of
5. zich veelvuldig, althans meerdere malen, op te houden bij en/of in de omgeving van de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] en/of
6. meerdere malen, althans eenmaal, stickers en/of ballonnen met daarop teksten
gericht aan de kinderen van voornoemde [slachtoffer 1] te plaatsen en/of op te hangen in de omgeving van de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] en/of in de omgeving van de school van de kinderen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
7. meerdere malen, althans eenmaal, flyers en/of documenten met daarop de foto van verdachte [medeverdachte] in de brievenbus van de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] te doen,
met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet
te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
zij in of omstreeks de periode van 10 februari 2022 tot en met 11 januari 2023 te
Rotterdam,
opzettelijk meerdere, althans een, persoonlijke goed(eren) van de kinderen van
[slachtoffer 1] , waaronder fietsen en/of kledingstukken en/of knuffels en/of
speelgoed en/of schoolspullen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of zijn kinderen, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders
dan door misdrijf onder zich had, te weten als houder en/of bewaarder ten behoeve
van de kinderen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2021 tot en met 01 oktober 2021 te
Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk meerdere, althans een, geldbedrag(en) ter hoogte van € 1.594,78, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als uitvoerder van betalingsverplichtingen met betrekking tot de hypotheek op de
woning gelegen op/aan het [adres 2] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.